De Rechtbank Gelderland heeft op 25 november 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man uit Zutphen, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn toenmalige vriendin. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de vrouw op 7 juni 2014, waarin zij meldde dat de verdachte haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door haar in het gezicht te slaan. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat het letsel niet voldeed aan de criteria voor zwaar lichamelijk letsel, zoals gedefinieerd in de wet.
Tijdens de zitting op 11 november 2014 heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, namelijk het opzettelijk mishandelen van de vrouw, wat resulteerde in enig lichamelijk letsel. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en de impact van zijn gedrag op de aangeefster.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de voorgeschiedenis van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft besloten tot een combinatie van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat de kans op recidive hoog is en dat behandeling noodzakelijk is om herhaling van geweld te voorkomen.