De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft overreden.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] op dit punt geen ondersteuning vindt in de medische informatie van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis waar aangeefster na het ongeval is onderzocht. Uit de medische verklaring volgt dat aangeefster letsel heeft. Dit letsel is echter weinig specifiek en zou naar zijn aard ook door de val van de motorkap veroorzaakt kunnen zijn.
Verdachte zelf heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij over aangeefster is heengereden. Getuige [getuige 1], echtgenoot van verdachte heeft niet gezien of verdachte over aangeefster is heengereden. Ook getuige [getuige 2], de dochter van aangeefster heeft het overrijden zelf niet gezien. Zij heeft wel gezien dat de linker achterkant van de auto tijdens het wegrijden een soort hobbel maakte. Dit enkele gegeven biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ondersteuning voor het wettig en overtuigend bewijs van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op het overrijden van aangeefster.
Ter beoordeling is thans de vraag of verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, terwijl hij het slachtoffer op de motorkap zag liggen, is weggereden in de hoop dat zij van de motorkap af zou gaan. Toen het slachtoffer dit niet uit eigen beweging deed, heeft hij een onverhoedse stuurbeweging gemaakt met als doel haar van de motorkap af te krijgen.Eerder al had verdachte ten overstaan van de politie verklaard dat hij op de koppeling trapte en instuurde om naar links te gaan en dat hij vervolgens de koppeling liet opkomen en wat gas bijgaf. Volgens verdachte gebeurde dit snel achter elkaar en maakte de auto op deze manier wat stotterende bewegingen. Hij stuurde naar rechts en toen viel het slachtoffer eraf.
Op grond van het voorstaande stelt de rechtbank vast dat de handelingen van verdachte er op gericht waren om het slachtoffer van de motorkap te krijgen. Daarnaast neemt de rechtbank als feit van algemene bekendheid aan dat, indien iemand als gevolg van dergelijke plotselinge stuurbewegingen, uitgevoerd bij een snel oplopende snelheid, van de motorkap afvalt, de kans aanmerkelijk is dat diegene zodanig hard ten val komt dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat, bijvoorbeeld door met het hoofd tegen de weg en/of stoep te vallen dan wel doordat de auto over een slachtoffer heen rijdt. Verdachte heeft deze kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer willens en wetens aanvaard. Dat in dit geval het letsel, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, relatief beperkt is gebleven, is slechts aan toeval te wijten. Het verweer van de verdediging dient te worden verworpen.