Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[verzoeker sub 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot goedkeuring van de onderhandse executieverkoop van een onroerende zaak. Het verzoek werd ingediend door SDC Investments B.V. en betrof een onroerende zaak gelegen aan [adres landgoed] te [plaatsnaam]. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.H.G.M. van Berkel, vroeg om verlof op basis van artikel 3:268 lid 2 BW, om de onroerende zaak te verkopen volgens een bij het verzoek gevoegde koopovereenkomst met New Spring Ventures Limited. De verweerster, ING Bank N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Netten, maakte bezwaar tegen het verzoek en stelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een verzoek van dezelfde strekking was ingediend, dat tijdens de mondelinge behandeling was ingetrokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de mogelijkheid van onderhandse executieverkoop een uitzondering is op de hoofdregel van openbare verkoop, en dat het verzoek niet in het belang van de opbrengst was, maar mogelijk om de executieverkoop te frustreren. De rechtbank concludeerde dat de wetgever niet heeft bedoeld om een tweede verzoek mogelijk te maken, gezien de risico's van vertraging en misbruik die daarmee gepaard gaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek, wat betekent dat de voor 23 oktober 2014 geplande veiling niet vervalt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door mr. J.D.A. den Tonkelaar.