ECLI:NL:RBGEL:2014:868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
awb_arn_13_4287
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek wijziging maatschappelijke opvang op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Venezolaanse vrouw zonder geldige verblijfstitel, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiseres had een aanvraag ingediend voor wijziging van haar maatschappelijke opvang ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), met als doel bemiddeling naar reguliere woonruimte. De rechtbank heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat de gevraagde voorziening niet onder de reikwijdte van de prestatievelden van artikel 4, eerste lid, van de Wmo valt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar dochter sinds juli 2013 op een ander adres worden opgevangen. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor wijziging van de opvang, maar deze was door verweerder afgewezen op basis van een huisbezoek waaruit bleek dat de huidige opvang adequaat was. Eiseres betoogde dat zij en haar dochter uit de noodopvang moesten stromen en recht hadden op reguliere woonruimte, maar de rechtbank oordeelde dat de Wmo geen verplichting oplegt aan de gemeente om bemiddeling te bieden voor reguliere huisvesting.

De rechtbank concludeerde dat de door eiseres gevraagde voorziening niet valt onder de vier prestatievelden van de Wmo, die gericht zijn op het voeren van een huishouden, zich verplaatsen, sociale contacten en het aangaan van sociale verbanden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team Bestuursrecht
Zaaknummer: 13/4287 WMO

Uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen:
[eiseres], eiseres,
(gemachtigde: mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2013 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor wijziging van de maatschappelijke opvang ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2013 heeft verweerder het namens eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Namens eiseres is door de gemachtigde beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 februari 2014, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. Fischer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. de Ronde.

Overwegingen

1.
Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij verblijft sinds 2011 in Nederland zonder te beschikken over een geldige verblijfstitel. Eiseres heeft een dochter Angelina Valentina, die de Nederlandse nationaliteit heeft. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 juli 2012 (AWB 11/5567) ontvangt eiseres bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder. Sinds juli 2011 krijgen eiseres en haar dochter maatschappelijke opvang op grond van de Wmo, waarbij zij sedert 22 maart 2012 worden opgevangen op het adres [adres].
Op 4 februari 2013 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor wijziging van de opvang. Bij het besluit van 26 maart 2013 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen op de grond dat de huidige opvang aan de [adres] adequaat is. Dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat na een onaangekondigd huisbezoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor de stelling van eiseres dat de woning vanwege de rokerige ruimten en veelvuldig marihuanagebruik door de andere bewoners, ongeschikt zou zijn om door eiseres en haar vijfjarige dochter te worden bewoond.
3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres en haar dochter sinds juli 2013 worden opgevangen op het adres [ander adres]. In verband hiermee heeft eiseres de beroepsgronden met betrekking tot de opvang aan de [adres] ter zitting ingetrokken.
4.
Eiseres heeft in beroep voorts betoogd dat zij en haar dochter dienen uit te stromen uit de noodopvang en in aanmerking dienen te komen voor reguliere woonruimte. Naar de mening van eiseres heeft verweerder hierin een zorgplicht en dient hij, in samenspraak met de woningcorporaties, een passend huisvestingstraject aan te bieden. Temeer nu aan eiseres bij besluit van 13 december 2012 een urgentieverklaring is verstrekt, maar een woningcorporatie aan een woningzoekende zoals eiseres, die geen geldige verblijfstitel heeft, geen woning zal verhuren.
5.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres bemiddeling wenst naar een woning. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres gevraagde voorziening niet valt onder de reikwijdte van de prestatievelden van artikel 4, eerste lid van de Wmo. In artikel 4, eerste lid van de Wmo zijn vier prestatievelden vermeld, waarop de door verweerder te verstrekken voorzieningen gericht moeten zijn: het voeren van een huishouden, het zich verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden. Het toewijzen van een woning aan eiseres dan wel - zoals door de gemachtigde van eiseres ter zitting nader werd gepreciseerd - het bieden van hulp bij het vinden van een woning in de vorm van bemiddeling tussen de woningcorporaties en eiseres teneinde te trachten een woning voor eiseres en haar dochter te verkrijgen, valt niet onder één van deze vier genoemde taakvelden. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat hetgeen eiseres heeft verzocht onder verwijzing naar artikel 4 van de Wmo moet worden afgewezen.
6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, voorzitter, en mr. S.W. van Osch-Leysma en mr. W.H.A.C.M. Bouwens, leden, in aanwezigheid van M.G. van Engelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep