Uitspraak
[verdachte]
Rechtbank Gelderland
Op 12 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 65-jarige taxichauffeur die werd beschuldigd van ontucht met een verstandelijk gehandicapte vrouw. De tenlastelegging stelde dat de verdachte op 1 november 2013 in Barneveld, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht had gepleegd met de vrouw, die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op dat moment in de gezondheidszorg werkzaam was en dat de vrouw aan zijn zorg was toevertrouwd.
Tijdens de zitting op 28 november 2014 heeft de officier van justitie, mr. P.A. de Boer, gerekwireerd en gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. van de Beek, pleitte echter voor vrijspraak, wijzend op het gebrek aan ondersteunend bewijs en de mogelijkheid dat de vrouw een eerdere traumatische ervaring herbeleefde.
De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw en de getuigen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was voor de relatie tussen de verdachte en de vrouw die vereist is voor de tenlastelegging. De rechtbank benadrukte dat de strafbaarstelling in artikel 249, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht specifiek gericht is op de bescherming van patiënten of cliënten tegen misbruik door hulpverleners. Aangezien er geen bewijs was dat de verdachte in een dergelijke relatie tot de vrouw stond, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.