ECLI:NL:RBGEL:2014:8087

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
250333
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verkopers voor schade door non-conformiteit van trailer

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 3 december 2014 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Nooteboom Trailers BV en Nooteboom Global Trailer Center BV als eiseressen en Magdenli Transport & Trade Co. als gedaagde. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van de verkopers van een trailer voor schade die is ontstaan tijdens het gebruik ervan. De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat de eiseressen niet aansprakelijk zijn voor de schade die de gedaagden hebben geleden, op basis van non-conformiteit van de trailer en het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van de eiseressen.

De procedure begon met een tussenvonnis op 4 juni 2014, waarin de rechtbank aangaf dat er nadere informatie nodig was over de technische specificaties van de trailer en de vergrendelingspen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis ook de gedaagde partij de gelegenheid gegeven om een nader rapport van METU in te dienen. Dit rapport concludeerde dat de schade niet het gevolg was van verkeerd gebruik of onderhoud, maar van het gebruik van onjuist materiaal. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de gedaagde partij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen.

In het vonnis van 3 december 2014 heeft de rechtbank geconcludeerd dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de trailer non-conform was en dat de schade het gevolg was van ondeugdelijke levering door de verkopers. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde partijen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in aansprakelijkheidskwesties en de rol van exoneratiebedingen in contractuele relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/250333 / HA ZA 13-609
Vonnis van 3 december 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOOTEBOOM TRAILERS BV,
gevestigd te Wijchen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOOTEBOOM GLOBAL TRAILER CENTER BV,
gevestigd te Wijchen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen
1. de vennootschap naar vreemd recht
MAGDENLI TRANSPORT & TRADE CO.,
gevestigd te (06370) Macunköy, Ankara, Turkije,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. N. Köse-Albayrak te Rotterdam,
2. de vennootschap naar vreemd recht
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3. de vennootschap naar vreemd recht
VESTAS WIND SYSTEMS A/S,
gevestigd te (8200) Aarhus, Denemarken,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna enerzijds Nooteboom Trailers en Nooteboom Global (samen ook Nooteboom) en anderzijds Magdenli, [gedaagde sub 2] en Vestas Wind (samen ook Vestas) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 juni 2014
  • de akte tot in het geding brengen van producties in conventie en in reconventie van Magdenli
  • de antwoordakte in conventie en in reconventie van Nooteboom.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
In de overwegingen 4.18 en 4.19 van het tussenvonnis van 4 juni 2014 geeft de rechtbank aan nadere informatie nodig te hebben en in overweging 4.20 stelt zij Magdenli in de gelegenheid een nader rapport van METU in het geding te brengen. De genoemde overwegingen 4.18 en 4.19 worden hier gemakshalve herhaald.
4.18
In de eerste plaats is de beschadiging, zoals reeds overwogen, op de foto overduidelijk te zien. De balk waarin de vergrendelingspen valt is ter plaatse van de opening waar deze precies in moet passen, niet vlak. De pen lijkt dus te kunnen bewegen. Voor de zichtbare beschadiging geeft Magdenli geen verklaring.
4.19
In de tweede plaats geeft METU zelf, gelet op Crawfords reactie op haar rapport aan dat haar onderzoek beperkt is gebleven tot de vergrendelingspen en de wijze waarop die gefabriceerd is (bijlage 7 bij het tweede rapport van Crawford). De toevoeging hierbij die luidt ‘
However, it must be stated that the only damaged part of the truck was the locking pin of the truck’ is echter voor de rechtbank logischerwijs niet aanvaardbaar als grondslag voor een onderzoek naar de oorzaak van het ongeval. Het onderzoek kan zich niet beperken tot de pen nu bijvoorbeeld de wijze waarop deze in de balk sluit, en de staat van onderhoud van de trailer eveneens van belang zijn. METU geeft voorts in het stuk dat hier bedoeld wordt, aan de technische specificaties van de vergrendelingspen graag te willen zien. De beschadigde pen bevindt zich in haar archief.
2.2.
Magdenli heeft inmiddels een nader rapport van METU, gedateerd 2 september 2014, overgelegd, waaruit zij concludeert dat volgens METU ‘niet het gebruik en onderhoud van de pennen/blokken, maar het gebruik van onjuist materiaal de oorzaak is’. Daarmee staat volgens Magdenli vast dat Nooteboom ondeugdelijk heeft geleverd en dat de verkochte zaak niet aan de eisen van conformiteit voldoet.
2.3.
Van haar kant heeft Nooteboom het nadere rapport van METU voorgelegd aan Crawford, die er bij brief van 17 oktober 2014 op gereageerd heeft. Kort samengevat blijft Nooteboom op grond van deze brief bij haar eerder ingenomen standpunt.
2.4.
Crawford wijst er terecht op dat het nadere rapport van METU de vraag opwerpt welk staal voor de vergrendelpennen is gebruikt, terwijl deze vraag al eerder beantwoord is. METU schrijft op p. 2 van haar aanvullende rapport in de door Magdenli overgelegde vertaling:
Crawford (…) beweert dat “de pen is gemaakt van staal52 dat geschikt is voor deze toepassing en in de regel daarvoor wordt gebruikt. Uit de in het rapport van METU vermelde hardheid (180HB) blijkt dat het type staal van de pen St-52 is. Wij moeten bij deze zin enig voorbehoud plaatsen:
a) Wij nemen aan dat “staal52” in de tekst staat voor de St-52-klasse volgens de Europese Standaard EN 10025.
b) Er zijn echter verschillende St-52-klassen, zoals “St52-3U en St-52-3N”. De klasse zegt iets over de mechanische eigenschappen en kwaliteit van het staal (…).
c) In dit verband is het aannemelijk dat bij de keuze van het staal voor de borgpen, gebruik dient te worden gemaakt van een meer
gedetailleerde technische specificatie.
2.5.
Bijlage 5 van Crawfords rapport van 16 april 2014 vermeldt uitdrukkelijk het gebruik van staal St52-3N voor de vergrendelpennen. Door hieraan geen aandacht te besteden laat METU in het midden dat ook volgens haar staal van de juiste kwaliteit gebruikt kan zijn voor de vervaardiging van de vergrendelpennen (‘De klasse zegt iets over de mechanische eigenschappen en kwaliteit van het staal’, schrijft METU), waarmee Magdenli’s betoog dat het daarvoor gebruikte materiaal de oorzaak is van het ongeval, op losse schroeven komt te staan. METU laat zich immers over de klasse niet uit, terwijl deze bekend is én door Nooteboom als de juiste wordt gezien.
2.6.
De constatering van METU in haar aanvullende rapport dat er ‘geen aanwijzingen (bestaan) dat er ruw is omgesprongen met de pen’, is onbegrijpelijk althans onvoldoende onderbouwd nu de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen dat de ‘beschadiging (…) op de foto overduidelijk te zien’ is. De rechtbank heeft niet letterlijk overwogen dat er ruw met de pen is omgesprongen, maar wel dat de pen ruw gebruikt kan zijn, omdat de balk waarin de vergrendelingspen valt, ter plaatse van de opening waar deze precies in moet passen, niet vlak is, wat neerkomt op ruw omspringen met de pen die juist heel voorzichtig in de balk dient te glijden. METU beantwoordt de vraag van de rechtbank naar de mogelijke oorzaken van die duidelijk zichtbare beschadiging niet. Daarmee blijft de mogelijkheid van het onoordeelkundige gebruik dat Nooteboom Magdenli verwijt, open.
2.7.
METU stelt in haar aanvullende rapport dat er geen sprake is van ‘ernstige slijtage aan het oppervlak van de borgpen’, dat slechts de zinklaag op de pen haarscheuren vertoont en dat ook rond de penopening ‘geen sprake is van slijtage.’ De vragen van de rechtbank richtten zich echter niet op slijtage, maar op mogelijk onoordeelkundig gebruik van de vergrendeling. De vraag naar dit gebruik komt dus ook bij dit onderdeel van METU’s rapport niet aan de orde.
2.8.
Terugkerend naar de overwegingen 4.18 en 4.19 in het tussenvonnis moet het volgende geconstateerd worden. Voor de zichtbare beschadiging geeft Magdenli nog steeds geen verklaring. Het onderzoek van METU lijkt zich aan de hand van de foto’s wel enigszins buiten de vergrendelingspen te hebben uitgebreid tot de wijze waarop deze in de balk sluit, en tot de staat van onderhoud van de trailer. Daarbij negeert METU echter de constatering van de rechtbank dat de beschadiging van de balk op die foto’s zichtbaar is en dat voor die beschadiging een verklaring nodig is. Voorts slaat METU geen acht op de beschikbare technische specificaties van de vergrendelingspen.
2.9.
De slotsom is tweeërlei.
In de eerste plaats laat Magdenli door zich zonder meer aan te sluiten bij het nadere rapport van METU de stelling van Nooteboom dat de schade veroorzaakt is door een Nooteboom niet toe te rekenen oorzaak, namelijk onoordeelkundig gebruik, onweerlegd.
In de tweede plaats betekent het feit dat Magdenli METU volgt in haar veronderstelling dat een verkeerde soort staal uit de St52-klasse is gebruikt, terwijl vaststaat dat staal St52-3N is gebruikt, dat Magdenli’s beroep op non-conformiteit op een veronderstelling berust waar tegenover staat dat zij niet weerspreekt dat juist staal St52-3N wel de juiste soort voor de vergrendelpennen is geweest.
2.10.
Dit betekent in reconventie dat het beroep op non-conformiteit van de trailer wordt verworpen. Daaruit volgt dat de reconventionele vordering moet worden afgewezen.
2.11.
In conventie is de slotsom de volgende.
Van een grond voor niet ontvankelijkheid van Magdenli en/of [gedaagde sub 2] en/of Vestas Wind in hun eventuele schadevergoedingsvordering(en) is niet gebleken, zodat het primair gevorderde moet worden afgewezen.
Het subsidiair gevorderde is gelet op de onderwerpen die deel hebben uitgemaakt van het debat in deze zaak, in dier voege toewijsbaar dat Nooteboom niet aansprakelijk is voor de door Magdenli en/of [gedaagde sub 2] en/of Vestas Wind geleden schade terzake van het voorval op 25 maart 2013 op de grondslag van non-conformiteit van de trailer en voor zover het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van Nooteboom aan de aansprakelijkheid in de weg staat (tussenvonnis van 4 juni 2014 onder 4.7-4.12).
Het meer of anders gevorderde moet worden afgewezen.
2.12.
Als in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zullen Magdenli, [gedaagde sub 2] en Vestas Wind in de kosten in conventie te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nooteboom worden begroot op:
- dagvaarding € 230,13
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
5.000,00(2,5 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.819,13
2.13.
In reconventie zal Magdenli als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nooteboom worden begroot op € 2.500,00 (2,5 punten × factor 0,5 × tarief € 2.000,00) voor salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat dat Nooteboom niet aansprakelijk is voor de door Magdenli en/of [gedaagde sub 2] en/of Vestas Wind geleden schade terzake van het voorval op 25 maart 2013 op de grondslag van non-conformiteit van de trailer en voor zover het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van Nooteboom aan de aansprakelijkheid in de weg staat,
3.2.
veroordeelt Magdenli, [gedaagde sub 2] en Vestas Wind in de proceskosten, aan de zijde van Nooteboom tot op heden begroot op € 5.819,13,
3.3.
veroordeelt Magdenli, [gedaagde sub 2] en Vestas Wind in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de kostenveroordeling hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 3.2 en 3.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af,
3.7.
veroordeelt Magdenli in de proceskosten, aan de zijde van Nooteboom tot op heden begroot op € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag als Magdenli dit niet binnen 14 dagen na aanschrijving heeft betaald,
3.8.
veroordeelt Magdenli in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Magdenli niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2014.