ECLI:NL:RBGEL:2014:8200
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verzoek tot betaling van bruidsschat in het familierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 november 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met Marokkaanse nationaliteit. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om de man te veroordelen tot betaling van het restant van de bruidsschat, die in de huwelijksakte was vastgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man het uitsluitend gebruiksrecht van de echtelijke woning had op basis van een voorlopige voorziening, terwijl de vrouw de huurpenningen voor die woning had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de man niet ongerechtvaardigd was verrijkt, omdat de vrouw, ondanks het feit dat zij geen gebruik mocht maken van de woning, de huur had betaald. De rechtbank verwees naar de artikelen 1:81 en 1:84 van het Burgerlijk Wetboek, die de verplichtingen van echtgenoten onderling regelen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om het restant van de bruidsschat te betalen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de man niet had aangetoond dat het restant van de bruidsschat al was voldaan aan de ouders van de vrouw, en dat de vrouw recht had op de uitbetaling van het restant. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en veroordeelde de man tot betaling van een bedrag van € 1.781,90 aan de vrouw. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter A.E.M. Overkamp, in aanwezigheid van griffier G.E.C. van Brenk.