Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
VONNIS
[verdachte],
21 februari 2014, 16 mei 2014, 25 juli 2014, 10 oktober 2014 en 16 december 2014.
Poging tot moord.
[slachtoffer]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.508,91 te verhogen met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. De vordering is als volgt opgebouwd:
- € 416,55 voor het eigen risico voor medische zorg;
- € 89,- voor kleding;
- € 3,36 voor reiskosten;
- € 3.000,- voor immateriële schade.
Beslissing
Poging tot moord;
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaar;
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast de
- gelast de
- gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Arnhem van 29 december 2010, te weten van: een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.508,91vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 3.508,91 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 45 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;