ECLI:NL:RBGEL:2014:7575

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
05/862238-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. J.M.J.M. Doon
  • Mr. H.G. Eskes
  • Mr. F.N.J. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van militaire goederen en joyriding door militair

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 8 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige militair. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging, joyriding met een militair voertuig en verduistering van militaire goederen. De feiten vonden plaats tussen 25 en 26 april 2013 op het Infanterie Schiet Kamp te Harskamp, waar de verdachte samen met een medeverdachte ongeveer 935 kilogram aan munitiehulzen heeft weggenomen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot het terrein door middel van braak en inklimming. Tijdens de zitting op 24 november 2014 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, zijn verdediging gevoerd. De officier van justitie heeft gerekwireerd en de verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. De militaire kamer heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De militaire kamer heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft hem verplicht om een bedrag van € 2.855,25 te betalen aan de Staat wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. De militaire kamer heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard en als strafbaar gekwalificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/862238-13
Datum zitting : 24 november 2014
Datum uitspraak : 8 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. B.J. de Pree, advocaat te Amersfoort.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeksde periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp
(minutiecomplex), althans een gebouw op een terrein van defensie, heeft
weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, althans een groot aantal
(munitie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
het Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
2.
hij als militair in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26
april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk wederrechtelijk twee, althans één motorrijtuig, (militaire MB's),
bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal
(minutie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een
groot aantal (munitie)hulzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele toebehoorde(n) aan het Ministerie van defensie, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde
van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als instructeur, in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. de Pree voornoemd.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. Partiële nietigheid dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 onvoldoende concreet, en aldus op dat punt nietig, is. Daartoe is aangevoerd dat onduidelijk is om welke hulzen het in deze specifieke ten laste gelegde periode gaat.
De militaire kamer interpreteert het betoog van de raadsman als een beroep op artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en is, anders dan de raadsman van verdachte, van oordeel dat het voor verdachte - gelet op zijn verklaring ter terechtzitting en de dossierstukken (in het bij-zonder de pagina’s 209 en 217) - voldoende duidelijk is waarvan hij verdacht wordt. Gelet hierop ziet de militaire kamer dan ook geen reden om de dagvaarding partieel nietig te verklaren.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Verweer strekkend tot bewijsuitsluiting
Vooropgesteld wordt dat naar het oordeel van de militaire kamer geen reden bestaat om, zoals door de verdediging is verzocht, enig dossierstuk van het bewijs uit te sluiten. De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de bekennende verklaring van verdachte ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar) niet voor het bewijs kan worden gebezigd vanwege de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden en op papier is gezet. Volgens de raadsman is in dat kader onjuist, onzorgvuldig en oncontroleerbaar gehandeld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend, maar dat die verklaring niet in een proces-verbaal is vastgelegd. Bovendien zijn geen audiovisuele opnamen van de verhoren gemaakt, waardoor niet te controleren valt hoe tijdens de verhoren de vraagstelling is geweest en in welke mate verdachte tijdens deze verhoren (dader)informatie aangereikt heeft gekregen.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het dossier van het bewijs moet worden uitgesloten, nu de onderliggende stukken ontbreken en de inhoud van het proces-verbaal aldus niet controleerbaar is.
Verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om een bekennende verklaring af te leggen. Verdachte wilde graag naar huis omdat hij dinsdagavond op zijn kind moest passen, en dat zou pas mogen nadat hij bekend had.
Ten aanzien van de door verdachte bij de Kmar afgelegde verklaringen overweegt de militaire kamer dat geen wettelijk voorschrift voorschrijft dat verdachte audiovisueel gehoord had moeten worden.
Aldus is geen sprake van een geschonden vormvoorschrift als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en bestaat geen reden de verklaringen van verdachte om die reden van het bewijs uit te sluiten.
Ook overigens ziet de militaire kamer daartoe geen aanleiding nu zij geen reden heeft om aan de juistheid van de inhoud van deze ambtsedig opgemaakte, en door verdachte ondertekende, stukken te twijfelen. Naar het oordeel van de militaire kamer valt uit de processen-verbaal in voldoende mate op te maken wat de vraagstelling is geweest, blijkt er niet uit dat verdachte onder druk is gezet en/of op enig moment (tijdens de zes momenten waarop hij is verhoord) ontkennend heeft verklaard. Evenmin blijkt uit de processen-verbaal van verhoor dat verdachte
- hoewel hij gedurende drie aaneensluitende dagen is verhoord - heeft aangegeven dat hij haast had om naar huis te komen, omdat hij op dinsdagavond op zijn kind moest passen en hij wilde voorkomen dat zijn ex-vriendin van de verdenking jegens hem op de hoogte zou worden gesteld.
Voorts overweegt de militaire kamer dat zij evenmin reden ziet het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het bewijs uit te sluiten. Daartoe acht zij, los van de omstandigheid dat het een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreft, redengevend dat de raadsman van verdachte de inhoud van dit stuk niet heeft betwist, terwijl ook anderszins reden bestaat te twijfelen aan de inhoud van dit stuk aangezien dit steun vindt in de verklaringen van verdachte bij de Kmar.
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 25 op 26 april 2013 werd omstreeks 3:55 uur waargenomen dat het plexiglas van de linker roldeur van gebouw 102 van het Munitie Complex Hoenderloo 2 op de Generaal Winkelman Kazerne te Harskamp stuk is. [2] Van buitenaf is met een armreiking door het gat in het glas de loopdeur aan de binnenzijde te openen. [3] Diezelfde nacht tussen 0:00 uur en 00:20 uur was het raam van het betreffende gebouw nog intact. [4] In de loods bevonden zich grote kratten met diverse koperkleurige “lege” hulzen van diverse kalibers. [5]
Op 26 april 2013 omstreeks 8:30 uur werd geconstateerd dat het draad, dat dient als omheining van het Infanterie Schiet Kamp Hoenderloo 2 te Harskamp (waar zich ook loods 102 bevindt), was doorgeknipt. [6] In het hekwerk bevonden zich twee gaten, één van 80 centimeter bij 110 centimeter en één van 80 centimeter bij 90 centimeter, en in de directe omgeving werd een beschermhoes/omhulsel van een kniptang aangetroffen. [7] Bij het tweede gat bevonden zich aan de binnenzijde negen, en aan de buitenzijde van het Munitie Complex vijf, grijze handkratten - deels gevuld met koperkleurige hulzen - met de tekst “Hoenderloo”. [8]
De grijze bakken worden normaal gesproken niet gebruikt voor munitieopslag en er is geen toestemming gegeven voor het wegnemen van goederen en het vernielen van het raam en hekwerk. Deze goederen behoren toe aan het ministerie van Defensie. [9]
Verdachte heeft op 26 april 2013 tegen betaling hulzen ingeleverd bij [getuige 1] [10] , te weten eenmaal 375 kilogram en eenmaal 560 kilogram. [11] Medeverdachte [medeverdachte] was daarbij aanwezig. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de bekennende verklaring van verdachte tegenover de Kmar, de verklaring van getuige [getuige 1], de smartcard- en telefoongegevens, en de geflitste auto - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat bij gebrek aan overtuiging niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan worden gekomen, nu afdoende is verklaard waarom verdachte aanvankelijk een bekennende verklaring heeft afgelegd, hoe verdachte -aangezien hij in de morgen van 26 april bij de loods van de inbraak is geweest waardoor hij daderinformatie heeft verkregen - bekend kon zijn met deze informatie en waarom hij een grote hoeveelheid hulzen in zijn bezit heeft gehad en deze hulzen heeft aangeboden aan [getuige 1].
Beoordeling door de militaire kamer
Op grond van de (onweersproken) feiten acht de militaire kamer bewezen dat één of meerdere personen in de nacht van 25 op 26 april 2013 op het Infanterie Schiet Kamp (een munitiecom-plex) Hoenderloo 2 in Harskamp, in de gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit loods 102, munitiehulzen van het ministerie van Defensie heeft/hebben weggenomen, en zich de toegang tot dat munitiecomplex en die loods hebben verschaft en die hulzen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
De vraag die ter beantwoording voorligt, is of bewezen kan worden geacht dat verdachte (één van) de dader(s) is en of de door hem aan [getuige 1] aangeboden 935 kilogram munitiehulzen de weggenomen munitiehulzen betreffen. De militaire kamer beantwoordt die vraag bevestigend, aangezien verdachte daarover gedetailleerd heeft verklaard bij de Kmar en deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daartoe overweegt de militaire kamer als volgt.
Het vervoer
Verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van de inbraak, vanaf de Bernhardkazerne in Amersfoort, beiden een Mercedes Benz (hierna: MB) bij zich hadden. Verdachte heeft de MB waarin hij reed op de parkeerplaats gezet, is toen bij [medeverdachte] in de MB gestapt en is samen met hem naar het munitiecomplex gereden. [13] Hij heeft verklaard dat ze naar de achterpoort zijn gereden, een houten paal naast de slagboom uit de grond hebben gehaald, langs de slagboom zijn gereden en de MB naast het hek naast het munitiecomplex hebben gezet. [14]
Toen verdachte met [medeverdachte] bezig was met de inbraak, kwam de wacht eraan en zijn [medeverdachte] en hij in de auto gestapt, waar ze even hebben gewacht en vervolgens stapvoets zonder verlichting zijn weggereden. [15] [medeverdachte] heeft verdachte afgezet bij de parkeerplaats waar de MB van verdachte stond en verdachte kan zich herinneren dat er onderweg “een flits was”. [16]
Dat verdachte, zoals hij zelf verklaart, bij aankomst op de Winkelman kazerne te Harskamp de MB op het parkterrein heeft geparkeerd, vindt bevestiging in de verklaringen van getuigen
[getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 april 2013 om 1:41 uur een militaire MB met kenteken [kenteken] op de openlijk toegankelijke parkeerplaats heeft waargenomen. [17] Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [getuige 2] omstreeks 1:30 uur bij het gebouw van de MDD aan de Otterloseweg was en dat het hen was opgevallen dat er een militaire MB op de parkeerplaats nabij het schietterrein stond. [18] De opmerking van verdachte dat [medeverdachte] de tweede MB naast het hek op het munitiecomplex had gepositioneerd, wordt ondersteund door de bevindingen van het sporenonderzoek kort na de inbraak. Aan de buitenzijde van het (vernielde) hekwerk werden namelijk bandensporen aangetroffen die werden herkend als bandensporen van een MB . [19] Voorts heeft een wachtcommandant gerapporteerd dat hij op 25 april 2013 in het kader van beveiligingswerkzaamheden omstreeks 3:55 uur met collega’s was gearriveerd op het Munitie Complex Hoenderloo 2, om te beginnen bij loods 102. [20] Dat past in de verklaring van verdachte dat hij en [medeverdachte] de wacht zagen arriveren en zijn vertrokken, waarna verdachte zijn eigen MB heeft opgehaald. Dit sluit ook aan op de verklaring van getuige [getuige 3]. Getuige [getuige 3] heeft immers verklaard dat de MB die hij eerder met [getuige 2] op het parkeerterrein had zien staan, rond 5:00 uur niet meer op het parkeerterrein stond. [21]
De braaksporen
Verdachte heeft verklaard dat hij met een leatherman heeft geprobeerd een gat in het hekwerk naast het munitiecomplex te knippen en dit, toen dit niet lukte, tien meter verderop nogmaals heeft geprobeerd waar dat wel lukte. Hij heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] door de opening in het hek naar het emballagehok is gegaan. Eén van hen heeft het raampje van de deur ingeslagen, waarna ze – door een hand door het raam te steken – de deur aan de binnenkant konden openen. [22] De militaire kamer overweegt dat de verklaring van verdachte, over de twee gaten in het hekwerk en het inslaan van de ruit in de deur van loods 102, overeenkomt met de onweersproken feiten en daarmee eveneens bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen.
Situatie plaats delict
Verdachte heeft verklaard dat de hulzen in de loods per kaliber in verschillende bakken gesorteerd lagen en hij en [medeverdachte] hulzen uit verschillende bakken hebben weggenomen. [23]
Ze hebben ongeveer 20 kratten met hulzen gevuld en deze, eerst handmatig en later met behulp van een karretje of steekwagentje, in de MB geplaatst.
Toen zij de wacht op het munitiecomplex zagen rijden, hebben ze alles laten vallen en zijn ze weggereden. [24]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat tegen een wand in loods 102 palletkratten staan met hulzen van verschillende soorten, waaronder palletkratten met verschoten “blanks”. [25]
Hij heeft voorts verklaard dat tijdens werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen waaronder plateauwagens, en dat deze in de nacht van de inbraak binnen stonden. [26] Een wachtcommandant heeft met collega’s omstreeks 3:55 uur bij loods 102, behalve een gebroken ruit, palletkratten (voor het gebouw) en een plateauwagen (nabij de rechter roldeur) aangetroffen. [27]
Afgelegde route
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte], nadat de wacht het munitiecomplex op was gereden, weg zijn gereden. Ze zijn vervolgens helemaal buitenom richting het dorp gereden en toen via allerlei tussendoor wegen - al dan niet via de Leusderheide - naar de Bernhardkazerne te Amersfoort om op zijn kamer plunjebalen op te halen.
Nadat ze één plunjebaal vol hadden gepakt met hulzen, hebben ze op het oefenterrein op de Leusderheide een lekbak gepakt om de overige hulzen in te doen. [28]
Zoals de militaire kamer hiervoor heeft overwogen, heeft verdachte een “flits” waargenomen bij het wegrijden en past dit bij het feit dat de MB met kenteken [kenteken] om 4:06 uur op de Otterloseweg te Harskamp is geflitst vanwege een snelheidsovertreding. De verklaring van verdachte dat zij vervolgens over allerlei binnendoor wegen hebben gereden, past bij de volgorde van zendmasten die werden aangestraald doortelefoonnummer [nummer]. [medeverdachte] heeft dit telefoonnummer op 1 mei 2013 bij de Kmar als zijn telefoonnummer opgegeven. [29] Het telefoonnummer heeft op 26 april 2014 om 1:46 uur de zendmast aan de Apeldoornseweg te Otterlo aangestraald (in de nabije omgeving van het munitiecomplex) en na 4:06 uur achtereenvolgend de zendmast aan de Radioweg te Harskamp (om 4:09 uur), de zendmast aan de Lenderinkweg te Wekerom (om 4:12 uur en 4:13 uur), de zendmast aan de Drieenhuizerweg te Kootwijkerbroek (om 4:15 uur) en een zendmast aan de Rijksweg A1 te Ter Schuur (om 4:23 uur). [30]
Uit smartcardgegevens van de Bernhardkazerne te Amersfoort blijkt dat verdachte en [medeverdachte] beiden op 26 april 2013 (verdachte om 6:28:52 uur en [medeverdachte] om 6:28:45 uur) hun smartcard hebben aangeboden om toegang te verkrijgen tot de kazerne. [31]
Het aanbieden van de hulzen
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] direct op de dag van de inbraak naar de hulzenboer zijn gegaan endat dit in Harderwijk zou kunnen zijn geweest. [32] Verdachte heeft verklaard dat hij de hulzen met een militaire MB, gekleed in camouflage uniform, heeft ingeleverd en zich daarbij met zijn rijbewijs heeft gelegitimeerd. [33]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij namens [getuige 1] te Harderwijk koper en messing inneemt en klanten daarvoor contant uitbetaald. Hij heeft verklaard dat op 26 april 2013 een man bij hem kwam met een getinte huidskleur, kort (kalend) haar en een breed postuur. De man kwam met een camouflage jeep en had volgens [getuige 1] een militair camouflagepak aan. Omdat de man zich niet kon legitimeren, belde de man verdachte en die arriveerde een kwartier of half uur later en heeft zich gelegitimeerd. [getuige 1] heeft vervolgens de hulzen ingenomen die de andere man achterin de jeep had liggen. [getuige 1] heeft verklaard dat de mannen wel vaker bij hem kwamen en ze dan met een militaire jeep en in militair uniform kwamen. [34] Op 26 april 2013 om 8:59 uur wordt met de diensttelefoon van [medeverdachte] telefonisch contact gezocht met voornoemd recyclingbedrijf te Harderwijk en om 11:33 uur diezelfde dag wordt door de diensttelefoon van verdachte een zendmast aangestraald aan de Industrieweg te Harderwijk (in de nabije omgeving van het recyclingbedrijf). [35]
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 april 2013 om 4:06 uur is op de Otterloseweg te Harskamp een snelheidsovertreding begaan met de MB voorzien van kenteken [kenteken] [36] . Het voertuig is op 25 april 2013 afgesloten en is die middag of op de ochtend van 26 april 2013 ten behoeve van schoonmaak verplaatst over een afstand van ongeveer 10 kilometer. Tussen de rijopdrachten van 25 en
26 april 2013 zit daarentegen een verschil van 168 kilometer. [37]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de verklaring van verdachte tegenover de Kmar en de snelheidsovertreding - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 2 ten laste gelegde joyriding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde, nu verdachte vanwege een oefening de beschikking had over een auto en het niet opportuun is hem voor het privé gebruik van deze auto te veroordelen nu veel militairen dat in de praktijk doen en het een “grijs gebied” betreft.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] in een militaire MB, toebehorend aan de logistieke groep van het Ministerie van Defensie, in de nacht van 25 op 26 april 2013 naar Harskamp is gereden terwijl hij daarvoor geen toestemming had. [38] Verdachte zou de MB waarin hij reed, voorbij de kazerne waar het oefenterrein begint, op een parkeerplaats hebben gezet. [39]
Het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij geen toestemming had de MB voor andere doeleinden te gebruiken dan ten behoeve van een oefening, wijst er naar het oordeel van de militaire kamer op dat verdachte de militaire MB opzettelijk wederrechtelijk heeft gebruikt. De stelling dat andere militairen een MB ook voor privé doeleinden gebruiken, doet hier niet aan af.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op de overzichtslijst van het bedrijf [getuige 1] te Harderwijk (ook) over de periode van december 2012 tot en met oktober 2013 staat vermeld dat verdachte in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 verschillende keren tegen betaling hulzen heeft aangeboden aan dit bedrijf. Het betroffen hoeveelheden van respectievelijk 86, 25, 66, 24, 22 en 200 kilo. [40] Verdachte is regelmatig bij recyclebedrijf [getuige 1] geweest om hulzen van losse flodders/blanks in te leveren. [41]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, mede gelet op de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 3, subsidiair, ten laste gelegde verduistering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde omdat geen sprake is van wederrechte-lijkheid, nu hulzen worden ingeleverd met medeweten van het ministerie van Defensie.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer volgt het betoog van de raadsman, bij gebreke van enige onderbouwing, niet. Verdachte heeft verklaard dat de hulzen die hij heeft ingeleverd en waarvoor hij geld heeft ontvangen, toebehoren aan het ministerie van Defensie en dat hij geen toestemming heeft verkregen voor het inleveren van deze hulzen. [42] Bovendien verklaart hij over een rugzak met verschoten hulzen die is aangetroffen op zijn legeringskamer, dat hij zich ervan bewust is dat het niet is toegestaan de hulzen onder zich te hebben. Verdachte heeft opgemerkt dat hij geen zin heeft om naar het munitiecomplex te rijden om kleine hoeveelheden hulzen in te leveren en hij de hulzen bewaart tot hij een grotere hoeveelheid heeft en deze dan naar koperboer brengt om deze om te zetten in geld, waarna hij dit geld voor zichzelf gebruikt. [43] Dit leidt de militaire kamer tot de conclusie dat wel degelijk sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de (munitie)hulzen door verdachte en dat hij zich hiervan bewust is geweest.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, subsidiair, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp (munitiecomplex), heeft weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, toebehorende aan het Ministerie van defensie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij als militair in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, opzettelijk wederrechtelijk één motorrijtuig, (militaire MB), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
3, subsidiair
hij in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, meermalen, opzettelijk een groot aantal (munitie)hulzen, die geheel of ten dele toebehoorden aan het Ministerie van defensie, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van de feit 2:
Opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig dat bij de krachtsmacht in gebruik is, gebruiken.
Ten aanzien van feit 3:
Verduistering, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3, subsidiair, ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, ter vervangen door 60 dagen hechtenis als deze niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Daarbij heeft de officier van justitie expliciet rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten en dat verdachte, blijkens zijn justitiële documentatie, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de militaire kamer, indien zij komt tot een bewezenverklaring van één of meer van de ten laste gelegde feiten, verzocht verdachte een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte niet alleen een first offender is, maar er ook rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een kind en de relatie met zijn ex-partner is moeizaam. Daarnaast moet verdachte, als hij zijn baan bij het ministerie van Defensie kwijtraakt, op zoek naar ander werk, waar hij bij een te zware straf niet aan toe zal komen, met alle gevolgen van dien.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf wordt door de militaire kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts wordt rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 oktober 2014.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal (in vereniging) met braak en inklimming op een militair terrein, aan joyriding met een militair voertuig en aan verduistering van militaire goederen. Feiten die naar het oordeel van de militaire kamer ieder op zichzelf illustreren dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van het Ministerie van Defensie, zijn werkgever.
Gelet op de aard en ernst van de feiten acht de militaire kamer een werkstraf voor de duur van 120 uren, als voorgesteld door de officier van justitie, passend en geboden. De militaire kamer ziet, in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf. De militaire kamer gaat er daarnaast van uit dat verdachte lering trekt uit de onderhavige strafzaak en een voorwaardelijk strafdeel in die zin niet noodzakelijk is om het plegen van soortgelijke feiten te voorkomen.
Ten aanzien van het beslag
De militaire kamer is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 2.500,- als bedoeld in de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 253 van het dossier, aan verdachte toebehoort en aan hem moet worden teruggegeven nu niet is komen vast te staan dat dit bedrag afkomstig is uit enig bewezenverklaard misdrijf.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 91, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 3, primair.
Verklaartbewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten als vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaaltdat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel
in minderingwordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag
Beveeltde teruggave van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van
€ 2.500,- aan veroordeelde.
Aldus gewezen door:
Mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. H.G. Eskes, rechter, en kapitein ter zee van administratie, mr. F.N.J. Jansen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Veluwe Apeldoorn, Afdeling Recherche en Informatie, opgemaakte proces-verbaal (relaas), dossiernummer 13-006848, gesloten op 6 januari 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Specifiek rapport, p. 74, eerste en tweede alinea.
3.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 165, eerste alinea.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 80, vierde tot en met zesde alinea, en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 77, vijfde, negende en tiende alinea.
5.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 165, eerste alinea.
6.Het proces-verbaal (van bevindingen), p. 181, derde en vijfde alinea.
7.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 165, eerste en tweede alinea.
8.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 165, tweede alinea.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p, 45, vijfde en zesde alinea.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014.
11.Het proces-verbaal van getuige [getuige 1], p. 107, tweede en vijfde alinea, en p. 108, eerste en derde alinea.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 143, vierde alinea.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 138, vijfde alinea.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 151, derde alinea.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 143, vijfde alinea.
17.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 77, elfde alinea.
18.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 80, vijfde tot en met zevende alinea.
19.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 165, tweede alinea, regel 33 tot en met 35, en de daarbij behorende foto met omschrijving, p. 177 bovenaan.
20.Specifiek rapport, p. 74, tweede alinea.
21.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 80, tiende alinea.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, . 138, vijfde en zesde alinea.
23.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 143, eerste alinea.
24.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, eerste tot en met derde alinea.
25.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 65, vierde alinea.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 4], p. 65, vijfde alinea, en het proces-verbaal van verhoor getuige Bennie Smit, p. 61, tweede alinea.
27.Specifiek rapport, p. 74, tweede en derde alinea.
28.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 139, derde tot en met vijfde alinea.
29.Het proces-verbaal van verhoor (van medeverdachte) [medeverdachte], p. 122, tweede alinea, gelezen in samenhang met p. 123, vijfde alinea.
30.Het proces-verbaal van bevindingen (historische printgegevens), p. 205, vijfde en zesde alinea.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 193, derde alinea.
32.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 144, vierde alinea.
33.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 152, vijfde alinea.
34.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], p. 107, derde en vijfde alinea, en p. 108, vierde tot en met zevende alinea.
35.Het proces-verbaal van bevindingen (historische printgegevens), p. 206, tweede alinea.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 187, derde alinea, gelezen in samenhang met de beschikking,
37.Het proces-verbaal van bevindingen ([kenteken]), p. 184, eerste en tweede alinea, bezien in samenhang met het blad “rijopdracht”, p. 185.
38.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 140, vierde en achtste alinea.
39.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 143, vierde alinea.
40.Het proces-verbaal van bevindingen (ter beschikking stellen lijsten), p. 209, zeven alinea, eerste tot en met derde regel, bezien in samenhang met het inkoopboek, p. 217.
41.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014.
42.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p 152, zesde alinea.
43.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 147, vierde en vijfde alinea.