ECLI:NL:RBGEL:2014:7696

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
05/720190-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor diefstal met geweld van een scooter in Arnhem

Op 12 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen twee mannen van 19 en 20 jaar oud, die zijn veroordeeld tot respectievelijk 12 en 14 maanden gevangenisstraf voor diefstal met geweld van een scooter. De feiten vonden plaats in de nacht van 24 augustus 2014, toen de verdachten de slachtoffers, twee meisjes die op een scooter reden, hebben geduwd en getrokken, waardoor zij ten val kwamen en letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachten niet alleen de slachtoffers, maar ook de maatschappij een groot gevoel van onveiligheid heeft bezorgd. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de verdachten geen rekening hielden met de impact van hun daden op de slachtoffers.

Tijdens de zitting op 28 november 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de verdachten bijgestaan werden door hun raadsman, mr. T. den Haan. De officier van justitie, mr. M.J.M. Verhoeven, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk 14 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. De rechtbank oordeelde dat de verdachten samenwerkten en dat hun daden niet als licht geweld konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtoffers, beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen van € 2.806,00 aan het eerste slachtoffer en € 500,00 aan het tweede slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank concludeerde dat de verdachten schuldig waren aan de tenlastegelegde feiten en sprak hen vrij van andere beschuldigingen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720190-14
Datum zitting : 28 november 2014
Datum uitspraak : 12 december 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Frankrijk)
adres : [adres 1]
verblijfadres : [adres 2],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014 in de gemeente Arnhem, gedurende de voor
nachtrust bestemde tijd op de Dominicanenweg, althans enige openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter
(kenteken [kenteken]) en/of een mobiele telefoon (IPhone) en/of een rijbewijs
en/of een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] (terwijl deze op een scooter reden) tegen de schouder(s) en/of het
lichaam heeft/hebben geduwd en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben
getrokken ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten val kwam(en) en/of
(vervolgens) die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 2] achterover is gevallen;
en/of
hij op of omstreeks 24 augustus 2014 in de gemeente Arnhem, gedurende de voor
nachtrust bestemde tijd op de Dominicanenweg, althans enige openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
gedwongen tot de afgifte van een scooter (kenteken [kenteken]) en/of een mobiele
telefoon (IPhone) en/of een rijbewijs en/of een tas, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededaders die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl deze op een scooter reden) tegen
de schouder(s) en/of het lichaam heeft/hebben geduwd en/of aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] ten val kwam(en) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] tegen het lichaam
heeft/hebben geduwd ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] achterover is gevallen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 28 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T. den Haan, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
 [slachtoffer 1]
 [slachtoffer 2]
De officier van justitie, mr. M.J.M. Verhoeven, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 24 augustus 2014 hebben aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een scooter, met kenteken [kenteken], gereden over de Dominicanenweg te Arnhem. Door twee mannen die op straat stonden, werden de meisjes vastgepakt en geduwd, waardoor zij vielen. Op het moment dat aangeefster [slachtoffer 2] probeerde één van de mannen bij de scooter weg te houden, kreeg ze weer een duw en is ze achterover gevallen waardoor zij met haar hoofd op de straat kwam. Vervolgens zijn de mannen op de scooter weggereden. In de buddyseat zat een bruine leren tas met daarin een zwarte iPhone, een portemonnee, een rijbewijs en een sleutelbos. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Op basis van het signalement kan niet gesteld worden dat verdachte één van de daders is geweest. Voorts heeft er geen fotoconfrontatie plaatsgevonden, zodat geen sprake is van herkenning door de aangeefsters. Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting kan gesteld worden dat verdachte wist dat de scooter, die hij in de achtertuin had zien staan, niet eerlijk was, maar dat betekent niet dat hij ook de steler is geweest. In de uren voordat verdachte thuis kwam, is hij in Arnhem uitgegaan. Hij heeft verklaard dat hij bij de trappen van Musis Sacrum is geweest.
Op het moment dat de beelden van de beveiligingscamera’s werden uitgelezen, bleken deze beelden van zeer slechte kwaliteit te zijn en tevens van de verkeerde locatie. Het alibi dat verdachte heeft gegeven, is daardoor niet weerlegd.
Het enige wat overblijft, is een belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte], maar die verklaring is pas afgelegd nadat [medeverdachte] was geconfronteerd met de verklaring van verdachte. Het verhoor van [medeverdachte] bij de rechter-commissaris was moeizaam en verwarrend. Dat zegt mogelijk iets over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Verdachte is steeds heel stellig geweest dat hij niet de steler van de scooter is geweest.
Beoordeling door de rechtbank
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij samen met verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. [3]
Kort na de diefstal zijn de opsporingsambtenaren uitgekomen bij het adres [adres 2] te Arnhem. Uit het politiesysteem bleek dat op dat adres twee personen van buitenlandse afkomst woonden. [4] Hierna hebben de verbalisanten aangebeld op dit adres en zijn zij binnengelaten door de bewoonster. In de achtertuin troffen zij de gestolen scooter aan. In de woonkamer bevonden zich twee personen die voldeden aan het signalement dat door de aangeefsters was opgegeven. [5] Verdachte en de medeverdachte verbleven in het huis van getuige [getuige 1]. Zij heeft aangegeven dat de mannen tussen 22:30 uur en 02:00 uur niet thuis waren. Op een gegeven moment werd op het raam van de woonkamer gebonsd en kwam medeverdachte [medeverdachte] via de voordeur binnenstormen. Hij liep direct door naar achteren. Haar dochter liep mee naar achteren en daarna kwamen ze met z’n drieën de woonkamer binnen, [medeverdachte], haar dochter en verdachte. Daarom weet [6] getuige [getuige 1] zeker dat verdachte via de achterdeur binnen is gekomen. De zus van verdachte, [getuige 2], heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] via de voordeur naar binnenstormde. Toen zij naar de keuken liep, zag zij verdachte via de achterdeur binnenkomen. [7]
Gelet op het vorenstaande en gesteund door het feit dat de scooter in de achtertuin is aangetroffen, alsmede het feit dat de tas met inhoud is gevonden in een slaapkamer waar ook de spullen van verdachte lagen, is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om verdachte als dader aan te merken. De rechtbank heeft ook de overtuiging; de mogelijkheid dat medeverdachte [medeverdachte] met een ander dan verdachte zou hebben gehandeld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte en de medeverdachte zijn samen naar Nederland gekomen. Medeverdachte [medeverdachte] kende verder niemand in Nederland en logeerde samen met verdachte bij de familie van verdachte.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 augustus 2014 in de gemeente Arnhem, gedurende de voor
nachtrust bestemde tijd op de Dominicanenweg, althans enige openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter (kenteken [kenteken]) en een mobiele telefoon (IPhone) en een rijbewijs en een tas, , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl deze op een scooter reden) tegen de schouder(s) en het lichaam hebben geduwd en aan die [slachtoffer 1] hebben getrokken ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten val kwam(en) en (vervolgens) die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geduwd ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 2] achterover is gevallen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen gelet op de ernst van het feit en omdat het feit tezamen en in vereniging is gepleegd, op de openbare weg en gedurende de nacht, wat strafverzwarende omstandigheden zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat voor een diefstal, waarbij licht geweld is gebruikt, doorgaans maximaal zes maanden gevangenisstraf wordt opgelegd. Eventuele strafverzwarende omstandigheden maken dat tot een strafmaximum van twaalf maanden wordt gekomen. Voor zover er berichten bestaan over vervolging in Frankrijk, zegt dat niets over definitieve veroordelingen. Voorts dient rekening gehouden te worden met het feit dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde 19 jaar oud was.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 oktober 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 9 oktober 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, door samen met zijn mededader in de nacht twee meisjes die op de openbare weg op een scooter reden, te duwen en te trekken. Hierdoor zijn de meisjes op de grond gevallen en is bij hen pijn en letsel veroorzaakt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat iemand van een rijdende scooter trekken niet kan worden aangemerkt als licht geweld. De rechtbank vindt het kwalijk dat de verdachte door zijn handelen voorbij is gegaan aan het leed dat hij bij de slachtoffers zou veroorzaken. Dergelijke feiten veroorzaken bij slachtoffers en bij de maatschappij in het algemeen een groot gevoel van onveiligheid. De psychische gevolgen voor de slachtoffers blijken uit de door hen ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
De rechtbank overweegt dat het gepleegde feit dermate ernstig is, dat dit behoort te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.301,85.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.806,00, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 500,00 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat de bedragen met betrekking tot de kickbokslessen en de verlofuren van de ouders niet toegewezen kunnen worden. De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van
[slachtoffer 1]tot een bedrag van € 2.806,00 aan materiële en immateriële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank is van oordeel dat, nu er sprake is van een minderjarige benadeelde, op grond van het Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 98, de verlofuren van de ouders in het kader van de begeleiding van hun minderjarige kind, ook toewijsbaar zijn.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van de kickbokslessen, omdat dit deel van de vordering niet in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover benadeelde zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], te betalen € 2.806,00 (tweeduizend achthonderdzes euro).
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen € 2.806,00 (tweeduizend achthonderdzes euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 500,00 (vijfhonderd euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de mededader betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de politieregio Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, BHV-nummer BHV2014106639 gesloten op 9 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, pag. 15 en proces-verbaal van aangifte, pag. 21.
3.Verklaring verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting 28 november 2014.
4.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, pag. 30.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 80 alsmede de aangiften pag. 46 en pag. 56.
6.Proces-verbaal 1e verhoor getuige [getuige 1], pag. 39.
7.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], pag. 184.