ECLI:NL:RBGEL:2014:8016

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
05/862738-13 en 05/702852-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Gilhuis
  • A. Gerbranda
  • M. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van poging tot moord door een 43-jarige Arnhemmer na schietincident in Apeldoorn

Op 30 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 43-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van poging tot moord. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 31 oktober 2013 in Apeldoorn, waarbij de verdachte drie keer op een man heeft geschoten. Het slachtoffer, die op dat moment in zijn bedrijf aanwezig was, heeft de schoten overleefd, maar liep een schotwond op aan zijn arm. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de schutter was, gebaseerd op getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft tijdens het proces zijn zwijgrecht ingeroepen en heeft geen medewerking verleend aan psychologisch onderzoek. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade, aangezien de verdachte met een vuurwapen naar het bedrijf was gegaan en specifiek naar het slachtoffer vroeg. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte en dat er geen sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer van € 3.508,91, en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte en de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/862738-13 en 05/702852-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 30 december 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te[woonplaats],
thans gedetineerd in[adres 1].
Raadsman: mr. drs. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21 februari 2014, 16 mei 2014, 25 juli 2014, 10 oktober 2014 en 16 december 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2013, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en
rustig overleg, met een vuurwapen heeft gepakt en drie keer, althans een of
meerdere keren op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft geschoten
en/of die [slachtoffer] heeft geraakt, althans getroffen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van poging tot moord. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat er geen technisch bewijs is dat verdachte kan worden aangemerkt als schutter. Het rapport van het NFI is voor verdachte ontlastend nu geen onderscheidende kruitsporen zijn gevonden. Verder heeft hij betoogd dat de herkenning van verdachte door verbalisanten die de camerabeelden hebben bekeken niet betrouwbaar is. De herkenning was niet op basis van gezichtsherkenning, maar betrof een herkenning op veel minder specifieke kenmerken. Nu meerdere mensen aan deze kenmerken kunnen voldoen, kan de herkenning door de verbalisanten niet bijdragen aan de overtuiging dat verdachte de man op de beelden is geweest, aldus de raadsman. Ook de herkenning van verdachte door aangever kan niet als betrouwbaar bewijs worden aangemerkt gelet op de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de voorbedachte rade niet kan worden bewezen. Het enkele feit dat verdachte met een pistool naar het bedrijfspand [naam pand/bedrijf] is gegaan, kan niet leiden tot de conclusie dat sprake moet zijn geweest van voorbedachte raad. Ook uit de camerabeelden kan geen moment van kalm beraad en rustig overleg worden gedistilleerd. Gelet hierop kan het feit niet worden gekwalificeerd als poging tot moord. Volgens de raadsman kan het feit evenmin worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. In dit verband heeft hij aangevoerd dat niet gericht is geschoten. Uit de feiten en omstandigheden kan hooguit worden afgeleid dat geschoten is met het doel schrik aan te jagen. Er is geen sprake van opzet op de dood van [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke vorm.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Beoordeling door de rechtbank
Het schietincident
De rechtbank zal eerst beoordelen of kan worden bewezen dat is geschoten in de richting van aangever.
Aangever [slachtoffer] heeft daarover verklaard dat hij op 31 oktober 2013 werkzaam was in het bedrijf [naam pand/bedrijf], gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn. Rond 16:00 uur of 16:30 uur hoorde hij dat de bel van de toegangsdeur overging. Hij keek naar de balie en zag een onbekende man staan. De man riep: “Is [slachtoffer] hier?”. Aangever heeft gezegd dat hij dat was. Op dat moment was de man uit zijn zicht omdat bij de balie een muurtje stond dat het zicht beperkte. Ongeveer een seconde later liep de man terug met iets in zijn hand. Toen hij bij de balie kwam, zag aangever dat de man het voorwerp in zijn hand op hem, aangever, richtte. Hij is weggedoken onder zijn bureau en hoorde vanuit de richting waar de man stond drie knallen. Nadat de man het pand had verlaten zag aangever dat in de muur achter zijn werkplek op ongeveer twee meter hoogte een kogelgat zat. Door een medewerker werd hij erop gewezen dat er ook een kogelgat zat in de toren van zijn computer die op de grond onder zijn bureau stond. Volgens aangever is hij gewond geraakt in zijn rechterarm. [2]
Aangever is naar het ziekenhuis gebracht voor de behandeling van zijn wonden.
In het ziekenhuis zag verbalisant dat aangever een wond van ongeveer één centimeter doorsnee aan de bovenkant van zijn pols had, waar bloed uit stroomde. Hij hoorde de behandelend arts zeggen dat zij eerst de bovenkant zou hechten en daarna het gat aan de onderkant van de pols zou behandelen. [3]
Getuige [getuige 1] heeft over het schietincident verklaard dat hij een man zag binnenkomen die in de richting van de balie liep. Hij vroeg waar [slachtoffer] was en hij hoorde [slachtoffer] zeggen: “ja, dat ben ik”. Hij zag dat de man vervolgens een beweging maakte naar zijn linker binnenzak van zijn jack en dat hij er een revolver uit haalde. Hij spande de haan en bracht de loop in de richting van [slachtoffer]. Tijdens het richten hoorde [getuige 1] een schot afgaan. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij drie schoten heeft gehoord [5] .
Dit wordt bevestigd door het sporenonderzoek op de plaats delict. In de muur is een projectiel aangetroffen en in de computerkast zijn twee projectielen aangetroffen [6] .
Op camerabeelden van 31 oktober 2013 van het bedrijf [naam pand/bedrijf]BV, gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn is om 16:04:33 uur op CAM1 (gericht op de ingang) te zien dat een man in de richting van de ingang van [naam pand/bedrijf] loopt. Met zijn linkerhand pakt hij het handvat van de ingang, blijft een fractie van een seconde staan en kijkt naar binnen. De rechterhand van de man is ter hoogte van zijn borst in zijn jas gestoken. De man trekt de deur open, loopt naar binnen en blijft op de deurmat bij de ingang staan. De man doet een paar stappen naar voren, loopt terug naar de deur en opent deze. Hij haalt vervolgens zijn rechterhand onder zijn jas vandaan, doet een stap naar voren richting de balie en strekt zijn rechterarm in de richting van de balie met in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Direct achter de loop is een grijze stofwolk zichtbaar die verbalisant herkent als de kruitdamp die uit de loop van een wapen komt nadat een schot is gelost. De man trekt vervolgens zijn rechterarm in en doet met zijn linkerhand iets aan het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dan strekt de man zijn rechterarm weer in de richting van de balie. Verbalisant ziet dat het op een vuurwapen gelijkend voorwerp een fractie van een seconde naar boven en beneden beweegt en herkent dit als eenzelfde beweging van een wapen wanneer een schot is gelost. De man doet een stap naar achteren en gaat met zijn linkerhand naar het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dan strekt hij zijn rechterhand met daarin het op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van de balie. Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp beweegt kort naar boven en beneden, hetgeen de verbalisant herkent als eenzelfde beweging wanneer een schot is gelost. De man draait zich vervolgens snel om in de richting van de deur en gaat om 16:05:07 uur naar buiten. [7]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat op 31 oktober 2013 een schietincident heeft plaatsgevonden op het adres [adres 2] te Apeldoorn, waarbij de dader drie keer heeft geschoten in de richting van aangever.
De dader
De rechtbank heeft vervolgens te beoordelen of verdachte de persoon is die heeft geschoten.
De voormelde camerabeelden zijn getoond aan verbalisanten van de Unit Arnhem-Zuid die niet bij het onderzoek betrokken waren. De verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] herkenden de persoon op de beelden als [verdachte] [8] . [verbalisant 1] heeft ten aanzien van de herkenning gerelateerd dat hij vindt dat [verdachte] qua uiterlijk een erg opvallende en karakteristieke verschijning is en dat hij hem herkent op de beelden [9] . [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij op de camerabeelden direct bij binnenkomst van de man, deze herkende als zijnde [verdachte]. Hij herkende [verdachte] met name aan zijn kapsel, waarbij het onderste gedeelte van zijn haar opgeschoren is en het haar boven op zijn hoofd ietwat langer is. Volgens [verbalisant 2] heeft [verdachte] dit kapsel altijd gehad. Daarnaast past het klunzige loopje precies bij [verdachte], hetgeen te zien is bij binnenkomst in het bedrijfspand. [10] [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat hij ervan overtuigd is dat de man op de videofilm de hem bekende [verdachte] is. De herkenning is gebaseerd op het lichaamsprofiel, het typische hoofd met bijbehorend kapsel en de herkenbare lichaamshouding. [11] [verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij [verdachte] herkende aan zijn hoofd – hij heeft een vierkant hoofd met een vooruitstekende kin – en aan zijn manier van lopen. Hij heeft een slungelachtige wijze van bewegen, die [verbalisant 4] bij geen enkel ander persoon kent. [12] [verbalisant 5] heeft gerelateerd dat hij de man voor 90% herkent als de hem bekende [verdachte]. Hij zag dat de man qua postuur, houding, manier van lopen en haardracht sterk overeenkwam met de hem bekende [verdachte]. [13]
Ook verbalisant [verbalisant 6], later aan het onderzoek toegevoegd, heeft verdachte herkend aan zijn karakteristieke gelaatstrekken, zijn houterige manier van bewegen en zijn lichaamshouding. [14]
Volgens voornoemde verbalisanten gaat het om [verdachte]/[verdachte], geboren [geboortedatum] en wonende te [adres 3]. [15]
Aangever heeft verklaard dat hij dacht dat de dader uit de vriendenkring van de ex-man van zijn partner moest komen. Samen met zijn partner heeft hij op een laptop foto’s bekeken. Hij zag daarbij een foto waarop hij aansloeg en meteen zei dat daarop de persoon stond die was binnengekomen en hem had beschoten. Zijn partner vertelde hem dat de persoon [verdachte] heette en deze naast de vader van haar ex-man woonde. [16]
Getuige [getuige 2] heeft in zijn beschrijving van het signalement van de dader aangegeven dat de dader in zijn nek aan de rechterkant een tatoeage had, die breed van achteren en smal van voren was.
Op camerabeelden van het pinapparaat van de ABN-AMRO, gevestigd aan de Drieslag 4 te Arnhem, waar op 30 oktober 2013 om 12:28 uur geld is gepind van het rekeningnummer van verdachte, is een man te zien met blond of grijs haar dat aan de zijkanten is opgeschoren en op het hoofd tussen de vier en zeven centimeter hoog is. Verbalisant herkent de man als zijnde [verdachte], geboren [geboortedatum]. Op de beelden ziet verbalisant dat [verdachte] aan de rechter zijkant een tatoeage in zijn nek heeft, bestaande uit enkele donkere letters in sierlijk schrift. De tatoeage loopt van achter de nek rechts schuin naar beneden tot ongeveer de rechter halsspier. [17] Op 5 november 2013 is verdachte gezien bij de Drieslag in Arnhem. Hij had toen kort geschoren haar dat er net af leek te zijn, gezien de witte huid die zichtbaar was. [18]
Al deze genoemde bewijsmiddelen wijzen er naar het oordeel van de rechtbank op dat de persoon op eerder gemelde camerabeelden verdachte is. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de herkenning van verdachte door de verbalisanten betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verbalisanten hebben aangegeven op grond van welke kenmerken zij verdachte hebben herkend. Slechts verbalisant [verbalisant 5] heeft aangegeven verdachte voor 90% te herkennen, de overige verbalisanten hebben daarin geen voorbehoud gemaakt. Daarnaast acht de rechtbank ook de herkenning door aangever betrouwbaar. Aangever heeft duidelijk uiteengezet op welke manier hij de foto’s heeft bekeken, waarna zijn partner de naam heeft genoemd van de persoon die hij op de foto had aangewezen. Dat zijn partner anders hierover heeft verklaard, doet aan het voorgaande niet af. Dat er geen technisch bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte, zoals de raadsman heeft gesteld, doet evenmin aan het voorgaande af.
Kwalificatie
Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte de dader van het schietincident was, zal de rechtbank beoordelen hoe het feit moet worden gekwalificeerd.
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is geweest van voorbedachte rade en evenmin van opzet op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat uit voormelde bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte bewust naar het pand van [naam pand/bedrijf] is gegaan terwijl hij op dat moment kennelijk al een vuurwapen in zijn hand had dat hij onder zijn jas verborgen hield. Hij heeft specifiek gevraagd naar [slachtoffer]. Toen aangever zich bekendmaakte als zijnde [slachtoffer], heeft verdachte drie keer geschoten – zoals uit de bewijsmiddelen blijkt – in de richting van aangever. Niet alleen de verklaringen van de getuigen maar ook de plaatsen waar de kogels zijn ingeslagen, te weten de muur achter de werkplek van aangever en de onder zijn bureau staande computerkast, wijzen op het gericht schieten door verdachte. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet alleen bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van verdachte, maar ook dat hij met voorbedachte raad heeft behandeld. Uit de bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank met name ook de camerabeelden van belang acht, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte weloverwogen en met een vooropgezet plan heeft gehandeld. Immers, verdachte is bewust naar de werkplek van [slachtoffer] gegaan. Hij heeft een wapen meegenomen. Dit wapen had hij al in zijn hand, verborgen onder zijn jas, toen hij bij [naam pand/bedrijf] naar binnen ging. Nadat hij gecontroleerd had of degene die hij zag [slachtoffer] was, heeft hij het door hem meegenomen vuurwapen tevoorschijn gehaald en is naar voren gestapt. Vervolgens heeft hij drie keer gericht geschoten op [slachtoffer] en is er daarna vandoor gegaan. Uit deze handelwijze volgt dat verdachte de gelegenheid heeft gehad en genomen over de betekenis van de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap heeft gegeven, en dat op geen enkele wijze sprake is geweest van een impulsieve actie ten gevolge van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht gelet op het voorgaande poging tot moord bewezen en verwerpt de verweren van de raadsman.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het delict heeft gepleegd samen met een ander of anderen. Hiervoor acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. Dat verdachte in een auto zou zijn gestapt die door een tweede persoon werd bestuurd, maakt dit niet anders nu niet bekend is wie de bestuurder van die auto was en of hij op de hoogte was van verdachtes voornemen om aangever van het leven te beroven. Evenmin kan worden bewezen dat een ander verdachte opdracht heeft gegeven voor het van het leven beroven van aangever, nu verdachte zwijgt. De rechtbank zal verdachte in zoverre vrijspreken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 31 oktober 2013, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een vuurwapen heeft gepakt en drie keer in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten en die [slachtoffer] heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 8 augustus 2014 een multidisciplinair rapport uitgebracht, ondertekend door [psycholoog], GZ-psycholoog, en [psychiater], psychiater. Daaruit komt naar voren dat verdachte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek. De deskundigen onthouden zich van beantwoording van de aan het onderzoek ten grondslag liggende vragen. Zij menen dat zij niet in staat zijn de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens te onderbouwen dan wel uit te sluiten. In het onderzoek was het niet mogelijk een gedragskundige onderbouwing te leveren voor een doorwerking van een eventuele pathologie van verdachte binnen het tenlastegelegde. Daarnaast hebben de deskundigen geen zicht gekregen op verdachtes beweegredenen en/of overwegingen met betrekking tot het tenlastegelegde indien bewezen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft in dit verband naar voren gebracht dat verdachte zich in detentie voorbeeldig heeft gedragen. Gelet op jurisprudentie van deze rechtbank acht de raadsman een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van het voorarrest passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord. Hij is welbewust naar het pand van [naam pand/bedrijf] in Apeldoorn gegaan, heeft specifiek gevraagd naar één persoon en toen deze zich bekend maakte, drie keer in diens richting geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het handelen van verdachte veel weg van een liquidatie/afrekening. Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen is verklaard, geprobeerd het belangrijkste bezit van het slachtoffer af te nemen, te weten: zijn leven. Dat dit niet gebeurd is, lijkt voornamelijk te danken aan het feit dat het slachtoffer onder een bureau is gedoken. Verdachte heeft het slachtoffer niet alleen letsel maar ook een traumatische ervaring bezorgd. Dat het handelen van verdachte grote impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Daaruit komt naar voren dat verdachte zijn werk is kwijtgeraakt, zonder inkomen kwam te zitten en dat hij uit angst is verhuisd en Apeldoorn heeft verlaten.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte waaruit naar voren komt dat verdachte eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Nu verdachte geen medewerking heeft verleend aan een onderzoek naar zijn persoon, acht de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor zijn handelen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit is enkel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie niet tot bewezenverklaring van het medeplegen komt, komt de rechtbank tot een lagere straf dan geëist.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 jaar passend en gerechtvaardigd.
In beslag genomen voorwerpen
Ter gelegenheid van het onderzoek is op 26 november 2013 een Audi A4 in beslag genomen op het adres [adres 4].
Onder verdachte is een armband in beslag genomen.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de Audi A4 gevorderd en teruggave van de armband aan verdachte.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de armband kan worden teruggegeven aan verdachte en dat de auto kan worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de armband aan de verdachte en van de Audi A4 aan de rechthebbende. Ten aanzien van de auto heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat betrokkenheid van de bestuurder van de auto niet kan worden bewezen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.508,91 te verhogen met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. De vordering is als volgt opgebouwd:
  • € 416,55 voor het eigen risico voor medische zorg;
  • € 89,- voor kleding;
  • € 3,36 voor reiskosten;
  • € 3.000,- voor immateriële schade.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat onduidelijk is of deze kosten wel zijn gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht het verweer over de materiële schade onvoldoende onderbouwd en zal om die reden daaraan voorbijgaan. De vordering - die met betrekking tot de immateriële schade niet is weersproken - komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en is voor toewijzing vatbaar. De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Arnhem van 29 december 2010 (parketnummer 05/702852-10) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 10 maanden ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 24c, 27, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot moord;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaar;
  • beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast de
  • gelast de
  • gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Arnhem van 29 december 2010, te weten van: een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.508,91vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 3.508,91 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 45 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Gerbranda en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2014.
Mr. Troost en mr. Althoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620 2013148012, Politie Eenheid Oost, district Noord- en Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 14 maart 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 89-90
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 087
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1], p. 177-178
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 182
6.Proces-verbaal, sporenonderzoek, p. 604
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152-155
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165-166
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 172
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 174
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 176
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169-170
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 175
15.Processen-verbaal van bevinding, p. 170-172, 174-176
16.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p. 95
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 275-276
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 265