ECLI:NL:RBGEL:2014:882

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
05/820553-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser op de Parallelweg te Opheusden

Op 12 oktober 2012 vond er een verkeersongeval plaats op de Parallelweg te Opheusden, waarbij een automobilist, verdachte, tijdens het inhalen van twee naast elkaar rijdende fietsers de linkerfietser raakte. Deze fietser viel ten val en liep een gebroken enkel op, waarvoor hij twee operaties moest ondergaan. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos en aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar oordeelde wel dat hij gevaar op de weg had veroorzaakt door de fietsers in te halen op een smalle weg. De rechtbank legde een geldboete van € 500 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden op. De uitspraak vond plaats op 12 februari 2014, na een zitting op 29 januari 2014, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820553-13
Datum zitting : 20 november 2013, 29 januari 2014
Datum uitspraak :12 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.W. Damstra, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
met dat door hem bestuurde motorrijtuig gereden op de weg, de parallelweg, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- heeft verdachte dat voertuig niet (tijdig) tot stilstand gebracht binnen een afstand die te overzien was, en/of
- heeft verdachte, - kennelijk met het voornemen om een of meer voor hem rijdende fietser(s) in te halen - zodanig gemanoeuvreerd dat hij met dat motorrijtuig is gereden en/of gebotst tegen een fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast en/of (dicht) voor verdachte bevond, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, (te weten een wond aan de kuit en/of een gebroken enkel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de parallelweg, niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, verdachte, en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- heeft verdachte dat voertuig niet (tijdig) tot stilstand gebracht binnen een afstand die te overzien was, en/of
- heeft verdachte, - kennelijk met het voornemen om een of meer voor hem rijdende fietser(s) in te halen - zodanig gemanoeuvreerd dat hij met dat motorrijtuig is gereden en/of gebotst tegen een fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast en/of (dicht) voor verdachte bevond, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Parallelweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte met dat motorrijtuig gereden en/of gebotst tegen een
fietser welke zich - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast en/of
(dicht) voor verdachte bevond;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 29 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.W. Damstra, advocaat te Apeldoorn.
De officier van justitie, mr. M.C. Jongtien-Polfliet, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 oktober 2012 te Opheusden in de gemeente Neder-Betuwe reed verdachte als bestuurder van een personenauto, te weten een Peugeot 206 op de Parallelweg [2] . De rijbaan van de Parallelweg heeft een gemeten breedte van circa 3 meter en heeft aan beide zijden een berm [3] . Verdachte zag dat er voor hem twee fietsers naast elkaar reden en hij wilde deze fietsers inhalen. Tijdens het inhalen is de personenauto van verdachte in aanraking gekomen met de linker fietser [4] . De fietser is ten val gekomen [5] . De fietser, [slachtoffer], heeft ten gevolge van deze aanrijding een gebroken enkel en een grote wond aan de kuit opgelopen. Er moesten twee operaties plaatsvinden en de geschatte duur van genezing was zes maanden [6] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een inschattingsfout heeft gemaakt door het slachtoffer in te halen. Er heeft een ongeval plaatsgevonden waardoor lichamelijk letsel is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Volgens de verdediging heeft verdachte de inhaalmanoeuvre zorgvuldig ingezet waardoor er geen sprake is van roekeloos dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Het slachtoffer [slachtoffer] is ten val gekomen doordat hij plotseling een zwabberende beweging maakte in de richting van de auto van verdachte op het moment dat verdachte de jongens op de fiets aan het inhalen was, aldus de verdediging. Het rijgedrag van verdachte evenmin kan worden gekwalificeerd als gevaarzettend nu op geen enkele wijze vast staat dat hij het verkeer in gevaar zou hebben gebracht en/of hinder zou hebben veroorzaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Er moet dus in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De breedte van de personenauto van verdachte, te weten een Peugeot 206, is gespecificeerd op 1,65 meter. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat op een drie meter brede weg onvoldoende ruimte is voor een personenauto, om met voldoende afstand tot de linker fietser, twee fietsers naast elkaar in te halen. Van de Kemp kan zich van het ongeval niets meer herinneren [7] . [getuige 1], die naast hem fietste, heeft het ongeval niet zien gebeuren [8] . De enige getuige van het ongeval reed achter verdachte en zag (plots) dat de auto van verdachte naar links uitweek [9] . Uit deze summiere verklaringen kan niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat het verdachte is geweest die bij zijn inhaal manoeuvre onvoldoende ruimte heeft geboden aan de fietsers. Daarbij weegt de rechtbank mee dat uit het onderzoek niet is komen vast te staan waar de auto van verdachte zich tijdens het inhalen precies bevond, op het wegdek of deels in de berm. In dat laatste geval kan immers niet zonder meer worden aangenomen dat er slechts 1.35m beschikbaar was voor de fietsers. Gelet op deze omstandigheden kan niet geheel worden uitgesloten dat de fietser tijdens de ingezette inhaalmanoeuvre een zwabberende beweging richting de auto van verdachte heeft gemaakt. Om die reden krijgt verdachte het voordeel van de twijfel en zal hij worden vrijgesproken van het eerste feit.
De rechtbank acht, op grond van zijn eigen verklaring, de verklaring van [slachtoffer], de verkeersongevallenanalyse en de geneeskundige verklaring wel bewezen dat verdachte gevaar heeft veroorzaakt op de weg, door met zijn personenauto twee naast elkaar rijdende fietsers, waaronder [slachtoffer], in te halen op een tamelijk smalle weg. Verdachte had moeten wachten tot de fietsers achter elkaar reden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Opheusden, gemeente Neder-Betuwe, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Parallelweg,
- kennelijk met het voornemen om een of meer voor hem rijdende fietsers in te halen - zodanig gemanoeuvreerd dat hij met dat motorrijtuig is gereden tegen een fietser welke zich op dat moment - gezien verdachtes rijrichting - rechts naast verdachte bevond, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van subsidiair tenlastgelegde feit:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van
€ 1.200,-, te vervangen door 22 dagen hechtenis en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van bewezenverklaring bij het opleggen van een straf er rekening mee te houden dat verdachte een first offender is.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de (blanco) juridische documentatie van verdachte, gedateerd 10 januari 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een verkeersovertreding begaan waardoor hij tegen een fietser is aangereden die als gevolg van die aanrijding zijn enkel heeft gebroken en twee operaties heeft moeten ondergaan. Uit de slachtofferverklaring van de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] blijkt dat de gevolgen van het handelen van verdachte voor zowel [slachtoffer] als zijn familieleden aanzienlijk zijn.
De rechtbank acht voor dit feit een geldboete op zijn plaats.
Gelet op het feit dat de rechtbank anders dan de officier van justitie, het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht, is de rechtbank van oordeel dat voor de afdoening van de onderhavige zaak kan worden volstaan met een lagere geldboete dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank acht vanuit het oogpunt van de normhandhaving een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, omdat verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal, evenals de officier van justitie, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Een betaling van een geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro)
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 10 dagen hechtenis.
Alsmede
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 3 (drie) maanden,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. R.M. Maanicus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Zuid, district De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL83N 2012101854, gesloten op 15 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 14 onderaan, 15 bovenaan.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse p. 5 van 16.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 15.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 januari 2014.
6.Een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, d.d. 26 februari 2013 p. 22 en verhoor van betrokkene [slachtoffer] p. 13.
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] p. 12.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] p. 8.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 7.