ECLI:NL:RBGEL:2014:8159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
263276
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad in leaseovereenkomst

In deze zaak vorderde Kaan schadevergoeding van EBAG Truck Lease B.V. op basis van een toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad. De rechtbank Gelderland behandelde de zaak in eerste aanleg en oordeelde dat de vorderingen van Kaan niet toewijsbaar waren. De rechtbank startte met de beoordeling van de verjaring, het meest verstrekkende verweer van EBAG. Kaan had volgens zijn eigen stellingen al in februari 2004 kennis genomen van de schade, waardoor de verjaringstermijn van vijf jaar in februari 2009 was verstreken. De rechtbank concludeerde dat de verjaring niet was gestuit, omdat de door Kaan overgelegde stukken niet voldeden aan de eisen voor stuiting van de verjaringstermijn. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Kaan op basis van verjaring reeds afstuit.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de vordering tot schadevergoeding ook afstuit op het vereiste van verzuim. Kaan had niet aangetoond dat EBAG in verzuim was geraakt, aangezien er geen schriftelijke ingebrekestelling was verzonden. De rechtbank concludeerde dat Kaan geen aanspraak kon maken op schadevergoeding, omdat EBAG niet in verzuim was geraakt. Ten aanzien van de subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad, oordeelde de rechtbank dat deze stelling door EBAG gemotiveerd was betwist en door Kaan onvoldoende was onderbouwd.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Kaan af en veroordeelde hem in de proceskosten aan de zijde van EBAG, die op € 3.680,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.S.T. Belt op 26 november 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/263276 / HA ZA 14-241
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te Breda,
eiser,
advocaat mr. K. Boerjan te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EBAG TRUCK LEASE B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. T.J. van Veen te Ede.
Partijen zullen hierna Kaan en EBAG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 juli 2014
  • de akte overlegging producties van Kaan (productie 18)
  • de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis
  • het verkort proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
EBAG houdt zich bezig met de verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen, caravans en aanhangwagens. EBAG Truckcenter Ede B.V. verkoopt en onderhoudt trekkers en opleggers en behoort tot dezelfde groep van ondernemingen waartoe ook EBAG behoort.
2.2.
Op 10 augustus 2002 zijn partijen een schriftelijke huurovereenkomst aangegaan (hierna: de overeenkomst), waarbij EBAG vanaf 10 augustus 2002 aan Kaan heeft verhuurd een voertuig (trekker) van het merk DAF type FT95XG430€3 van bouwjaar 2000 en met kenteken BN-DJ-34. Ingevolge artikel 17.2 van de overeenkomst is de huur per maand bij voortuitbetaling verschuldigd en bedraagt € 1.294,31 per maand gedurende de huurperiode van 48 maanden. Ingevolge artikel 17.4 heeft de huurder aan het einde van de huurperiode, op 9 augustus 2006, het recht van koop. De koopsom per die datum is dan nog € 5.300,00, exclusief btw.
2.3.
Op 10 augustus 2002 heeft EBAG het voertuig aan Kaan ter beschikking gesteld.
2.4.
Bij brief van 15 januari 2004 heeft EBAG aan Kaan geschreven dat vanwege de aanhoudende achterstand in de termijnbetalingen, het contract met onmiddellijke ingang wordt opgezegd en Kaan de resterende termijnen met boete en rente verschuldigd is. Tevens wordt Kaan in deze brief gesommeerd de overige openstaande facturen bij EBAG-vestigingen ten bedrage van totaal € 25.364,42 over te maken en het voertuig binnen twee dagen ter hand te stellen van EBAG Truckcenter B.V.
2.5.
Op 11 februari 2004 heeft Kaan het voertuig bij EBAG neergezet en de sleutels ingeleverd dan wel heeft EBAG de sleutels van het voertuig ingenomen.
2.6.
Bij brief van 18 januari 2006 heeft de heer Snikkers van Snikkers & Partners, administratie en belastingadviseurs, namens Kaan aan EBAG geschreven dat per januari 2004 reeds een bedrag van € 57.346,31 aan EBAG was voldaan waardoor Kaan volgens hem voldoende had betaald om aan zijn leaseverplichtingen te voldoen. Deze brief sluit af met ‘Graag zien wij dan ook van u een opstelling van alle nota’s die zijn verstuurd inzake dit contract en hoeveel u heeft ontvangen van de heer Kaan en Transitus.’
2.7.
Bij de stukken bevindt zich een e-mail van 12 juni 2008 van Kaan aan EBAG met de volgende inhoud:
Geachte meneer[naam]
Hierbij krijgt u voor de laatste keer de kans om de gemaakte schade aan Kaan Transport te betalen.
Totaal schade bedrag is 8.000.000,- euro.
Betalen kunt u doen op rekening van ULAI TRANSPORT LTD postbank rekeningnummer 3367227.
Indien u niet binnen 7 dagen betaald zullen er gerechtelijke stappen worden genomen.
Ik hoop spoedig van te horen.
Met vriendelijke groet,
[eiser]
2.8.
Op 6 januari 2010 heeft ten kantore van EBAG een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Namens EBAG waren daarbij aanwezig de heer [naam], bestuurder van EBAG, en de heer [naam] van EBAG Trucks. Kaan werd vergezeld door twee vrienden. Van deze bespreking is door één van deze vrienden van Kaan, de heer [naam] een gespreksverslag opgesteld dat als volgt eindigt:
(…)
Concreet samengevat:
Indien blijkt uit bewijsstukken dat al dan niet opzettelijk kan worden bewezen dat een der partijen nalatig is geweest in navolging van de gemaakte afspraken, wil Dhr. Kaan zijn geleden schade verhalen op deze partij.
2.9.
In een e-mail van 9 november 2010 heeft een vriend van Kaan, [naam], aan Schräder geschreven dat de trekker ten tijde van de inbeslagname reeds volledig was betaald en heeft hij gevraagd wat er met de oplegger is gebeurd.
2.10.
Bij brief van 12 september 2011 heeft een eerdere advocaat van Kaan EBAG verzocht om alsnog te reageren op de brief van 18 januari 2006, waarna hij EBAG bij brief van 29 september 2011 aansprakelijk heeft gesteld voor de door Kaan geleden en nog te lijden schade. Na het verstrijken van een periode van ruim twee jaar zijn op 10 december 2013 en op 14 januari 2014 namens Kaan opnieuw sommaties verzonden aan EBAG. EBAG heeft de gestelde aansprakelijkheid telkens betwist.

3.Het geschil

3.1.
Kaan vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Voor recht te verklaren:
a. dat tussen partijen op 10 augustus 2002 een financial leaseovereenkomst is gesloten, uit hoofde waarvan Kaan een kooprecht heeft verkregen ten aanzien van de truck met kenteken BN-DJ-34;
b. primair: dat EBAG toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de genoemde financial leaseovereenkomst, zonder het door EBAG genoten voordeel als gevolg van de inbeslagname van de truck te verrekenen met Kaan, en zonder vergoeding van (naderhand) door Kaan geleden schade, en subsidiair: dat sprake is van een toerekenbare onrechtmatige daad;
2. EBAG te veroordelen tot betaling aan hem van € 59.726,03 met rente;
3. EBAG te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.785,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4. EBAG te veroordelen tot vergoeding van de door Kaan als gevolg van deze gedraging geleden schade nader op te maken bij staat;
met veroordeling van EBAG in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Kaan legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Kaan heeft op wisselende momenten betalingen aan EBAG verricht en had per 1 januari 2004 in totaal de volgende bedragen aan EBAG voldaan:
  • op bankrekeningnummer 30.70.99.059 ten name van EBAG Lease € 24.984,51
  • op bankrekeningnummer 38.70.55.444 ten name van EBAG Trucks € 31.361,80.
In totaal had hij per 1 januari 2004 derhalve € 56.346,31 aan EBAG voldaan, terwijl hij op dat moment op grond van de overeenkomst pas een bedrag van € 22.003,27 (17 termijnen) verschuldigd was. Door de overeenkomst op 11 februari 2004 te ontbinden en de truck in beslag te nemen, is EBAG toerekenbaar tekort geschoten jegens Kaan, althans heeft zij onrechtmatig gehandeld. Zij is dan ook verplicht de hierdoor ontstane schade aan Kaan te vergoeden. Indien EBAG tot ontbinding van de financial leaseovereenkomst mocht overgaan, had zij op grond van artikel 7A:1576t BW het door haar genoten voordeel als gevolg van de ingenomen truck dienen te verrekenen. De rechtbank begrijpt dat Kaan ook het achterwege blijven van een dergelijke verrekening aanmerkt als een toerekenbare tekortkoming van EBAG.
3.3.
EBAG voert verweer. Zij voert aan dat zij niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens Kaan. Kaan heeft niet stipt aan zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst voldaan doordat hij niet telkens bij vooruitbetaling € 1.294,31 aan EBAG heeft voldaan. Dit wordt door Kaan ook erkend in de dagvaarding. EBAG mocht op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst dan ook tot ontbinding overgaan en de truck weer tot zich nemen.
Betalingen aan EBAG Trucks zijn geen betalingen aan EBAG. De betalingen hadden moeten plaatsvinden aan EBAG Lease. Uit de brief van EBAG aan Kaan van 15 januari 2004 blijkt dat Kaan in het verleden ook andere overeenkomsten, zoals onderhoudscontracten, had met EBAG Truckcenter Ede, zodat een deel van de door Kaan vermelde betalingen ook betrekking kan hebben gehad op die overeenkomsten. EBAG heeft nimmer afgesproken met Kaan dat de hoogte van het maandbedrag mocht wisselen. Dit zou haar bedrijfsvoering in financieel opzicht op zijn kop zetten. Zij beschikt niet meer over haar administratieve gegevens uit de periode 2002-2004 en hoeft daar ook niet meer over te beschikken gelet op de bewaartermijn van zeven jaar. Mede gelet op het feit dat het hier betalingen betreft die langer dan zeven jaar geleden zouden hebben plaatsgevonden, heeft Kaan zijn recht verwerkt om op basis van die gestelde betalingen de onderhavige vordering in te stellen. Voorts is de door Kaan ingestelde vordering tot schadevergoeding verjaard, ontbreekt het vereiste verzuim aan de zijde van EBAG en heeft Kaan onvoldoende gesteld ter onderbouwing van het gestelde onrechtmatige handelen van EBAG.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van Kaan zijn gebaseerd op toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad en strekken tot schadevergoeding. Voor zover EBAG de overeenkomst terecht heeft ontbonden, stelt Kaan dat EBAG toerekenbaar tekort is geschoten in verband met het achterwege blijven van de in artikel 7A:1576t BW bedoelde verrekening. Hierin is bepaald dat indien bij ontbinding van de overeenkomst van huurkoop wegens niet-nakoming van de koper de verkoper in een betere vermogenspositie zou geraken, volledige verrekening plaatsvindt. Kaan stelt dat het genoten voordeel als gevolg van de ingenomen truck dient te worden gesteld op het onder 2. van het petitum gevorderde bedrag aan schadevergoeding. De rechtbank zal eerst de verjaring, het meest verstrekkende verweer van EBAG, behandelen.
4.2.
Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW is de verjaringstermijn voor schadevergoedings-vorderingen vijf jaar en vangt deze aan op de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Kaan was volgens zijn eigen stellingen direct na de inbeslagname van het voertuig (volgens EBAG: teruggave van het voertuig) in februari 2004 op de hoogte van de door hem geleden schade aangezien hij stelt de daaropvolgende dag al met zijn zus bij EBAG te hebben geklaagd over de ongerechtvaardigde inbeslagname. In beginsel was de verjaringstermijn derhalve reeds verstreken in februari 2009. Dan is de volgende vraag of de verjaringstermijn door of namens Kaan is gestuit voor het verstrijken van die termijn van vijf jaar. Stuiting geschiedt door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (art. 3:317 lid 1 BW). Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de onder 2.6 genoemde brief van 18 januari 2006, voor zover deze is ontvangen bij EBAG, hetgeen zij betwist, geen stuitende werking heeft. Voor wat betreft de door Kaan voorafgaand aan de zitting in het geding gebrachte e-mail van 12 juni 2008 geldt het volgende.
4.3.
Het moet bij stuiting gaan om een duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren. Voor de schuldenaar moet kenbaar zijn welke vordering is bedoeld en daartoe is in ieder geval vereist dat de vordering zodanig is omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen deze schuldenaar zich eventueel heeft te verweren. In de onderhavige e-mail, waarin een schadebedrag van maar liefst 8 miljoen euro wordt gevorderd, ontbreekt iedere verwijzing naar een grondslag of naar een andere e-mail of brief waarin wordt verduidelijkt op grond waarvan Kaan meent 8 miljoen euro van EBAG te vorderen te hebben. Ook deze e-mail heeft derhalve geen stuitende werking. Op basis van de door Kaan overgelegde stukken dient te worden geconcludeerd dat een voldoende duidelijke schriftelijke aanmaning in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW eerst bij brief van 29 september 2011 is verzonden. Hierin wordt EBAG overigens gesommeerd om een bedrag van € 79.300,47 en niet van 8 miljoen euro te betalen. Wat hier ook van zij, deze brief is ruimschoots na het verstrijken van de verjaringstermijn verzonden. De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de verjaring niet is gestuit en de vordering van Kaan daarop reeds afstuit.
4.4.
Nog daargelaten de verjaring, geldt overigens dat de vordering tot schadevergoeding voor zover deze gebaseerd is op toerekenbare tekortkoming door EBAG tevens afstuit op het vereiste van verzuim (artikel 6:74 lid 2 BW). Nu gesteld noch gebleken is dat EBAG het voertuig niet meer terug had kunnen geven, betreft het hier een gestelde tekortkoming waarvan nakoming niet blijvend onmogelijk was. In een dergelijk geval is er eerst sprake van verzuim indien de schuldenaar in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning (artikel 6:82 BW). Gesteld noch gebleken is dat een schriftelijke ingebrekestelling aan EBAG is verzonden en evenmin dat in het onderhavige geval het verzuim is ingetreden zonder ingebrekestelling. Een en ander betekent dat, wat er verder zij van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd was, Kaan geen aanspraak kan maken op schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW omdat EBAG niet in verzuim is geraakt. Ten aanzien van het achterwege blijven van verrekening kan hier nog aan worden toegevoegd dat EBAG gemotiveerd heeft betwist dat zij door de ontbinding van de overeenkomst in een betere vermogenspositie zou zijn geraakt. Zij heeft zelfs gesteld dat zij het voertuig met een aanzienlijk verlies heeft moeten verkopen, hetgeen door Kaan niet onderbouwd is weersproken. Bij deze stand van zaken kan er dan ook niet van worden uitgegaan dat er enige verplichting op EBAG heeft gerust om tot verrekening over te gaan.
4.5.
Ten aanzien van de subsidiaire grondslag, onrechtmatige daad, wordt tenslotte nog overwogen dat – nog daargelaten de omstandigheid dat ook de hierop gebaseerde schadevergoedingsvordering is verjaard – de stelling dat EBAG onrechtmatig jegens Kaan heeft gehandeld door EBAG gemotiveerd is betwist en door Kaan volstrekt onvoldoende is onderbouwd.
4.6.
Gelet op het voorgaande kan het rechtsverwerkingsverweer onbesproken blijven.
4.7.
Nu de schadevergoedingsvorderingen niet toewijsbaar zijn, heeft Kaan geen belang meer bij de gevorderde verklaringen voor recht en zullen ook de bijkomende vorderingen tot betaling van rente en kosten worden afgewezen.
4.8.
Kaan zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van EBAG worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.680,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Kaan in de proceskosten, aan de zijde van EBAG tot op heden begroot op € 3.680,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014.