ECLI:NL:RBGEL:2014:7573

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
05/760327-13 en 05/760167-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voormalige militair voor gevaar op de weg en rijden onder invloed van alcohol

Op 8 december 2014 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige voormalige militair. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van gevaar op de weg en het rijden onder invloed van alcohol. De feiten vonden plaats op 1 oktober 2013, toen de verdachte met zijn auto op de Rijksweg A20 in Rotterdam reed. Hij was onder invloed van alcohol en veroorzaakte een aanrijding met een andere auto, waarbij een inzittende zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte had een alcoholgehalte van 300 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.

Tijdens de zitting op 24 november 2014 heeft de officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, gerekwireerd en de verdachte heeft zich verdedigd. De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gereden en onvoldoende op het verkeer heeft gelet, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de overige feiten.

De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 400,- en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge maatregelen tegen rijden onder invloed, vooral gezien de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/760327-13 en 05/760167-14
Datum zitting : 24 november 2014
Datum uitspraak : 8 december 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname)
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, onder
parketnummer 05/760327-13, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 (omstreeks 5.14 uur) in de gemeente
Rotterdam, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg,
de Rijksweg A20, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande
dat verdachte,
terwijl hij reed onder invloed van alcoholhoudende drank, althans kort
daarvoor alcoholhoudende drank (Bacardi) had genuttigd, en/of
terwijl de rijbaan ter plaatse uit drie rijstroken bestond, en/of
terwijl het donker was, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 32 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 aan de voorzijde, althans aan de linker voorzijde, van het
door hem bestuurde voertuig geen verlichting voerde, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, op het voor hem gelegen weggedeelte heeft
gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) een voor hem rijdende personenauto niet (tijdig) heeft waargenomen,
en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat heeft
verminderd en/of aangepast aan het overige verkeer, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze
vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die voor
hem rijdende personenauto,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (S. Oglou) zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte toen dat motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, in elk geval
hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 (omstreeks 5.14 uur) in de gemeente
Rotterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A20,
terwijl de rijbaan ter plaatse uit drie rijstroken bestond, en/of
terwijl het donker was, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 32 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990 aan de voorzijde, althans aan de linker voorzijde, van het
door hem bestuurde voertuig geen verlichting voerde, en/of
(daarbij) niet, althans onvoldoende, op het voor hem gelegen weggedeelte heeft
gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) een voor hem rijdende personenauto niet (tijdig) heeft waargenomen,
en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat heeft
verminderd en/of aangepast aan het overige verkeer, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Regelent verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te
brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze
vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die voor
hem rijdende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2013 in de gemeente Rotterdam (op de Rijksweg
A20), althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank,
dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onerzoek, als bedoeld in artikel
8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram,
in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht
bleek te zijn.
Voorts is aan verdachte, onder
parketnummer 05/760467-14, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2014 in de gemeente Zwolle (op de Rijksweg A28),
althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit
voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8,
tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 390 microgram, in
elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek
te zijn.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Parketnummer 05/760327-13 [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 1 oktober 2013 omstreeks 5:14 uur met zijn personenauto (een Volkswagen Golf) over de Rijksweg A20. [2] De rijbaan bestond ter plaatse uit drie rijstroken en het was donker. [3] Verdachte is op enig moment met zijn auto tegen de achterzijde van een andere auto (een Ford Galaxy) gereden. [4] Het ongeval heeft plaatsgevonden in Nieuwerkerk Ad IJssel, gemeente Zuidplas. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder feit 1, primair, ten laste gelegde, in die zin dat dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden waardoor een derde letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte zich ter terechtzitting gesteld dat hij met zijn auto op een andere rijbaan reed dan de auto waarmee hij in aanrijding is gekomen, en dat het ongeval is ontstaan toen de andere auto
- met een relatief lage snelheid - plotseling op zijn rijbaan kwam omdat die andere auto (kennelijk) een vrachtwagen wilde inhalen.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer ziet zich voor de vraag gesteld of ter zake van het verkeersongeval bij verdachte sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
(hierna: WVW 1994). Zij beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Voor de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994 moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Uit de hiervoor genoemde (onweersproken) feiten blijkt dat verdachte op de A20 met zijn personenauto op enig moment in aanrijding is gekomen met een andere personenauto. Bij de politie heeft verdachte hierover verklaard dat hij achter de andere auto reed en deze wilde inhalen [6] . Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet achter de andere auto reed, maar op de rijbaan ernaast en dat het ongeval is ontstaan door het onverwachts invoegen van die andere auto op zijn rijbaan. Deze verklaring acht de militaire kamer niet geloofwaardig, nu het niet overeenkomt met de eerder door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen dat hij achter de andere auto reed. Bovendien heeft de bestuurder van de andere auto kort na het ongeval verklaard dat hij enkel op de rechter rijstrook heeft gereden en hij dat zeker weet omdat 200 meter verderop een benzinestation zit waar hij altijd even stopt om een kop koffie te drinken.
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval 124 kilometer per uur reed, op de cruise control, en dat de andere auto “langzaam” reed [7] , de militaire kamer volgt de verklaring van verdachte bij de politie dat hij op enig moment zijn snelheid heeft geminderd [8] , maar acht bewezen dat dit een te late reactie is geweest, immers verdachte heeft onvoldoende of te laat vaart geminderd, waardoor een aanrijding is ontstaan.
Voor de stelling dat verdachte de voor hem rijdende auto niet of niet tijdig heeft waargenomen, of niet dan wel onvoldoende op de voor hem gelegen weg heeft gelet, vindt de militaire kamer onvoldoende steun in de stukken. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verdachte immers zelf verklaard dat hij achter een andere auto reed en deze wilde inhalen. Voorts ziet de militaire kamer geen reden om aan te nemen dat (één van) de twee koplampen van de door verdachte bestuurde personenauto geen licht heeft/hebben uitgestraald. Het technisch onderzoek biedt onvoldoende duidelijkheid op dit punt, terwijl verdachte zelf uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij heeft waargenomen dat zijn verlichting bij vertrek vanuit Rotterdam, werkte.
Gelet op het voorgaande heeft de militaire kamer de overtuiging bekomen dat het verkeersongeval is veroorzaakt door een inschattingsfout aan de zijde van verdachte. Naar het oordeel van de militaire kamer is dit onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994, zodat zij verdachte daarvan vrijspreekt.
Het voorgaande laat naar het oordeel van de militaire kamer onverlet dat verdachte door zijn verkeersgedraging gevaar heeft veroorzaakt op de weg en daarmee ander verkeer heeft gehinderd. Zulks volgt immers reeds uit het feit dat het tot een verkeersongeval is gekomen.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014; en
  • het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, Team Zuidplan, opgemaakte proces-verbaal misdrijf, met proces-verbaalnummer PL1622-2013133785-1, gesloten op 1 oktober 2013, p. 1 en 2, gelezen in samenhang met de uitdraai van de ademanalyse, p. 13.
ConclusieDe militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 1, subsidiair, en feit 2, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. subsidiair)
hij op 01 oktober 2013 (omstreeks 5.14 uur) in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A20,
terwijl de rijbaan ter plaatse uit drie rijstroken bestond, en
terwijl het donker was, en
(daarbij) zijn snelheid in onvoldoende mate of te laat heeft verminderd, en
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet in staat is geweest zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen, met die voor hem rijdende personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd
.
2.
hij op 1 oktober 2013 (op de Rijksweg A20), in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
Parketnummer 05/760467-14 [9]
Nu sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014; en
  • het proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994, p. 11, gelezen in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen, p. 13 en de uitdraai van de ademanalyse betreffende verdachte op 21 juni 2014, p. 17.
ConclusieOp grond van het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 21 juni 2014 in de gemeente Zwolle (op de Rijksweg A28), als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 390 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen verdachte meer of anders te laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op ten aanzien van:
feit 1, subsidiair, onder parketnummer 05/760327-13:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 2 onder parketnummer 05/760327-13 en feit onder parketnummer 05/760167-14, telkens:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de, onder parketnummer 05/760327-13, ten laste gelegde feiten 1, primair, en 2 en het onder parketnummer 05/760167-14 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gedurende 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis meegewogen dat verdachte onder invloed was van alcohol, zich gevaarlijk heeft gedragen in het verkeer, en dat sprake is van recidive. Zij acht een flinke “stok achter de deur” noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte opnieuw met alcohol op gaat autorijden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat hij zijn rijbewijs niet kan missen.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, 15 augustus 2014.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft in 2011 en 2013 geldboetes gekregen nadat was geconstateerd dat hij na het drinken van alcohol als bestuurder aan het verkeer deelnam. Vervolgens maakt verdachte zich op 1 oktober 2013 en 21 juni 2014, wederom schuldig aan het rijden onder invloed van alcohol en op 1 oktober 2013 veroorzaakt hij door een inschattingsfout ook nog eens gevaar op de weg voor andere verkeersdeelnemers.
Naar het oordeel van de militaire kamer mag verdachte van geluk spreken dat hij “slechts” éénmaal een ongeval heeft veroorzaakt, en dat de inzittenden - hoewel één persoon met letsel - er relatief goed af zijn gekomen, omdat de consequenties vele malen groter hadden kunnen zijn. De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf ook mee dat uit het dossier is gebleken verdachte voorts gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond, toen hij op 21 juni 2014 onder invloed van alcohol in zijn auto over de A28 reed.
Ter terechtzitting heeft verdachte (aanvankelijk) verklaard dat het een keuze was om na het drinken van Bacardi met Seven-Up te gaan rijden en hij beter had moeten nadenken of hij nog onder invloed van alcohol was. Deze uitlating baart de militaire kamer zorgen, nu verdachte zelf lijkt te willen beoordelen of hij nog in staat is om na het nuttigen van alcohol aan het verkeer deel te nemen, terwijl nu juist een feit van algemene bekendheid is dat men zichzelf na het gebruiken van alcohol overschat en verdachte tweemaal met een te hoog adem/alcohol gehalte is gaan rijden.
Mede rekening houdend met de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak op het gebied van rijden onder invloed van alcohol acht de militaire kamer een forse geldboete en een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Laatstgenoemde ontzegging van de rijbevoegdheid plaatst de militaire kamer in het licht van de omstandigheid dat verdachte zelfs nadat hij onder invloed van alcohol een ongeval met letsel heeft veroorzaakt, er wederom voor heeft gekozen om na het drinken van Bacardi met Seven-Up met zijn auto de weg op te gaan.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 62, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het onder parketnummer 05/760327-13 ten laste gelegde feit 1, primair.
Verklaartbewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten als vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/760327-13 ten laste gelegde feit 1, subsidiair, tot
betaling van een geldboete van € 400,- (vierhonderd euro).
Beveeltdat, bij gebreke van betaling en verhaal, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op
8 (acht) dagen.
Veroordeeltverdachte tevens wegens het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/760327-13 ten laste gelegde feit 2 tot
betaling van een geldboete van € 400,- (vierhonderd euro).
Beveeltdat, bij gebreke van betaling en verhaal, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op
8 (acht) dagen.
Legt aanverdachte wegens het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/760167-14 op
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 9 (negen) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Bepaaltdat van deze ontzegging
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
Mr. H.G. Eskes, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon, rechter, en kapitein ter zee van administratie
mr. F.N.J. Jansen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 11, vierde, negende en tiende alinea.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014 en het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene], p. 49.
5.Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, Team Zuidplan, opgemaakte proces-verbaal misdrijf, met proces-verbaalnummer PL1622-2013133785-1, gesloten op 1 oktober 2013, p. 1, eerste alinea.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 43, negende alinea, vierde tot en met zesde regel, alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 45, zesde alinea, derde tot en met vijfde regel.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2014.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 45, zesde alinea, negende en tiende regel.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 4] en