Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Financiën),
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST, kantoor Almelo (voorheen
Belastingdienst Oost),
1.Het procesverloop
- de brieven van mr. Huisman voornoemd van 17 en 21 oktober 2014, met bijlagen;
2.Het verzoek
“feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de Ontvanger in 2008 nodeloos en zonder rechtsgrond beslagen heeft gelegd onder vennootschappen die tot het [naam 1] concern behoren”; de punten 2 tot en met 8 betreffen – kort gezegd – de informatie die de Ontvanger op meerdere momenten aan het Ministerie heeft verstrekt en de wijze waarop het Ministerie daarmee is omgegaan.
3.Het verweer
4.Beoordeling
“aan te tonen dat de door de Ontvanger bij het vragen van toestemming tot het treffen van invorderings- en/of executiemaatregelen gepresenteerde feiten zodanig onjuist en onvolledig waren, dat het voor het Ministerie kenbaar was, althans hoorde te zijn, dat deze presentatie niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen.”De Staat heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld de beschikking van de rechtbank Den Haag niet te zullen aanvechten, zodat ervan uitgegaan moet worden dat het geplande voorlopig getuigenverhoor daadwerkelijk plaats zal vinden.