ECLI:NL:RBGEL:2014:8105

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
257596
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en schadevergoeding in verband met tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen PVC Import B.V. en Aquaken B.V. PVC Import vorderde een verklaring voor recht dat Aquaken toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van een overeenkomst, alsmede schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat PVC Import haar eis heeft gewijzigd en zich baseert op een overeenkomst van 11 september 2012. De vordering omvatte onder andere een verklaring voor recht dat Aquaken in verzuim verkeert, ontbinding van de overeenkomst per 30 september 2013, en betaling van verschillende bedragen met rente. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de overeenkomst van 11 september 2014 niet als zodanig tot stand is gekomen, maar dat partijen wel op andere manieren met elkaar hebben gehandeld. PVC Import heeft in deze procedure niet voldoende onderbouwd dat Aquaken onjuiste inkooptarieven heeft gehanteerd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat PVC Import niet aan haar stelplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft de vorderingen van PVC Import afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van Aquaken, die zijn begroot op € 12.859,00. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/257596 / HA ZA 14-37
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PVC IMPORT B.V.,
gevestigd te Breukelen,
eiseres,
advocaat mr. G. Reisenstadt te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AQUAKEN B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. drs. J.L. Zegelink te Elst, gemeente Overbetuwe.
Partijen zullen hierna PVC Import en Aquaken genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 oktober 2014
  • de antwoordakte van Aquaken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
PVC Import heeft haar eis gewijzigd. Zij baseert deze nu mede op de overeenkomst van 11 september 2012. Op de vernieuwde grondslag vordert zij, samengevat,
een verklaring voor recht dat Aquaken toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van ‘de Overeenkomst’ dan wel de voorovereenkomst alsmede in verzuim verkeert,
een verklaring voor recht dat Aquaken toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van ‘de Overeenkomst’ dan wel de voorovereenkomst alsmede in verzuim verkeert en dat de overeenkomst dan wel de voorovereenkomst tussen partijen is ontbonden per 30 september 2013, dan wel ontbinding van de overeenkomst dan wel de voorovereenkomst per 30 september 2013 of de datum van vonnis,
veroordeling van Aquaken tot betaling aan PVC Import van € 340.976,52 met rente uit hoofde van art. 6:271 BW,
veroordeling van Aquaken tot betaling aan PVC Import van € 66.104,70 met rente uit hoofde van art. 6:277 BW,
en verklaring voor recht dat Aquaken onjuiste marges heeft gehanteerd op haar facturen en dat PVC Import een deel van de facturen onverschuldigd heeft betaald,
veroordeling van Aquaken tot betaling aan PVC Import van € 85.892,26 met rente uit hoofde van art. 6:203 BW,
een en ander vermeerderd met kosten waaronder buitengerechtelijke kosten ad € 4.239,87 aan buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en nakosten.
2.2.
De rechtbank heeft in het vonnis van 18 juni 2014 geoordeeld dat ‘de Overeenkomst’, zoals de conceptovereenkomst van 2 december 2012 in dat vonnis is aangeduid, niet als overeenkomst tot stand is gekomen (overweging 4.7), maar dat partijen kennelijk voor een deel overeenkomstig dit en andere concepten met elkaar hebben gehandeld (4.8). Ook is beslist dat de overeenkomst van 11 september 2014 niet alleen een voorovereenkomst is, maar partijen ook op andere wijzen bond. Voor zover dit het geval is, heeft de rechtbank daar in het vonnis van 18 juni 2014 rekening mee gehouden (o.a. 4.6).
2.3.
Kennelijk laat PVC Import het nu aan de rechtbank over om de vordering te interpreteren op de grondslag van hetzij de overeenkomst van 11 september 2012, hetzij de Overeenkomst van 2 december 2012. Dit is gelet op vonnis van 18 juni 2014, zoals uit het voorgaande volgt, deels overbodig. Voor het overige wordt het betoog van PVC Import als niet begrijpelijk en niet onderbouwd gepasseerd.
2.4.
In het vonnis van 18 juni 2014 is PVC Import volledigheidshalve in de gelegenheid gesteld de akte van cessie in het geding te brengen. De cessie-akte is geproduceerd. Dit betekent dat PVC Import kan procederen ter nakoming van de overeenkomst van 11 september 2012, zoals in het vonnis van 18 juni 2014 al aanvaard is.
2.5.
In de tweede plaats is in het vonnis van 18 juni 2014 PVC Import de gelegenheid geboden aan te geven in welke facturen Aquaken ten onrechte voor zaken die nieuw ingekocht moesten worden, niet de netto inkoopwaarde vermeerderd met 10% maar een andere, hogere prijs in rekening heeft gebracht. Hierbij dient, zo heeft de rechtbank in dat vonnis overwogen (4.11), PVC Import per factuur en niet alleen door verwijzing naar een reeks facturen aan te geven wat de netto-inkoopprijs van Aquaken was, wanneer ingekocht is en dat Aquaken noch direct noch door verrekening naderhand de overeengekomen prijs heeft berekend.
2.6.
PVC Import heeft hierop bij incidentele vordering overlegging van afschriften van achtentwintig inkoopfacturen van Aquaken gevorderd. De vordering is afgewezen omdat de rechtbank, kort gezegd, van oordeel was dat waar PVC Import had betoogd dat Aquaken haar teveel in rekening had gebracht voor aankopen uit de nieuwe voorraad, zij deze stelling behoorde te onderbouwen. Van bewijsnood was, zo is daarbij overwogen, geen sprake; er was immers sprake van voldoen aan de stelplicht en de bewijslast komt pas in beeld als daaraan voldaan is.
2.7.
Ter voldoening aan het verzoek van de rechtbank in het vonnis van 18 juni 2014 heeft PVC Import aangevoerd dat Aquaken de inkoopwaarden nimmer met haar heeft gedeeld, dat zij ze daarom heeft moeten reconstrueren en dat Aquaken eigenlijk verantwoording over haar inkoopprijzen had moeten afleggen. De rechtbank heeft, zo stelt PVC Import, te hoge eisen gesteld aan de stelplicht dan wel bewijslast van PVC Import.
2.8.
De stelplicht van PVC Import houdt in dat zij – volledig en naar waarheid – de rechtsfeiten stelt waarop zij haar vordering baseert. In het kader van deze stelplicht heeft zij zonder voorbehoud betoogd dat Aquaken onjuiste inkooptarieven heeft gehanteerd tegenover haar. Hierbij mag van PVC Import gevergd worden dat zij de feiten noemt waarop zij zich baseert en daarop was de onder 2.5 bedoelde vraag gericht. Wanneer vervolgens blijkt dat PVC Import niet in staat is haar betoog te onderbouwen voldoet zij niet aan haar stelplicht en komt een bewijsaanbod niet voor behandeling in aanmerking.
2.9.
Het mag zo zijn dat in vergelijkbare gevallen een verplichting tot rekening en verantwoording aan de inkopende en doorverkopende partij opgelegd pleegt te worden – de rechtbank laat overigens de juistheid van deze stelling van PVC Import in het midden – maar dan nog staat vast dat zo’n verplichting in dit geval niet door partijen voorzien is. De stelling dat redelijkheid en billijkheid ertoe dwingen de overeenkomst van 11 september 2012 op dit punt aan te vullen verwerpt de rechtbank. PVC Import had een dergelijke verplichting ter bescherming van zichzelf kunnen bedingen, wat kennelijk in de grote haast bij het sluiten van de overeenkomst van 11 september 2012 – die blijkt uit de opeenvolging van data in de overwegingen 2.2, 2.4 en 2.5 van het vonnis van 18 juni 2014 – erbij ingeschoten is. Dit betekent echter nog niet dat vervolgens redelijkheid en billijkheid ertoe dwingen PVC Import in de positie te brengen die zij voor zichzelf had kunnen creëren.
2.10.
Van een verzwaarde stelplicht aan de zijde van Aquaken is geen sprake omdat PVC Import zonder voorbehoud heeft gesteld dat Aquaken te hoge prijzen rekende en daaraan gehouden mag worden. Om dezelfde reden komt omkering van de bewijslast – waarvoor ook overigens geen aanleiding bestaat – niet aan de orde.
2.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat PVC Import geen gebruik heeft gemaakt van de processuele mogelijkheid om via een voorlopige voorziening, al dan niet bij provisionele vordering in deze procedure, te proberen Aquaken tot rekening en verantwoording te dwingen of door middel van een voorlopig getuigenverhoor haar kansen te onderzoeken. De nu genomen beslissingen zijn het gevolg van het feit dat PVC Import in plaats daarvan een stelling heeft betrokken.
2.12.
De slotsom is dat PVC Import niet heeft aangegeven in welke facturen Aquaken ten onrechte voor zaken die nieuw ingekocht moesten worden, niet de netto inkoopwaarde vermeerderd met 10% maar een andere, hogere prijs in rekening heeft gebracht.
2.13.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de vorderingen.
2.14.
PVC Import zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met inbegrip van de kosten van het incident. De kosten aan de zijde van Aquaken worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
9.030,00(3,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 12.859,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt PVC Import in de proceskosten, aan de zijde van Aquaken tot op heden begroot op € 12.859,00,
3.3.
veroordeelt PVC Import in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat PVC Import niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014.