Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1. [naam A BV],
2. [naam B BV],
3. [naam 1],
1.Het procesverloop
2.De feiten
Een aangeschreven onderneming conform de procedure ex. lid 1 tot en met 3 van dit artikel weigert medewerking te verlenen;
Een aangeschreven onderneming ex. lid 4 van dit artikel onvolledige of onjuiste informatie verstrekt;
De CNCU kennis neemt van signalen in de branche dat uitzendondernemingen/ werkgevers de bepalingen van de CAO’s overtreden en deze signalen concreet kunnen worden onderbouwd;
De CNCU op basis van de ex. lid 1 aangeleverde bescheiden één of meer overtredingen constateert.
De te controleren ondernemingen zullen door middel van een schriftelijke vooraankondiging op de hoogte worden gebracht van het bezoek aan hun bedrijf. In de vooraankondiging wordt aangegeven in welke week de controle bij de onderneming zal plaatsvinden en welke gegevens zullen worden onderzocht. (…)
(…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beleid methodiek (forfaitaire) schadevergoeding SNCU” (productie 3 bij de dagvaarding) niet standaard € 100.000,00, zoals de SNCU wel vordert. Bij het bepalen van de schadevergoeding moet rekening worden gehouden met de in artikel 6 lid 2 van Reglement II genoemde omstandigheden. Bovendien kan de SNCU geheel of gedeeltelijk afzien van de schadevergoeding als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Bij de berekening dient voorts te worden gelet op het aantal werknemers en het aantal geconstateerde overtredingen. Hoewel [naam A BV] gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de schadevergoeding (door haar “boete” genoemd), heeft de SNCU niet nader onderbouwd hoe zij (rekening houdend met het schadevergoedingsbeleid voor artikel 6 lid 2 van Reglement II) tot een schade van € 100.000,00 is gekomen. De kantonrechter overweegt nu dat vooralsnog alleen een gegrond vermoeden van niet-naleving van de CAO’s bestaat, gebaseerd op een zestal geconstateerde overtredingen. De exacte aard, omvang en duur van de niet-naleving van de CAO’s door [naam A BV] is nog niet duidelijk. [naam A BV] wordt thans ‘slechts’ concreet verweten dat zij geen contact met Providius heeft opgenomen om een afspraak te maken en zo niet de voortvarende medewerking heeft verleend waartoe zij op grond van de CAO’s gehouden was. Voorts is niet in geschil dat [naam A BV] de werkzaamheden in haar onderneming in het vierde kwartaal van 2012 heeft beëindigd, zodat de periode van eventuele niet-naleving in die zin beperkt is en eventuele schade (al dan niet voor oud werknemers van [naam A BV]) niet verder kan oplopen. Ook is van belang dat [naam A BV] heeft verklaard volledig te zullen meewerken aan een onderzoek door Providius als dat alsnog gehouden wordt. Mede omdat dit niet door de SNCU is betwist, gaat de kantonrechter er vanuit dat [naam A BV] deze toezegging zal nakomen, waarbij bovendien de hiervoor besproken veroordelingen met dwangsommen als stok achter de deur zullen fungeren. Een prikkel tot nakoming, waartoe de schadevergoeding tevens moet dienen, is daarom minder noodzakelijk, hoewel de kantonrechter het belang daarvan wel degelijk onderkent. Ten slotte weegt ook mee dat, hoewel dit [naam A BV] niet ontsloeg van haar verplichtingen uit de CAO’s, de SNCU diverse keren lange stiltes heeft laten vallen tussen haar correspondentie naar [naam A BV]. Dat hierdoor bij [naam A BV] aanvankelijk de indruk gewekt is dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen, is daarom niet geheel onbegrijpelijk. Een wat daadkrachtiger optreden van de SNCU was in het geval van de thans door haar gestelde urgentie op zijn plaats geweest. Ten slotte wordt meegewogen dat het onbetwist bedrijfseconomisch slecht ging met [naam A BV] en een schadevergoeding van € 100.000,00 niet in verhouding staat tot de omzet van [naam A BV] in 2008, 2009 en 2010. Het vorenstaande in onderlinge samenhang overziend, zal de kantonrechter de schadevergoeding naar redelijkheid vaststellen op € 5.000,00. De over de schadevergoeding gevorderde rente is als niet afzonderlijk en gemotiveerd door [naam A BV] betwist toewijsbaar.