ECLI:NL:RBGEL:2014:8240

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
3172410 \ VV EXPL 14-158
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris en wettelijke rente in het kader van een uitzendovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, een uitzendkracht, betaling van achterstallig salaris en wettelijke rente van zijn werkgever, LM Consultancy B.V. Eiser stelt dat zijn arbeidsovereenkomst, die op 20 oktober 2011 is aangegaan, ten onrechte is beëindigd per 22 april 2014. De arbeidsovereenkomst was een fase A uitzendovereenkomst, waarbij de CAO voor Flexwerk van de ABU van toepassing was. Eiser heeft zijn werkzaamheden na het verstrijken van fase A voortgezet tot 16 januari 2014, waarna hij arbeidsongeschikt raakte. LM Consultancy heeft tot periode 5 van 2014 loon betaald, maar heeft daarna de betalingen stopgezet. Eiser vordert onder andere betaling van € 3.446,40 aan achterstallig salaris en wettelijke verhoging.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 22 april 2013. Eiser heeft zijn werkzaamheden daarna voortgezet, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals eiser stelt. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst in fase B geacht wordt te zijn aangegaan voor de duur van een jaar, tot 22 april 2014. Aangezien de vorderingen van eiser niet voor toewijzing in aanmerking komen, wordt hij in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 3172410 \ VV EXPL 14-158 \ 520
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtigde mr. N. Brands
toevoegingsnummer 2EU8342
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LM Consultancy B.V.
gevestigd te Zevenaar
gedaagde partij
gemachtigde mr. R.L.H. Boas
Partijen worden hierna [eiser] en LM Consultancy genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2014 met producties
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 8 juli 2014 mede inhoudende de pleitnotities van beide gemachtigden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 20 oktober 2011 een arbeidsovereenkomst – fase A met uitzendbeding gesloten. In artikel 1.2 wordt de CAO voor Flexwerk van de ABU (hierna: de CAO) van toepassing verklaard.
2.2.
In artikel 3.2 staat het volgende:
“De overeenkomst eindigt in de volgende gevallen van rechtswege en zonder dat opzegging vereist is:
a.
a) Als de terbeschikkingstelling eindigt op verzoek van de opdrachtgever (…)
b) Bij melding van ziekte of ongeval (…)
c) De dag voordat Werknemer zou instromen in fase B van de CAO
d) De laatste dag voorafgaand aan de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt
e) Zodra het identiteitsbewijs en/of de tewerkstellingsvergunning en/of de verblijfsvergunning zijn verlopen, (…)”.
2.3.
In artikel 3.3 is bepaald:
“Als de overeenkomst door voorwaarde a) of b) is beëindigd, kan deze herleven. Dat wil zeggen dat de Werknemer op basis van deze overeenkomst weer in dienst treedt en dat de overeenkomst dus niet opnieuw verstrekt en ondertekend hoeft te worden. Voorwaarde hierbij is dat Werknemer in de tussenliggende periode niet bij een andere werkgever in dienst is geweest. Als de overeenkomst door voorwaarde c) of d) of e) is beëindigd moet eerst een nieuwe overeenkomst worden verstrekt en ondertekend.”.
2.4.
In artikel 13 van de toepasselijke CAO staat het volgende:
“1. Fase A
a. De uitzendkracht is werkzaam in fase A zolang deze nog niet meer dan 78 weken voor dezelfde uitzendonderneming heeft gewerkt.
b. Fase A duurt 78 gewerkte weken. De uitzendkracht is niet werkzaam in fase B (zie hierna lid 2 van dit artikel) zolang nog niet in meer dan 78 weken is gewerkt voor dezelfde uitzendonderneming.
(…)
2. Fase B
a. De uitzendkracht is werkzaam in fase B zodra de uitzendovereenkomst na voltooiing van fase A wordt voortgezet, of als binnen 26 weken na voltooiing van fase A een nieuwe uitzendovereenkomst met dezelfde uitzendonderneming wordt aangegaan.
b. Fase B duurt twee jaar. De uitzendkracht is niet werkzaam in fase C (zie hierna lid 3 van dit artikel) zolang niet meer dan twee jaar is gewerkt in fase B en/of niet meer dan acht detacheringsovereenkomsten voor bepaalde tijd in fase B zijn overeengekomen met dezelfde uitzendonderneming.
c. In fase B is de uitzendkracht steeds werkzaam op basis van een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd, tenzij uitdrukkelijk een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen.
(…)”.
2.5.
Na het verstrijken van fase A (per 22 april 2013) heeft [eiser] zijn werkzaamheden
voortgezet tot 16 januari 2014; sinds die datum is hij arbeidsongeschikt.
2.6.
LM Consultancy heeft tot periode 5 van 2014 loon betaald aan [eiser] , sindsdien niet meer.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat LM Consultancy wordt veroordeeld:
I. tot betaling van het achterstallig salaris van € 3.446,40, althans een voorschot groot € 3.446,40, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. tot vergoeding van de wettelijke rente over het onder I. vermelde bedrag vanaf het moment van opeisbaarheid tot het moment van volledige betaling;
III. tot voldoening van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50%, althans een in goede justitie te bepalen percentage:
IV. tot (door)betaling van het gebruikelijke salaris, althans een voorschot daarop, groot € 1.723,20 per weken zolang er sprake is van arbeidsongeschiktheid, dan wel € 1.893,63 per vier weken vanaf het moment dat hij niet langer arbeidsongeschikt is, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, zulks op de gebruikelijke momenten van betaling.
Verder vordert hij een veroordeling van LM Consultancy in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien en voor zover betaling daarvan niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, alsmede een veroordeling in de nakosten.
Ter zitting heeft [eiser] zijn eis vermeerderd; volgens hem heeft hij recht op een bedrag van circa € 1.808,35 bruto aan vakantiegeld, terwijl hij, overigens zonder specificatie, op
26 juni 2014 (slechts) een bedrag van € 793,19 netto heeft ontvangen. Tot slot stelt de kantonrechter vast dat [eiser] heeft verzuimd de door hem onder punt 11. van de dagvaarding vermelde buitengerechtelijke incassokosten op te nemen in het petitum.
3.2.
Volgens [eiser] is LM Consultancy ten onrechte per 22 april 2014 gestopt met het betalen van zijn loon. Primair stelt hij zich op het standpunt dat er (inmiddels) sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, subsidiair dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 22 april 2015.
3.3.
LM Consultancy heeft de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst met [eiser] , gelet op het bepaalde in artikel 7:668 BW, is geëindigd per 22 april 2014. Verder heeft zij zich verzet tegen de vermeerdering van eis; volgens haar is deze in strijd met de goede procesorde, nu [eiser] hiermee eerst ter zitting komt.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst ligt de vraag voor of de eisvermeerdering dient te worden toegelaten, welke vraag de voorzieningenrechter ontkennend beantwoordt. LM Consultancy heeft zich immers niet adequaat – met bijvoorbeeld een berekening – kunnen verweren naar aanleiding van [eiser] ’s betoog dat het door hem ontvangen bedrag aan vakantiegeld te laag is. De eisvermeerdering zal dan ook, als strijdig met de goede procesorde, niet worden toegelaten.
4.2.
Verder moet in deze procedure worden beoordeeld of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de onderhavige procedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op stellingen die erkend of onweersproken zijn of die aannemelijk zijn geworden.
4.3.
Gelet op de aard van zijn vorderingen heeft [eiser] een spoedeisend belang bij die vorderingen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst – fase A van rechtswege is geëindigd per
22 april 2013. Evenmin is in geschil dat [eiser] nadien zijn werkzaamheden heeft voortgezet. Nu enige discussie dienaangaande is gesteld noch gebleken, zou artikel 7:668 lid 1 BW meebrengen dat er vanaf 22 april 2013 sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. Voormeld artikel bepaalt immers dat indien een arbeidsovereenkomst, na het verstrijken van de tijd zoals bedoeld in artikel 667 lid 1 BW, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, zij wordt geacht voor dezelfde tijd (ten hoogste voor een jaar) op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan.
[eiser] heeft echter gesteld dat partijen artikel 7:668 BW in artikel 3.3 van de overeenkomst expliciet hebben uitgesloten. Het ontbreken van afspraken over (de duur van) de arbeidsovereenkomst brengt volgens hem dan ook mee dat thans sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit betoog faalt. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat met voormeld artikel 3.3 inderdaad is bedoeld een stilzwijgende voortzetting van de arbeidsovereenkomst uit te sluiten – hetgeen overigens wordt betwist – heeft LM Consultancy uit het feit dat [eiser] na voltooiing van fase A zonder tegenspraak zijn werkzaamheden heeft voortgezet anders kunnen en mogen afleiden.
4.5.
Vervolgens ligt nog de vraag voor of met het bepaalde in artikel 13 lid 2 van de CAO is bedoeld af te wijken van artikel 7:668 BW, in die zin dat stilzwijgende voortzetting van de uitzendovereenkomst na voltooiing van fase A leidt tot een arbeidsovereenkomst voor de (gehele) duur van fase B. Voor een dergelijke uitleg van voormeld artikel bestaat geen aanleiding. Het enkele feit dat fase B – waarin (maximaal) acht detacheringsovereenkomsten kunnen worden overeengekomen – twee jaar duurt, is daarvoor onvoldoende.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat, bij gebreke van een andersluidende afspraak, de arbeidsovereenkomst in fase B wordt geacht te zijn aangegaan voor de duur van een jaar, te weten tot 22 april 2014. Dit betekent dat het gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.7.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van
LM Consultancy begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op