ECLI:NL:RBGEL:2014:8083

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
271989
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen NATIONALE HANDELSACADEMIE B.V. en PLATHOS GROUP B.V. over verbeurde dwangsommen en beslaglegging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, staat de vraag centraal of er dwangsommen zijn verbeurd door de NATIONALE HANDELSACADEMIE B.V. (NHA) in het kader van een eerder vonnis van de kantonrechter in Limburg. De procedure is gestart door PLATHOS GROUP B.V. (Plathos), die NHA in kort geding heeft gedagvaard. De kantonrechter had NHA veroordeeld om de agentuurovereenkomst met Plathos volledig na te komen en dagelijks schriftelijk bewijs van de gerealiseerde verkopen aan Plathos te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag. Plathos heeft gesteld dat NHA deze verplichtingen niet is nagekomen en heeft daarom beslag gelegd op de tegoeden van NHA.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat NHA niet alle producten van Plathos heeft verkocht en niet dagelijks schriftelijk bewijs heeft geleverd van de verkopen. Dit leidt tot de conclusie dat NHA dwangsommen heeft verbeurd. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven, maar onder de voorwaarde dat NHA zekerheid stelt door middel van een bankgarantie ter hoogte van het bedrag dat aan dwangsommen is verbeurd, met een maximum van € 17.000,-. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 13 november 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/271989 / KG ZA 14-527
Vonnis in kort geding van 13 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NATIONALE HANDELSACADEMIE B.V.,
gevestigd te Helden,
eiseres,
advocaat mr. B. van Mieghem te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLATHOS GROUP B.V.,
gevestigd te Culemborg,
gedaagde,
advocaat mr. drs. M. Vissers te Utrecht.
Partijen zullen hierna NHA en Plathos worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties I tot en met VI van NHA
  • de akte houdende wijziging van eis van NHA met bijgevoegd de producties VII tot en met XI
  • de conclusie van antwoord
  • de producties 1 tot en met 29 van Plathos
  • de akte depot ter griffie ter zitting d.d. 30 oktober 2014 van Plathos
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van NHA
  • de aanhouding ten behoeve van mediation
  • de brieven van de raadslieden van partijen van 6 november 2014 waaruit blijkt dat de mediation is mislukt en waarin zij vonnis vragen
  • de e-mail van mr. Van Mieghem van 7 november 2014 aan de kortgedinggriffie waarin hij in antwoord op een vraag die een griffiemedewerker hem namens de voorzieningenrechter telefonisch had gesteld meedeelt dat de bankgarantie inderdaad is afgegeven, maar door Plathos is geretourneerd
  • de e-mail van mr. Vissers van 7 november 2014 aan de kortgedinggriffie waarin zij in reactie op voorgaande e-mail van mr. Van Mieghem meedeelt de voorzieningenrechter te wraken
  • de beschikking van de wrakingskamer van 11 november 2014 waarin het wrakingsverzoek is afgewezen
  • de e-mail van mr. Vissers van 12 november 2014 waarin zij reageert op de e-mail van mr. Van Mieghem van 7 november 2014 betreffende de vraag of door NHA de/een bankgarantie was afgegeven.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 13 november 2014 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
NHA is actief op de markt van afstandsonderwijs.
2.2.
Plathos legt zich toe op de ontwikkeling van software voor digitaal leren (e-learning).
2.3.
In de periode oktober-november 2013 komt tussen partijen op diverse vlakken samenwerking tot stand. Die samenwerking is onder andere vastgelegd in een agentuurovereenkomst, die onder meer als volgt luidt:
AGENTUUROVEREENKOMST
Ondergetekenden,
1 […] NHA […],ter ene zijde, en2 […] Plathos […] en
3 […] Plathos Services […]
ter andere zijde,
NHA, Plathos en Plathos Services hierna gezamenlijk ook te noemen: “Partijen”,
NEMEN HET VOLGENDE IN OVERWEGING
A Partijen wensen in deze overeenkomst (hierna: “de Agentuurovereenkomst”) (aanvullende) werkafspraken vast te leggen ter zake van de samenwerking op het gebied van de verkoop van (voornamelijk) eLearning Opleidingen van Plathos voor NHA.
B […]
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
[…]
4 Aard van de overeenkomst
4.1
Plathos benoemt NHA tot haar niet exclusieve handelsagent voor de verkoop aan Afnemers van Producten van Plathos (waaronder alle door Plathos uitgegeven en uit te geven eLearning Opleidingen). Dit houdt in dat Plathos NHA opdraagt – welke opdracht door NHA wordt aanvaard – om verkoopovereenkomsten te sluiten met Afnemers. Het staat NHA vrij om de verkoop uit te voeren met gebruikmaking van haar moeder-, dochter- en zustervennootschap(pen).
2.4.
Tussen partijen rijzen diverse geschillen over hun samenwerking. Onder meer verschillen zij van mening over de strekking en de reikwijdte van de agentuurovereenkomst. Plathos meent dat NHA deze niet volledig nakomt, hoofdzakelijk doordat NHA niet alle producten van Plathos verkoopt. Plathos dagvaardt NHA in kort geding voor de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, en vordert in conventie, samengevat en onder meer, veroordeling van NHA tot nakoming van de agentuurovereenkomst op straffe van een dwangsom.
2.5.
Op 20 augustus 2014 wijst de kantonrechter vonnis. Het vonnis, dat hierna ook het Limburgse vonnis wordt genoemd, wordt op 26 augustus 2014 betekend en luidt onder meer als volgt:
De kantonrechter in kort geding:
In conventie5.1. veroordeelt NHA om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de agentuurovereenkomst met Plathos Group volledig na te komen, zoals het starten van de verkoop van alle producten op het gebied van eLearning opleidingen van Plathos Group, alsmede dagelijks schriftelijk bewijs aan te bieden aan Plathos Group van de gerealiseerde verkopen, alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat NHA nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00,
2.6.
NHA gaat van het Limburgse vonnis in hoger beroep. De appelprocedure loopt nog.
2.7.
Productie V bij dagvaarding omvat een aantal e-mails van [naam 1] van NHA aan[naam 2] en [naam 3], bestuurders van Plathos. De e-mails die dateren van 10, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 23, 24, 25 en 26 september 2014 luiden telkens onder meer als volgt:
In de bijlage vinden jullie een overzicht met daarin de inschrijvingen vanaf 1 september j.l. tot vandaag. De bruto aantallen zijn te allen tijden onder voorbehoud.
De e-mails die dateren van 2 en 8 oktober 2014 luiden beide onder meer als volgt:
In de bijlage vinden jullie een overzicht met daarin de inschrijvingen vanaf 1 oktober j.l. tot vandaag. De bruto aantallen zijn te allen tijden onder voorbehoud
2.8.
Partijen corresponderen per e-mail uitvoerig met elkaar over de punten die hen verdeeld houden.
2.9.
Zo schrijft [naam 3] bij e-mail van 10 september 2014 aan [naam 4], algemeen directeur van NHA, onder meer:
Direct verwijderen van niet geautoriseerde bundels
Het is NHA niet toegestaan bundels aan te bieden van producten van Plathos Group BV die niet door ons zijn geautoriseerd. Ik sommeer je dan ook deze per ommegaande te verwijderen […]. Naar aanleiding van de voorstellen hebben wij de ‘commercieel optimale’ onderbouwing gevraagd, welke nog niet is ontvangen. Tot die tijd kunnen we dus ook de beoordeling niet doen. Hierbij een actueel voorbeeld: het lijkt ons niet ‘commercieel optimaal’ dat NHA voor haar eigen product € 179,- vraagt en voor onze e-learning in dezelfde categorie € 870,-. Bovendien is het helemaal niet aan NHA om de prijzen namens Plathos Group BV (= principaal) vast te stellen […].
Marketing
NHA heeft betoogd dat producten van Plathos Group BV op dezelfde wijze meegaan met de producten van NHA in advertenties van NHA. Zoals eerder aangegeven doet Plathos Group BV onderzoek, of laat dit doen, naar het uitvoeren van het vonnis en de overeenkomsten. Hieronder vindt je enkele online advertenties die deze week werden vertoond. Dit soort advertenties lijken niet voor te komen voor producten van Plathos Group BV. Daarnaast zijn onze producten tot op heden niet opgenomen in digitale nieuwsbrieven en komen zij ook niet voor in de top 10 op de voorpagina van de NHA folders. Wil je ons verifieerbare stukken doen toekomen waaruit blijkt dat onze producten wel pro rata worden meegenomen in (online) advertenties?
2.10.
Op 15 september 2014 schrijft [naam 4] aan [naam 3] onder meer:
Direct verwijderen van niet geautoriseerde bundels
De naleving van het vonnis wordt door NHA anders geïnterpreteerd dan door Plathos. Om de samenwerking toch zo goed mogelijk te laten verlopen, zetten we zo veel mogelijk opleidingen van jullie in. In welke vorm dit moet gebeuren is niet vastgelegd. Dat Plathos de bundels die wij willen inzetten zelf niet aanbiedt, geeft niet aan dat deze manier van aanbieden niet mag of dat hierdoor geen ID’s zijn aan te leveren […]. Dit is dus exact wat bij doen, wij hanteren de prijzen die jullie aan ons hebben opgegeven. Dat het verschil met onze eigen opleiding hierdoor erg groot is lijkt ook ons voor Plathos niet ‘commercieel optimaal’, maar deze mening hebben wij als het NHA commercieel aangaat op meerdere vlakken en daar wordt dan door Plathos volledig aan voorbij gegaan. Wij voeren uit wat wordt gevraagd: het aanbieden van Plathosopleidingen volgens de door jullie gehanteerde prijzen.
[…]
Marketing
Voor je vragen over het onderdeel marketing wil ik je nogmaals aangeven dat de aangeboden e-learning opleidingen op dezelfde wijze worden behandeld als de cursussen van NHA.
2.11.
Bij e-mail van eveneens 15 september 2014 schrijft [naam 3] aan [naam 4] onder meer:
Volledigheidshalve laat Plathos Group BV weten alle opmerkingen van NHA slechts ter kennisgeving aan te nemen. Elke inhoudelijke onderbouwing ontbreekt. Verder verzoekt, zonodig sommeert, Plathos Group BV, NHA het volgende:
1. Het direct en volledig verwijderen van de niet geautoriseerde bundels;
2. Het direct en volledig uitvoeren van het vonnis;
3. Het direct en volledig nakomen van de agentuur-, partner- en mantelovereenkomst voor zover van toepassing op Plathos Group BV.
4. Het direct en volledig aanleveren van gegevens van (online) advertenties en marketing inspanningen zoals dat eerder dit jaar ook plaatsvond.
Plathos Group BV wijst de bundelvoorstellen af. Deze dienen niet het belang van Plathos Group BV. Er is geen enkele feitelijke onderbouwing gegeven door NHA dat dit commercieel aantrekkelijk zou zijn, bijvoorbeeld in de vorm van transparant en verifieerbaar marketing onderzoek waarover NHA, naar eigen zeggen, zou beschikken. Plathos Group BV onderzoekt of ze NHA een eigen voorstel kan doen.
De samenwerking kenmerkt zich momenteel door het, aan de zijde van NHA, niet uitvoeren van het vonnis, het niet nakomen van overeenkomsten en het niet transparant samenwerken om het vertrouwen te herstellen. Simpele vragen worden niet beantwoord en de rol van Plathos Group BV als principaal wordt niet gerespecteerd. Dit laat ons geen andere keuze dan het vonnis te executeren en NHA opnieuw in rechte te betrekken. Het stelt ons teleur dat we deze stap moeten zetten.
2.12.
Op 26 september 2014 schrijft [naam 4] aan [naam 3] en[naam 2] onder meer het volgende:
NHA voert het vonnis uit in de geest van en zoals omschreven in het Vonnis in kort geding en de Agenturenovereenkomst. Dit betekent dat wij, zoals vereist, alle opleidingen van Plathos aanbieden die passen binnen het aanbod van NHA en de e-learningcursussen op een kwalitatief goede manier neerzetten […].
Marketing
Zoals aangegeven willen we de opleidingen op een kwalitatief goede manier wegzetten en dat gaat in sommige gevallen enkel door opleidingen te bundelen. Dit is de commercieel optimale onderbouwing die wij jullie kunnen geven. Hoewel Plathos van mening is dat in het vonnis is opgenomen dat NHA de marketingactiviteiten met Plathos moet afstemmen, zien wij hierover niets terug in het vonnis of de Agenturenovereenkomst. In deze laatste is wel opgenomen dat wij de Plathosopleidingen op dezelfde wijze promoten als onze eigen opleidingen, maar niet dat wij Plathos moeten betrekken in al onze besluiten omtrent de marketing of inzicht moeten geven in cijfers, anders dan de inschrijvingen voor de Plathosopleidingen […].
Kwaliteit
[…] De kwaliteit van het lesmateriaal is ook aan de orde als het gaat om de gebundelde opleidingen. De opleidingen die in de voorgestelde bundel zijn opgenomen zijn individueel niet van voldoende kwaliteit om als volwaardige cursus weggezet te kunnen worden door NHA. Om toch de diverse opleidingen aan te kunnen bieden, hebben we er voor gekozen om dit als bundel te doen. Door de goede ervaring met de gebundelde opleiding Acces beginners en Acces gevorderden weten we dat bundeling van opleidingen door Plathos geleverd kan worden. Welke doel wordt er gediend door niet mee te werken aan de bundeling van opleidingen? Jouw vraag over het nut van de bundeling voor de NHA klant en het commercieel optimale hieraan, beantwoord ik graag weer met ‘kwaliteit’.
2.13.
Bij e-mail van 29 september 2014 schrijft [naam 3] aan [naam 4] onder meer:
Dank voor jullie email. Zie hieronder een citaat uit die email:
“De uitgever van het lesmateriaal dient zijn lessen te laten keuren door ZFU[Zulassung FernUterricht – de voorzieningenrechter]
. Aangezien wij niet de uitgever zijn van jullie materiaal, maar een agent, is het aan jullie om de erkenning te verzorgen. Om in te haken op je voorbeeld waarin je onze auteurs benoemt die de opleiding schrijven, zij leggen dit inderdaad niet voor aan ZFU daar zij enkel uitvoerder van een schrijfopdracht zijn, niet de uitgever. In dit geval is het NHA die de lessen uitgeeft en ze dus ook door ZFU laat keuren. Omdat Plathos de uitgever van Prince 2 is, verwacht NHA dan ook dat Plathos de erkenning regelt. Het bewijs hiervan zien we graag tegemoet.”
Dit citaat, uit het bericht vanuit Duitsland waarover wij vorige week reeds schreven, geeft een geheel andere weergave:
Dear [naam 3],
normaly it is the institute (seller) who has to apply for the ZFU-admission (“Zulassungsantrag”) […]
Het is dus zonneklaar dat niet Plathos Group BV, maar NHA de ZFU prüfung moet aanvragen.
2.14.
In een e-mail van 13 oktober 2014 schrijft [naam 4] aan [naam 3] en[naam 2] onder meer het volgende, waarbij de voorzieningenrechter opmerkt dat het een meermalen heen en weer gestuurde e-mail betreft waarin partijen achtereenvolgens op elkaars reacties reageren. In de e-mail wordt telkens door middel van een afkorting voorafgaand aan de reactie aangegeven van wie de reactie afkomstig is. Daarbij staat ‘PG’ voor Plathos Group en NHA wordt aangeduid als NHA.

Voor het inzetten van extra e-learningopleidingen hebben we[NHA – de voorzieningenrechter]
een behoefte-inventarisatie gedaan en gekeken naar de kwaliteit van de opleidingen. Indien deze niet voldeed aan de eisen van NHA hebben we gekeken naar andere mogelijkheden om ze aan te bieden. Hieruit is de bundeling voortgekomen.PG: Dit is strijdig met zowel de overeenkomst als het vonnis.NHA: Waaruit blijkt dit? De wijze waarop wij de opleidingen aanbieden is niet beschreven.PG: In de overeenkomst met Plathos Group BV staat dat NHA alle opleidingen aan moet bieden. Het is NHA niet toegestaan hierin selectief te zijn. Het vonnis geeft aan dat NHA gehouden is de overeenkomst uit te voeren.NHA: Dit is geen reactie op de bundelkwestie. De wijze waarop wij de opleidingen aanbieden is niet beschreven, bundeling is dus een van de mogelijkheden. We zien de ID-codes hiervoor graag tegemoet.

Bij enkele opleidingen geldt dat we[NHA – de voorzieningenrechter]
eerst een bewijs van erkenning/goedkeuring nodig hebben voordat we over kunnen gaan op het aanbieden hiervan.
PG: Dit is strijdig met zowel de overeenkomst als het vonnis.
NHA: Waaruit blijkt dit? Uit welke passages van de overeenkomst en het vonnis blijkt dat NHA gehouden zou zijn de opleidingen zonder de vereiste wettelijke goedkeuring op de markt te brengen? Wij bieden geen opleidingen aan waarvan we de kwaliteit niet kunnen garanderen. Als jullie dit wel kunnen, zullen wij uiteraard voldoen aan het vonnis. We zien de bewijzen dan ook graag tegemoet. Vermoedelijk bedoelen jullie te suggereren dat NHA gehouden zou zijn om (bijvoorbeeld in Duitsland) zorg te dragen voor het verkrijgen van de erkenningen. Dat is niet zo. De overeenkomst is vrij gedetailleerd voor wat betreft de verplichtingen van NHA. Het aanvragen van erkenningen voor jullie producten hoort daar niet bij. Het is de taak van NHA als agent om jullie producten te verkopen. Dat moeten dan uiteraard wel verkoopbare producten zijn. NHA veronderstelde – onder meer naar aanleiding van jullie bewering dat jullie zouden beschikken over een netwerk van agenten en de opleidingen zelf ook zouden verkopen – dat de verkoop van jullie producten ten minste wettelijk toegestaan zou zijn. Die veronderstelling is helaas onjuist gebleken.
PG: Plathos Group BV neemt deze vooronderstellingen en conclusies aan de zijde van NHA slechts ter kennisgeving aan. Wij constateren dat NHA ruim de tijd heeft gehad om e.e.a. te beoordelen en dat zij ook een aantal onderzoek gedaan heeft. De werkwijze van Plathos Group BV met kennispartners is NHA bekend, ruim voor de overeenkomsten werden opgesteld door de huisadvocaat van NHA. Het door NHA zelf aangehaalde ZFU is van oordeel dat NHA de prüfung moet aanvragen op basis van vigerende Duitse wetgeving.
NHA: Hier worden de rollen omgedraaid. Je geeft nu aan dat wij voldoende tijd hebben gehad om zaken te beoordelen, maar dat geldt juist andersom aangezien het jullie opleiding is. Wij constateren dat Plathos ruim de tijd heeft gehad om e.e.a. te beoordelen en gaan ervan uit dat zij ook een aantal onderzoeken gedaan heeft. Als uitgever, of principaal zoals jullie het noemen, moeten jullie alles doen wat in de gegeven omstandigheden van jullie kant nodig is om ons in staat te stellen onze werkzaamheden te verrichten. Zonder een bewijs van erkenning/goedkeuring is dat niet mogelijk. Het resultaat hiervan zien we graag tegemoet zodat we opleidingen kunnen aanbieden.

Om verder uitvoering mogelijk te maken ontvangen we[NHA – de voorzieningenrechter]
nog graag de volgende zaken van Plathos: ID-codes van de gebundelde opleidingen.
PG: Er is geen ID-code voor niet bestaande opleidingen of niet bestaande of geautoriseerde bundels van opleidingen.
NHA: Als ze er niet zijn, moeten ze aangemaakt worden.
PG: Een handelsagent bepaalt niet welke producten haar principaal aanbiedt. We sommeren opnieuw dat alle niet geautoriseerde opleidingen (welke wij ook niet zullen leveren) worden verwijderd. Verder verwijzen wij wederom naar de overeenkomsten en het vonnis. We houden NHA aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade aan de zijde van Plathos Group BV.
NHA: Zie punt 3 hieboven, bundeling is wel degelijk een optie. NHA biedt de opleidingen van Plathos aan onder haar eigen naam, niet in naam van Plathos. Plathos heeft NHA niet voor te schrijven op welke wijze zij de producten (nota bene onder eigen naam) in de markt zet. Dat is bij uitstek de taak van de agent. Ook in de overeenkomst is een dergelijk recht voor Plathos niet opgenomen. We zien de ID-codes dan ook graag tegemoet. Het niet verstrekken van de ID-codes is een zoveelste poging om NHA te beletten de overeenkomst op behoorlijke wijze uit te voeren in de hoop dwangsommen te incasseren.
2.15.
Op 8 oktober 2014 laat Plathos aan NHA bevel tot betaling van € 27.000,- doen in verband met volgens Plathos door NHA tot 1 oktober 2014 verbeurde dwangsommen, en kondigt zij aan dat zij overgaat tot executie wanneer het bedrag niet op 13 oktober 2014 is betaald. NHA gaat niet over tot betaling.
2.16.
Op 17 oktober 2014 laat Plathos executoriaal derdenbeslag leggen op de tegoeden van NHA bij ING Bank N.V. Het beslag treft doel voor een bedrag van ruim € 800.000,-. Op 14 november 2014 zal ING Bank N.V. overgaan tot doorbetaling aan Plathos van (ruim) € 27.000,-.
2.17.
Bij e-mail van 23 oktober 2014 biedt NHA Plathos een bankgarantie aan en sommeert zij Plathos het beslag uiterlijk diezelfde dag om 18.00 uur op te heffen. NHA wijst Plathos er daarbij op dat zij Plathos aansprakelijk houdt voor de schade die NHA lijdt als gevolg van de weigering van Plathos om het beslag op te heffen. Plathos geeft aan deze sommatie geen gehoor.

3.Het geschil

3.1.
NHA vordert, na vermeerdering van eis, samengevat:
primair:opheffing van het executoriaal beslag;
subsidiair:vermindering van het executoriaal beslag tot het bedrag dat de voorzieningenrechter naar goede justitie zal vermenen te behoren, in aanmerking nemende dat:
i) voor wat betreft het naleven van de agentuurovereenkomst en het aanbieden van verkoopcijfers sprake is van één veroordeling en NHA ter zake daarvan in een periode van 34 dagen tijd dus hooguit (34 × € 500,- =) € 17.000,- aan dwangsom kan verbeuren;
ii) NHA op alle, althans op méér dan het door Plathos gestelde aantal dagen, heeft voldaan aan de verplichting om verkoopcijfers aan te bieden;
iii) NHA op alle, althans op méér dan het door Plathos gestelde aantal dagen, heeft voldaan aan de verplichting om de agentuurovereenkomst uit te voeren;
schorsing van de executie (van het verminderde bedrag) voor de resterende duur van de procedure in hoger beroep, althans zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
meer subsidiair:bepaling dat Plathos de executie slechts mag voortzetten tegen zekerheidstelling ten behoeve van NHA door middel van een bankgarantie ter hoogte van het bedrag dat aan dwangsommen geïncasseerd wordt, vermeerderd met de gebruikelijke opslag;
zowel primair als subsidiair en meer subsidiair:veroordeling van Plathos tot ongedaanmaking van de gevolgen van de executie, in ieder geval door terug te betalen hetgeen Plathos middels executie incasseerde en voorts een verbod aan Plathos om, voor de resterende duur van de procedure in hoger beroep, op basis van het vonnis van de kantonrechter van 20 augustus 2014 executiemaatregelen te treffen jegens NHA;
een verbod aan Plathos om bij verdere aanspraken op (beweerdelijk) verbeurde dwangsommen voortvloeiende uit het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2014 executoriaal beslag te doen leggen indien en voor zover NHA ter zake van deze aanspraken een bankgarantie stelt, afgegeven door een solide Nederlandse bank en tegen zodanige voorwaarden dat Plathos daarmee niet in een nadeliger positie komt te verkeren dan bij het doen leggen van executoriaal beslag;
veroordeling van Plathos in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2.
NHA legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij, anders dan Plathos meent, het Limburgse vonnis wel degelijk uitvoert en daarom geen dwangsommen is verschuldigd. Volgens NHA komt zij – zoals het Limburgse vonnis haar gebiedt – de agentuurovereenkomst volledig na en biedt zij Plathos bovendien dagelijks bewijs aan van de verkopen. Verder voert NHA aan dat het restitutierisico, gelet op de financiële toestand van Plathos, onaanvaardbaar hoog is.
3.3.
Plathos voert gemotiveerd verweer.
3.4.
De voorzieningenrechter gaat hierna nader in op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van NHA bij de gevraagde voorzieningen blijkt voldoende uit haar stellingen.
4.2.
De kernvraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of NHA heeft voldaan aan de veroordelingen in het Limburgse vonnis en of NHA al dan niet dwangsommen heeft verbeurd en, zo ja, tot welk bedrag (de vorderingen onder a tot en met e in r.ov. 3.1. zien hierop).
4.3.
Daarbij geldt allereerst dat moet worden beoordeeld of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kortgedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten, noch is er plaats voor nadere bewijsvoering.
4.4.
In een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming (gebod) niet of onvoldoende is nageleefd, geldt voorts dat de rechter niet tot taak heeft de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. De rechter dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Het dictum van het vonnis moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot de beslissing hebben geleid (HR 23 januari 1998, NJ 2000/544). Daarbij dient de rechter doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 15 november 2002, NJ 2004/410).
4.5.
Het geschil spitst zich toe op de verkoop van producten op het gebied van eLearning-opleidingen van Plathos en het dagelijks schriftelijk bewijs aanbieden aan Plathos van de gerealiseerde verkopen (r.ov. 5.1 van het Limburgse vonnis).
4.6.
Bij het Limburgse vonnis is NHA onder meer ertoe veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dat vonnis de tussen partijen tot stand gekomen agentuurovereenkomst volledig na te komen, “zoals het starten van de verkoop van alle producten op het gebied van eLearning-opleidingen van Plathos Group, alsmede dagelijks schriftelijk bewijs aan te bieden aan Plathos Group van de gerealiseerde verkopen, alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat NHA nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 500.000,-.”
4.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Plathos voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat NHA deze veroordeling niet volledig is nagekomen en overweegt daartoe het volgende.
4.8.
Om te beginnen heeft NHA niet
alleproducten op het gebied van eLearning-opleidingen van Plathos verkocht. Dat blijkt al uit het feit dat NHA tijdens de mondelinge behandeling zelf heeft verklaard dat een aantal onderdelen uit de lijst met opleidingen momenteel niet wordt aangeboden. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen (vermeld in de pleitnota van NHA onder 12): de groep UK Office 365, Photoshop Elements 9-10 en Photoshop Elements 11-12, Wft Basis en de groep Programmeren. In het midden kan blijven of de groep UK Office 365 en de groep Programmeren wel of – zoals NHA betoogt – geen eLearning-opleidingen zijn. Ten aanzien van Photoshop Elements 9-10 en 11-12 en WFT Basis staat dat in het kader van dit kort geding wel vast. NHA voert aan dat voornoemde Photoshop-opleidingen verouderd zijn en dat zij weigert kostbare ruimte op haar website en in haar reclamefolders te verspillen aan opleidingen waaraan de markt geen enkele behoefte heeft. Ten aanzien van de opleiding Wft Basis voert NHA aan – door Plathos ter zitting weersproken – dat deze opleiding niet is erkend en dus (nog) niet kan worden aangeboden, omdat het aanbod van NHA uitgaat van erkende opleidingen. Wat hiervan verder ook zij, een dergelijk onderscheid naar opleidingen waaraan de markt wel en geen behoefte heeft of naar wel en niet erkende opleidingen is in het dictum van het Limburgse vonnis niet gemaakt en het dictum moet – in het licht van de overwegingen van dat vonnis – ook niet op die manier worden uitgelegd. In r.ov. 4.7. van dat Limburgse vonnis is immers overwogen dat uit de tekst van artikel 4.1 van de (tussen partijen gesloten) agentuurovereenkomst betrekking heeft op alle producten van Plathos en dat niet is komen vast te staan dat partijen hierop zijn teruggekomen dan wel andere intenties hadden. Kort en goed is NHA op grond van het dictum gehouden om
alleproducten op het gebied van eLearning-opleidingen van Plathos te verkopen. Die formulering biedt – mede in het licht van de daaraan ten grondslag liggende overwegingen – geen ruimte voor nuancering of voor nadere, subjectieve interpretatie door NHA.
4.9.
Daarnaast heeft NHA niet dagelijks schriftelijk verkoopinformatie aan Plathos verstrekt. Dit blijkt al uit haar eigen stelling in punt 22 van de dagvaarding, dat zij “vrijwel dagelijks nog eens per e-mail aan Plathos [heeft] bevestigd wat de verkoopcijfers waren”. Weliswaar voert NHA aan dat het dagelijks extra doorzenden van de verkoopcijfers onzinnig is nu Plathos zelf iedere dag automatisch inzage in die cijfers heeft via haar software platform waarin de verkopen geschieden, maar Plathos stelt daar tegenover dat het bestand op het software platform voor mensen niet eenvoudig leesbaar is en zij betwist dat zij door middel van dat bestand verkoopinformatie verkrijgt. Wat daarvan verder ook zij, voorop staat dat NHA in het dictum van het Limburgse vonnis ondubbelzinnig is veroordeeld om Plathos dagelijks schriftelijk bewijs aan te bieden van de gerealiseerde verkopen. De voorzieningenrechter betrekt hierbij het belang van deze verkoopinformatie zoals Plathos dat ter zitting heeft toegelicht. De toelichting van Plathos komt erop neer dat de dagelijkse opgave van de verkoopcijfers voor haar een, in overleg met NHA opgesteld, belangrijk controlemiddel is waarmee miscommunicatie met de klant wordt voorkomen. Of sprake is – zoals NHA betoogt – van een onzinnige veroordeling doet hier niet ter zake. NHA kan haar visie daarop in het hoger beroep tegen het Limburgse vonnis naar voren brengen.
4.10.
Nu NHA, gezien het voorgaande en voorshands oordelend, de veroordeling in 5.1 van het Limburgse vonnis niet volledig is nagekomen en dus dwangsommen heeft verbeurd, hoeven de overige door Plathos gestelde overtredingen niet meer te worden besproken. De vraag is nu tot welk bedrag NHA dwangsommen heeft verbeurd.
4.11.
Het bevel tot betaling aan NHA (van 8 oktober 2013) heeft betrekking op een bedrag van € 27.000,-, zijnde het bedrag aan dwangsommen dat NHA volgens Plathos is verschuldigd over de periode van 29 augustus tot en met 1 oktober 2014. Die periode omvat echter 34 dagen. Zoals NHA terecht aanvoert, is aan de veroordeling in 5.1 van het Limburgse vonnis om de agentuurovereenkomst na te leven en dagelijks schriftelijk bewijs aan te bieden van de verkopen samen één dwangsom verbonden. NHA heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus ten hoogste een bedrag van 34 × € 500,- oftewel € 17.000,- aan dwangsommen verbeurd. Plathos heeft – zo wordt ten overvloede overwogen – ter zitting niet kunnen onderbouwen waarom 20 dagen ‘dubbel’ zijn geteld.
Ter zitting is nog door Plathos aangevoerd dat als het bedrag waarvoor executoriaal beslag onder de ING is gelegd te hoog is, dat dan is ‘ingehaald door de tijd’ omdat inmiddels wel dwangsommen tot een bedrag van € 27.000,- zijn verbeurd.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de (nadere) stelling van Plathos niet opgaat omdat het door NHA ten laste van Plathos gelegde executoriale derdenbeslag in beginsel geen betrekking kan hebben op na het bevel tot betaling (van 8 oktober 2013) verbeurde dwangsommen (vgl. HR 26 maart 1999, NJ 1999, 447 en zie ook [naam 5], De dwangsom in het burgerlijk recht, Deventer: Kluwer, 2006, p. 392).
4.12.
Het voorgaande brengt mee dat het door Plathos ten laste van NHA gelegde beslag moet worden opgeheven na uitwinning of vrijwillige betaling door NHA van € 17.000,-. De voorzieningenrechter zal hieraan – nu sprake is van een voorlopigevoorzieningenprocedure en in een bodemprocedure mogelijk anders wordt geoordeeld – wel de voorwaarde verbinden dat NHA tot een bedrag van € 10.000,- – zijnde het verschil tussen het volgens Plathos verschuldigde bedrag aan dwangsommen van € 27.000,- en het bedrag van € 17.000,- dat NHA blijkens het voorgaande aan dwangsommen heeft verbeurd – zekerheid stelt door middel van een bankgarantie volgens het Rotterdams garantieformulier.
4.13.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vorderingen onder a tot en met e van NHA (r.ov. 3.1.), voor zover zij verder strekken, worden afgewezen. Tevens vloeit uit het voorgaande voort dat NHA geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen onder f (r.ov. 3.1.), zodat deze eveneens worden afgewezen.
4.14.
Uit het voorgaande volgt voorts dat elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen. De voorzieningenrechter zal daarom de proceskosten compenseren op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg van 20 augustus 2014 (tussen partijen gewezen) met betrekking tot de incassering van dwangsommen voor zover dat een bedrag van € 17.000,- te boven gaat,
5.2.
heft op het (door Plathos ten laste van NHA gelegde) beslag, na uitwinning of vrijwillige betaling van € 17.000,-, zulks onder de voorwaarde dat NHA tot een bedrag van € 10.000,- zekerheid stelt door middel van een bankgarantie volgens het Rotterdams garantieformulier,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2014. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd op 25 november 2014.
Coll.: JC