In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2014 een vonnis gewezen in een incident betreffende een voorlopige voorziening. Eiseres, de besloten vennootschap Royal Smit Transformers B.V., gevestigd te Nijmegen, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagden ProRail B.V., Railinfratrust B.V. en BAM Rail B.V. De vordering betreft de continuering van de gangbare praktijk voor het transport van grote transformatoren over een spoorwegovergang aan de Groenestraat te Nijmegen. Smit stelt dat zij sinds 1913 een fabriek exploiteert die transformatoren produceert, welke per dieplader naar de Oostkanaalhaven te Nijmegen worden vervoerd. Dit transport vereist bijzondere maatregelen, zoals het tijdelijk uitschakelen van de spanning op de bovenleiding van de spoorweg en het optillen van deze bovenleiding.
Smit vordert dat ProRail en BAM de gangbare praktijk van het transport blijven volgen tot er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak is gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende processueel belang is voor Smit om deze voorlopige voorziening te verzoeken. ProRail heeft zich bereid verklaard om de bestaande gang van zaken nog enige tijd te gedogen, terwijl BAM heeft betoogd dat zij niet heeft aangekondigd de werkzaamheden te staken, maar dat zij een redelijke risicoverdeling met Smit wil overeenkomen.
De rechtbank heeft in het incident beslist dat ProRail en BAM de gangbare praktijk van de transporten van grote transformatoren van Smit moeten continueren voor de duur van het geding. Tevens is een dwangsom van € 25.000,- per dag opgelegd voor elke dag dat ProRail of BAM nalaat aan deze veroordelingen te voldoen, met een maximum van € 1.000.000,-. De beslissing over de kosten is aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.