ECLI:NL:RBGEL:2014:7416

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
05/862222-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige verdachte voor het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen van haar pasgeboren kind, met fatale gevolgen

Op 2 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 17-jarige verdachte die op de laatste dag van haar stage in het Dolfinarium in Harderwijk beviel van een voldragen baby. De verdachte heeft tijdens de bevalling geen hulp ingeroepen en haar pasgeboren kind in de wc achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in een hulpeloze toestand brengen van haar kind, wat de dood ten gevolge heeft gehad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, waaronder kindermoord en kinderdoodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die een geschiedenis van gedragsproblemen vertoonde en in een kwetsbare situatie verkeerde. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van ouders voor de zorg voor hun kinderen, zelfs in moeilijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 05/862222-13
Datum uitspraak : 2 december 2014
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres] te [woonplaats].
Raadsvrouw: mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 november 2014.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Harderwijk, althans in Nederland, als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, opzettelijk haar kind ([slachtoffer]), bij of kort na de geboorte, van het leven heeft beroofd door met dat opzet (onder meer) haar (pasgeboren) kind in een toiletpot te laten liggen en/of (vervolgens) haar (pasgeboren) kind in een plastic tas te stoppen en/of (vervolgens) haar in die plastic tas gestopte (pasgeboren) kind in een (andere)(hand)tas te stoppen en/of (anderszins) de ademhaling van haar (pasgeboren) kind te beletten en/of te belemmeren en/of haar (pasgeboren) kind bloot te stellen aan onderkoeling;
art 291 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Harderwijk, althans in Nederland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind ([slachtoffer]), bij of kort na de geboorte, van het leven heeft beroofd door met dat opzet (onder meer) haar (pasgeboren) kind in een toiletpot te laten liggen en/of (vervolgens) haar (pasgeboren) kind in een (plastic) tas te stoppen en/of (vervolgens) haar in die plastic tas gestopte (pasgeboren) kind in een (andere) (hand)tas te stoppen en/of (anderszins) de ademhaling van haar (pasgeboren) kind te beletten en/of te belemmeren en/of haar (pasgeboren) kind bloot te stellen aan onderkoeling;
art 290 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Harderwijk opzettelijk en met voorbedachten rade haar (pasgeboren) kind ([slachtoffer]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (onder meer) haar (pasgeboren) kind in een toiletpot laten liggen en/of (vervolgens) haar (pasgeboren) kind in een plastic tas gestopt en/of (vervolgens) haar in die plastic tas gestopte (pasgeboren) kind in een (andere)(hand)tas gestopt en/of (anderszins) de ademhaling van haar (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd en/of haar (pasgeboren) kind bloot gesteld aan onderkoeling;
art 289 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
zij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Harderwijk, althans in Nederland, opzettelijk haar (pasgeboren) kind ([slachtoffer]), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft zij, verdachte, toen haar (pasgeboren) kind hulp en/of (medische) verzorging en/of voeding behoefde, opzettelijk nagelaten die hulp en/of (medische) verzorging te verlenen en/of
die voeding te geven en/of nagelaten tijdig -adequate- (medische) hulp in te roepen, terwijl dit feit/deze feiten de dood van dat (pasgeboren) kind ten gevolge heeft gehad;
art 257 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 255 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op vrijdag 30 augustus 2013, omstreeks 21:40 uur werd een inspecteur van politie doorverbonden met [arts], GGD arts. De Leeuw vertelde onderweg te zijn naar het
St. Jansdal ziekenhuis te Harderwijk vanwege een dood kindje. Dit kindje, een jongetje, zou in het Dolfinarium te Harderwijk op het toilet zijn geboren. De moeder, de 17-jarige [verdachte] liep stage in het Dolfinarium en zou niet hebben geweten dat zij zwanger was. Zij vertelde dat het kindje dood was geboren. De forensisch arts wilde geen verklaring van natuurlijk overlijden afgeven omdat niet duidelijk was of de nodige zorg was gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de haar primair tenlastegelegde kindermoord en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar subsidiair tenlastegelegde kinderdoodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de haar tenlastegelegde feiten, een en ander zoals omschreven in de door haar overgelegde pleitnotitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat reeds bij gebreke van voldoende bewijs voor het bestanddeel ‘besluit’ als bedoeld in artikel 291 van het Wetboek van Strafrecht, verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde kindermoord.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen voorts de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Verdachte heeft verklaard dat zij op 30 augustus 2013 stage liep in het Dolfinarium te Harderwijk. Zij kreeg die dag rond het middaguur opeens buikpijn. Zij voelde een scherpe stekende pijn in haar onderbuik. De steken kwamen en gingen. Op een gegeven moment is verdachte naar Onder Odiezeezicht gelopen. Het lopen ging moeilijk. Zij is de wc ingelopen en heeft de wc rechts in het hoekje gebruikt. Zij is gaan zitten en wilde gaan plassen en er kwam een klein beetje. Zij deed haar broek weer omhoog en wilde weggaan. De pijn werd vervolgens heel heftig en zij had het idee dat zij moest poepen. Verdachte heeft de klep van de wc omhoog gedaan en is gaan zitten. Toen zij ging drukken floepte het kind er ineens uit. Zij was in shock. Zij zag dat het kind een volle bos met haar had en dat zijn oogjes en mondje dicht waren. Zij ging iets omhoog en bleef boven de wc hangen, omdat zij zag dat zij aan het bloeden was. Zij kon in de wc kijken en zag het volledige lichaam van het kind. Het hoofdje lag aan de voorkant en het lichaampje naar het water. Het kind lag op zijn rug en de beentjes waren in het water van de wc. Zij hoorde niets. In haar gedachte was het kind dood. Verdachte heeft verklaard dat zij zo heeft gestaan tot de nageboorte kwam. Dat ging best snel. De nageboorte kwam ook in de wc terecht. Verdachte heeft vervolgens heel veel wc- papier gepakt en in haar onderbroek gedaan, omdat zij nog steeds aan het bloeden was en zij zo weer normaal kon gaan staan. Zij heeft toen even op rijtje gezet wat er net was gebeurd en wat zij moest gaan doen. Zij dacht eraan dat zij in Dolfinariumkleding over het park moest en zij wilde het Dolfinarium geen slechte naam geven.
Op een gegeven moment was er volgens verdachte een vrouw alleen in de wc-ruimte. Zij heeft haar gevraagd of ze naar de receptie wilde gaan om iemand van het team educatie te halen. Verdachte heeft in het wc hokje gewacht. Het kind lag nog in de wc. Er kwam niemand van educatie. Toen was er iemand van het park aan het schoonmaken en heeft zij aan degene gevraagd of zij [betrokkene 1] naar beneden kon sturen. [betrokkene 1] kwam en verdachte vroeg haar of zij haar tas naar beneden wilde halen. Zij heeft gezegd dat zij ongesteld was geworden en dat in haar tas een tampon lag. [betrokkene 1] kwam haar twee tassen brengen. Verdachte heeft verklaard dat zij een tas nodig had om het kind daar ongezien weg te krijgen. Verdachte kreeg de tassen onder de deur door en heeft tegen [betrokkene 1] gezegd dat ze weer aan het werk kon gaan. [betrokkene 1] is toen weggegaan. Vervolgens heeft verdachte haar vest op de bodem van de plastic tas gelegd. Zij heeft het kind en de nageboorte uit de wc getild en op het vest gelegd. Daar bovenop heeft zij een broek gelegd zodat het ongezien bleef. De tas met het kind en de nageboorte heeft zij in haar zwarte tas gedaan. Daarna is zij naar boven gegaan. Zij weet niet waarom zij geen hulp heeft geroepen. Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat zij zwanger was. Eerder had zij al iets hard gevoeld bij haar vagina. Toen had zij het idee dat er iets niet klopte. [2]
Later heeft verdachte verklaard dat zij het kind met haar wijsvinger heeft aangeraakt. Het kind reageerde niet. In haar gedachte was het dood. Dit was op het moment toen de nageboorte er al uit was en zij wc papier in haar onderbroek had gedaan en zich daardoor weer vrij kon bewegen. Nadat verdachte de spullen in de tas had gedaan, heeft zij de wc doorgetrokken en is zij naar buiten gegaan. Zij heeft de tas buiten bij het drooghok gezet en heeft haar vader ge-smst. Toen haar vader belde, heeft zij hem gezegd dat hij zo snel mogelijk naar Harderwijk moest komen. Daarna is verdachte buiten bij het drooghok gaan zitten. Uiteindelijk heeft verdachte aan medewerker [betrokkene 2] verteld dat zij was bevallen op de wc. Verdachte had haar verteld dat zij een miskraam had gehad. [betrokkene 2] heeft niet gezien wat er in de tas zat. Tegen haar vader heeft verdachte direct toen hij er was, gezegd dat zij een miskraam had gehad. Zij zijn naar het ziekenhuis gegaan en verdachte heeft de tas meegenomen. [3] Verdachte heeft verklaard dat in haar gedachten het kind dood was omdat het kind niet huilde of bewoog. [4]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het dode kind een jongen was met een lichaamslengte van 48,5 cm, een lichaamsgewicht van 2950 gram en een hoofdomtrek van 32,5 cm. Bij sectie werd een normaal geproportioneerd jongetje gezien zonder aangeboren misvormingen en zonder ziekelijke afwijkingen. De maten en gewichten en de uiterlijke kenmerken passen bij een voldragen zwangerschap. Er waren geen letsels. De longen waren normaal ontplooid en luchthoudend hetgeen bij ontbreken van postmortale rottingsverschijnselen bewijst dat hij levend is geboren en zelfstandig buiten het moederlijk lichaam heeft geleefd. Hoelang hij heeft geleefd, kan op grond van de sectiebevindingen niet goed worden aangegeven. De urineblaas was nog vol en de eerste baby ontlasting was nog niet geloosd, dit kan passen bij maar is op zich niet bewijzend voor, overlijden kort na de geboorte. Een doodsoorzaak was ook na uitgebreid onderzoek niet aan te geven. Op grond van de sectiebevindingen kan een of andere vorm van luchtwegbelemmering zoals bijvoorbeeld smoren niet worden uitgesloten. Ook accidentele vormen van luchtwegbelemmering, bijvoorbeeld door een ongelukkige houding van het hoofd ten opzichte van de romp of door belemmering van het gezicht door de placenta en/of de vliezen, is op grond van de sectiebevindingen niet uit te sluiten. [5]
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij begin januari 2013 seks heeft gehad met verdachte. Verdachte heeft tegen hem gezegd dat het condoom was gescheurd. Ongeveer een maand later vertelde zij hem dat zij dacht zwanger te zijn. [betrokkene 3] heeft toen tegen verdachte gezegd dat zij een test moest doen en dat hij geen baby wilde. Ook heeft hij gezegd dat verdachte een pil kon slikken. Daarna heeft hij geen contact meer met verdachte gehad. [6] Verdachte heeft zelf verklaard dat zij [betrokkene 3] heeft verteld dat hij de vader van het kindje was. Hij wilde er niets mee te maken hebben. [7]
[betrokkene 4] heeft verklaard dat zij wist dat verdachte zwanger was, omdat verdachte samen eind februari/begin maart 2013 met haar een zwangerschapstest heeft gedaan. Verdachte was helemaal overstuur toen er twee streepjes op de test verschenen en vroeg zich af wat ze moest doen. [betrokkene 4] heeft verklaard dat zij de test heeft gezien. Later heeft verdachte tegen haar gezegd dat zij het kindje niet wilde laten weghalen, daar was het te laat voor, ze wilde het laten adopteren. Verdachte durfde het niet aan haar ouders te vertellen. [betrokkene 4] heeft later een aantal malen aan verdachte gevraagd of zij al bij de huisarts was geweest. Dit was niet het geval. [8]
Verdachte heeft zelf verklaard dat zij aan haar goede vriendin [betrokkene 4] heeft verteld dat zij seks had gehad met [betrokkene 3] en dat het condoom was gescheurd. [9] Verdachte heeft verklaard dat zij een zwangerschapstest heeft gedaan, omdat zij wilde weten waarom zij niet meer ongesteld werd. [betrokkene 4] was erbij toen zij die test deed. Zij had de zwangerschapstest van [betrokkene 4] gekregen. De test was negatief, volgens verdachte. [10]
Uit een tapgesprek blijkt dat [betrokkene 4] op 25 september 2013 belde met verdachte.
[verdachte]: Hoe is het
[betrokkene 4]: Hey..ik…ik…ik kan niet liegen [verdachte]
: nee dat moet je zelf weten
[betrokkene 4]: Oké
[verdachte]: Je moet het zelf weten
[betrokkene 4]: Oké..maar waarom heb je niet gewoon gezegd dat je het wel wist
[verdachte]: Hmmm
[betrokkene 4]: Waarom heb je niet gewoon gezegd dat je het wist
[verdachte]: Ja..weet ik veel… [11]
Op 3 september 2013 werd in de woning van verdachte een laptop, merk Acer, veiliggesteld en inbeslaggenomen. Gezocht werd in de Evidence file met de zoekwoorden ‘abortus’ en ‘zwanger’. Het bleek dat gebruiker ‘[verdachte]’ op de navolgende data met de zoekmachine Google Chrome had gezocht;
13-03-2013 ‘Abortuspil’
19-03-2013 ‘Abortuspil’
‘Abortus’
‘Na hoeveel weken abortus’
‘Zuigcurettage’
26-03-2013 ‘Na hoeveel weken abortus nog mogelijk’ [12]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat op 18 augustus 2013 en 26 augustus 2013 op de laptop van verdachte is gezocht op ‘betekenis babynamen’ en ‘naam betekenis Jayden’. [13]
Verdachte heeft verklaard dat zij de enige is die het wachtwoord van haar laptop kent. [14]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat zij zwanger was. Verdachte had een zwangerschapstest gedaan. Verdachte heeft twee keer een afspraak gemaakt bij de huisarts, maar was niet naar de afspraak gegaan omdat ze bang was. In juni 2013 zag [getuige 1] dat verdachte dikker werd. [15]
De huisarts van verdachte, mevrouw [huisarts], heeft verklaard dat verdachte in april 2013 twee keer een afspraak heeft gemaakt. Zij heeft niet vermeld waarvoor zij de afspraak maakte. Verdachte is beide keren zonder bericht niet verschenen. [16]
[betrokkene 5], de mentor van verdachte, heeft verklaard dat verdachte ergens na 26 maart 2013 bij haar is gekomen. Verdachte heeft haar toen verteld dat zij zwanger was van een jongen met een buitenlandse afkomst en dat ze van haar ouders geen omgang met die jongen mocht hebben. Ze wist niet hoe lang zij zwanger was. [verdachte] vertelde haar dat zij het kind niet wilde houden. [betrokkene 5] heeft haar hierop doorverwezen naar [betrokkene 6] van studiedienstverlening. [betrokkene 5] heeft verklaard dat zij verdachte later nog eens heeft gezien, ergens begin april. Verdachte vertelde haar toen dat ze een positieve zwangerschapstest had gehad, maar dat die niet altijd kloppen. [betrokkene 5] heeft verdachte toen gezegd dat als je een positieve test hebt dat je dan ook echt zwanger bent. [17]
[betrokkene 6], werkzaam bij de studentendienstverlening, heeft verklaard dat verdachte in een gesprek met haar heeft verteld dat zij zwanger zou zijn. Er staat haar iets van bij dat verdachte vertelde dat zij 10 weken zwanger was. Verdachte gaf aan niet zeker te weten of ze zwanger was. [betrokkene 6] heeft voor [verdachte] uitgezocht of een abortus als 17 jarige zonder toestemming van ouders mogelijk was . Zij heeft met haar op de site van FIOM gekeken. Zij heeft haar verwezen naar de huisarts om meer zekerheid te krijgen over de zwangerschap. Zij heeft [verdachte] hierna niet meer hierover gesproken. [18]
Verdachte heeft zelf verklaard dat zij aan mevrouw [betrokkene 5] heeft verteld dat zij dacht dat zij zwanger was en niet wist wat zij moest doen. [betrokkene 5] verwees haar naar mevrouw [betrokkene 6]. Met haar heeft verdachte gesproken over abortus of adopteren. [betrokkene 6] heeft verdachte ook gezegd dat zij naar de dokter kon gaan, omdat daar de test betrouwbaarder zou zijn.
Verdachte heeft uiteindelijk verklaard dat zij in die periode heeft gedacht dat zij zwanger was maar dat er bij haar niets te zien was. Zij dacht een periode dat zij zwanger was en een periode daarna dacht dat zij dat zij niet meer zwanger was. [19]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij haar zoontje [slachtoffer] heeft genoemd. [20]
Conclusies van de rechtbank
Wetenschap van zwangerschap
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte vanaf het moment van de positieve zwangerschapstest, ergens rond maart 2013, (voor zichzelf) heeft geweten dat zij zwanger was. De rechtbank heeft in dit verband geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van goede vriendin [betrokkene 4] en mentor [betrokkene 5].
Verdachte heeft zelf ook niet kunnen uitleggen waarom deze getuigen eventueel in strijd met de waarheid over de test en haar mededelingen daarover zouden hebben verklaard. Verder is niet gebleken van tussentijdse feiten en omstandigheden die zouden kunnen aantonen dat verdachte niet (meer) zwanger zou zijn, bijvoorbeeld een miskraam of alsnog een normale menstruatie. De rechtbank merkt overigens in dit verband nog op dat kort voor de bevalling, namelijk op 18 en 26 augustus 2013 op de laptop van verdachte, waarvan zij als enige het wachtwoord kende, is gezocht naar babynamen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte vanaf het moment van de positieve zwangerschapstest, ergens rond maart 2013, heeft geweten dat zij zwanger was.
Vrijspraak kinderdoodslag
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in het bijzonder gelet op de consistente verklaringen van verdachte dat zij het kind niet heeft zien bewegen of heeft horen huilen en er daarom vanuit is gegaan dat het niet leefde, alsmede gelet op de conclusies in het rapport van het NFI dat een doodsoorzaak ook na uitgebreid onderzoek niet valt aan te geven en dat niet kan worden vastgesteld op welk moment (kort) na de geboorte het kind is overleden, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat verdachte met haar (niet) handelen opzet heeft gehad op de dood van haar kind, ook niet in voorwaardelijke zin. Immers kan niet worden geconcludeerd dat verdachte wel degelijk had moeten en kunnen bemerken dat het kind na de geboorte nog heeft geleefd. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de haar subsidiair tenlastegelegde kinderdoodslag.
Vrijspraak moord/doodslag
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van de haar meer subsidiair tenlastegelegde moord/doodslag, nu (mede gelet op het voorgaande) in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de bestanddelen ‘voorbedachte rade’ en/of ‘opzettelijke levensberoving’ te kunnen komen.
Veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat er wél voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling van verdachte te kunnen komen voor wat betreft het haar meest subsidiair tenlastegelegde feit, te weten het opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten, welk misdrijf de dood ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank overweegt in dit verband het navolgende.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte vanaf het moment van de positieve zwangerschapstest, rond maart 2013, wist dat zij zwanger was. Nu verdachte ook bij benadering wist hoe lang zij zwanger was, hetgeen kan worden afgeleid uit de verklaringen van [betrokkene 6], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [getuige 1], zal zij ook bij benadering moeten hebben geweten rond welke tijd de baby zich, uitgaande van een voorspoedige zwangerschap, zou aandienen. Gedurende haar gehele zwangerschap heeft verdachte geen echte (medische) hulp gezocht dan wel aanvaard, anders dan een enkel oriënterend gesprek met de mentor en met [betrokkene 6].
Op 30 augustus 2013 was verdachte bezig met haar laatste stagedag in het Dolfinarium in Harderwijk toen zij rond het middaguur buikpijn kreeg. De steken kwamen en gingen en verdachte kon amper meer normaal lopen. Vervolgens heeft verdachte zich opgesloten op de wc en is daar helemaal alleen bevallen van haar kind, een voldragen jongetje van bijna zes pond. Tijdens de weeën voorafgaand aan de geboorte, op het moment van de daadwerkelijke bevalling in het wc-hokje, of direct erna toen de baby en nageboorte in de wc lagen, heeft verdachte op geen enkel moment iemand ingelicht over haar situatie of op z’n minst om hulp gevraagd bij de bevalling, terwijl die gelegenheid zich meermalen heeft voorgedaan. Tegen de collega’s die zich aanvankelijk over haar ontfermden, heeft zij gezwegen over de echte reden van haar buikpijn. Sterker nog, zij heeft zich afgezonderd in een WC hokje, andere bezoekers van de WC-ruimte niet om specifieke hulp gevraagd, niet geroepen of geschreeuwd en (uiteindelijk) gedaan alsof zij ongesteld was geworden, gedaan alsof er niets aan de hand was en heeft de baby en de placenta in een tas gedaan. Die tas heeft zij vervolgens in haar handtas gestopt en daarmee heeft zij de wc verlaten alsof er niets was gebeurd. Pas later heeft zij, na aandringen, aan een collega verteld dat zij op de wc ‘een miskraam’ had gehad, terwijl zij feitelijk was bevallen van een voldragen kind dat blijkens het uitgevoerde deskundigenonderzoek korte tijd na de bevalling zelf geademd en geleefd heeft.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij en kort na een bevalling sprake kan zijn van complicaties met risico’s voor de gezondheid en het leven van de zeer kwetsbare pasgeborene. Mogelijke complicaties kunnen doorgaans worden voorkomen en/of ondervangen door onder (professionele) begeleiding en met (medische) hulp van (een) ander(en) te bevallen. Enkel gesteld maar niet gebleken is dat deze algemene bekendheid op z’n minst in de meest basale vorm bij verdachte heeft ontbroken. Desondanks heeft verdachte, die wist dat ze zwanger was en nooit eerder een bevalling had doorgemaakt, ervoor gekozen om - toen de weeën zich aandienden - alleen te bevallen en voor, tijdens en direct na de bevalling geen hulp in te roepen of hulp aan de pasgeborene (trachten) te verlenen. Door deze keuze en dit nalaten heeft verdachte, die op grond van artikel 1:247 juncto 1:248 van het Burgerlijk Wetboek de verplichting had om haar kind te verzorgen, naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk, minst genomen in voorwaardelijke zin, haar kind in een hulpeloze toestand gebracht en gelaten.
Blijkens de hiervoor genoemde conclusies van het NFI staat vast dat het kind na de bevalling heeft geleefd. Hoe lang het kind heeft geleefd, kan niet worden vastgesteld, evenmin als de doodsoorzaak. Vast staat wel dat het kind, dat direct na zijn geboorte - aanvankelijk in de wc-(pot) en later in afgesloten tassen - door verdachte is verborgen gehouden, was overleden op het eerste moment dat een hulpverlener, de gynaecoloog in het ziekenhuis, met hem werd geconfronteerd. [21] Gelet op de conclusies van het NFI dat geen doodsoorzaak kan worden vastgesteld bij het kind waarbij geen aangeboren afwijkingen zijn geconstateerd en het ontbreken van een andere situatie waardoor het overlijden van het kind kan worden verklaard, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de situatie waarin het pasgeboren kwetsbare slachtoffer zich tot aan zijn overlijden bevond, tot zijn dood heeft geleid.
De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande een succesvol beroep op de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond van afwezigheid van alle schuld (AVAS) als door de raadsvrouw is bepleit, in de weg staat. De rechtbank gaat dan ook aan het verweer voorbij.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op 30 augustus 2013 te Harderwijk, opzettelijk haar (pasgeboren) kind ([slachtoffer]), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, immers heeft zij, verdachte, toen haar (pasgeboren) kind hulp en/of (medische) verzorging en/of voeding behoefde, opzettelijk nagelaten die hulp en/of (medische) verzorging te verlenen en/of die voeding te geven en/of nagelaten tijdig -adequate- (medische) hulp in te roepen, terwijl dit feit/deze feiten de dood van dat (pasgeboren) kind ten gevolge heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het meest subsidiair bewezenverklaarde feit:
Opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen of laten, welk misdrijf de dood ten gevolge heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater, is psychiatrisch onderzoek verricht naar de persoon van verdachte. Uit het door [psychiater], voornoemd, opgemaakte Pro Justitia rapport van 11 november 2014 komt het volgende naar voren:
Verdachte is een inmiddels 18-jarig meisje dat in de periode voor het tenlastegelegde het beeld liet zien van een opstandige oppositionele gedragsstoornis, vooral tot uiting komend in oppositioneel gedrag ten aanzien van volwassenen, daarnaast snel boos, driftig en impulsief gedrag en moeite om met conflicten om te gaan met een neiging tot externaliseren. Verdachte zocht veel spanningsvolle momenten op, ging met verkeerde vrienden om en liet zich hierdoor beïnvloeden, spijbelde van school, blowde en was seksueel actief. Tegenover haar ouders loog ze hierover. Deze gedragsstoornis heeft zich vanaf de puberteit geleidelijk aan ontwikkeld en lijkt samen te hangen met zowel kindfactoren, ADHD niet anders omschreven en dyslexie, als gezinsfactoren (een weinig communicerend gezin, versterkt doordat ouders gescheiden zijn), welke mede hebben geleid tot milde hechtingsproblematiek en een kwetsbaar zelfbeeld. Dit laatste is nog versterkt door pesterijen. Het maakt verdachte verhoogd krenkbaar en wantrouwend. Door dit alles was er ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een vertraagde sociaal emotionele ontwikkeling. Verdachte was niet goed in staat om conflicten en/of frustraties te hanteren, de manier waarop ze hiermee omging was vooral vermijden en ontkennen, in plaats van om hulp vragen en de confrontatie aangaan. Dit is al zo’n onderdeel van haar persoonlijkheid aan het worden dat er gesproken kan worden van een bedreigde ontwikkeling hiervan. Hoewel verdachte direct na de bevalling zeer hardnekkig loog over het feit dat ze wist dat ze zwanger was, zowel tegenover haar ouders als tegenover de politie, is in de loop van de afgelopen maanden duidelijk geworden dat ze het wel vaak gedacht heeft en dat ze hierover ook verschillende mensen in vertrouwen heeft genomen. Klaarblijkelijk was de gedachte zwanger te zijn voor haar echter zo moeilijk en beladen, was ze zó niet in staat om hiervoor een goede oplossing te vinden, dat ze deze gedachte ook weer ontkende, zoals ze zo vaak deed met dingen die ze moeilijk vond.
Mocht het tenlastegelegde (gedeeltelijk) bewezen worden geacht dan kan gesteld worden dat verdachtes matige frustratietolerantie en agressieregulatie problematiek, als ook haar impulsiviteit, grote invloed hebben gehad op de periode voor het tenlastegelegde, namelijk de zwangerschap. Haar beperkte inzicht in eigen functioneren, samenhangend met haar krenkbaarheid en wantrouwen, als ook de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waardoor zij sterk vermijdend handelt ten aanzien van conflicten en frustraties, zijn van invloed op de keuzes die zij maakt.
Omdat verdachte een ontkennende verdachte is kan er geen delictanalyse worden gemaakt en derhalve kan er geen verband worden aangegeven tussen de beschreven stoornis enerzijds en het tenlastegelegde feit anderzijds en geen advies worden gegeven over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Door drs. [psycholoog 1], GZ-psycholoog, is op 13 november 2014 onder meer het volgende gerapporteerd.
Verdachte is een goed verzorgde jongedame van gemengd Aziatische/ Nederlandse afkomst. Zij heeft duidelijk overgewicht en imponeert in denken en doen wat jonger dan de kalenderleeftijd. Zij is gemiddeld begaafd met een niet harmonieuze IQ opbouw. Vooral de geheugenfuncties en de verwerkingssnelheid vallen uit. Verdachte heeft een dyslexie verklaring en lijdt aan ADHD niet anders omschreven. Voorts kan bij verdachte worden gesproken van een opgroeien in een milieu waar er maar weinig lijkt te worden nagedacht of gesproken over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Problemen en veranderingen worden emotioneel weggemaakt, vermeden en niet besproken. Verdachte heeft zich in dit milieu sociaal-emotioneel extreem op zichzelf teruggetrokken. Emoties werden en worden sterk afgeweerd, hetgeen narcistische dynamiek inhoudt. Ze is niet tot slecht in staat de hulp van anderen in te roepen, heeft nauwelijks contact met haar lichaam en zet psychische draaglast eerder om in (impulsief) gedrag dan dat zij de cognitieve controle op haar denken en voelen toepast. Verdachte ontwikkelde een patroon van negativistisch, vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag waarbij ze vaak driftig is, ruzie maakt met volwassenen; weigert zich te voegen naar verzoeken of regels van volwassenen, ze vaak de schuld geeft aan anderen en van eigen fouten of wangedrag, ze vaak prikkelbaar is en zich gemakkelijk ergert aan anderen, ze vaak boos is en gepikeerd en ze vaak hatelijk en wraakzuchtig is. Verdachte voldoet hiermee ruimschoots aan de criteria van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis. Bij verdachte is ondanks de heftige gebeurtenissen nog niet zoveel veranderd aan haar gedrag zodat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vermijdende en narcistische trekken. Na het tenlastegelegde lijkt verdachte een post traumatische stress stoornis te hebben ontwikkeld die thans in remissie is.
Aangezien verdachte een min of meer ontkennende verdachte is, kan er geen precies verband gelegd worden tussen bovengenoemde persoonlijkheidselementen en de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Nu verdachte de haar tenlastegelegde feiten ontkent, hebben bovengenoemde psychiater en psycholoog geen verband kunnen aangeven tussen de beschreven stoornis enerzijds en de tenlastegelegde feiten anderzijds en daardoor ook geen advies kunnen geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Gelet op de inhoud van eerdergenoemde rapporten zal de rechtbank verdachte evenwel als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de subsidiair tenlastegelegde kinderdoodslag zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling door psycholoog [psycholoog 2] en/of de [kliniek 1] of een soortgelijke instelling en het volgen van haptonomie en/of psychomotorische therapie.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in het geval er tot een bewezenverklaring gekomen kan worden, verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De destijds 17-jarige verdachte is op de laatste dag van haar stage in het Dolfinarium in Harderwijk op de wc bevallen van een voldragen baby. Zowel voorafgaand aan de bevalling, tijdens de weeën, als gedurende en na de bevalling heeft verdachte op geen enkele manier om hulp gevraagd. Ondanks de moeilijke situatie waarin verdachte zich bevond, geen van haar collega’s was immers op de hoogte van haar zwangerschap, had het enkel en alleen op haar weg gelegen om hulp te vragen en haar pasgeboren, hulpeloze baby de juiste verzorging te bieden. Dat verdachte dit heeft nagelaten en haar baby in eerste instantie in de wc heeft laten liggen en later in een tas heeft gedaan is zeer kwalijk. Op het bewezen feit kan gelet op de ernst niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsstraf van enige duur.
Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank echter kiezen voor een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met eerdergenoemd psychiatrisch rapport d.d. 11 november 2014 en psychologisch rapport d.d. 13 november 2014, waarin wordt aangegeven dat het belangrijk is dat verdachte de juiste behandeling krijgt om haar ontwikkeling te bevorderen. Begeleiding door de Jeugdreclassering wordt door de deskundigen als noodzakelijk gezien en gedacht wordt aan de maatregel van Hulp en Steun. De recidivekans wordt bij adequate behandeling vrij klein genoemd. Daarnaast wordt geadviseerd om de huidige behandeling van de psychotherapie door mw. [psycholoog 2], GZ psychologe en psychotherapeute bij [kliniek 2], voort te zetten en als dit niet mogelijk blijkt te zijn, een behandeling bij de forensische polikliniek de [kliniek 1] te starten.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de inhoud van de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 november 2014, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat zij medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de jeugdreclassering, zij zich onder behandeling van mw. [psycholoog 2], GZ- psychologe en psychotherapeute bij [kliniek 2] zal stellen en als deze behandeling niet gerealiseerd dan wel voortgezet kan worden, zij zich verplicht onder behandeling laat stellen van de forensische polikliniek de [kliniek 1], of een soortgelijke instelling, indien de jeugdreclassering dat tijdens de behandeling noodzakelijk acht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren en de na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden is.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist nu verdachte wordt vrijgesproken van de primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten. Voor wat betreft de duur van de proeftijd is de rechtbank van oordeel dat een proeftijd van twee jaren in plaats van de geëiste drie jaren passend is, nu er relatief veel tijd is verstreken tussen de datum van het bewezenverklaarde feit en de uitspraak van de rechtbank en verdachte zich gedurende deze periode vrijwillig onder behandeling heeft laten stellen van een psycholoog.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 255 en 257 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:

Spreekt verdachte vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het meest subsidiaire feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
zes (6) maanden.
 Bepaalt dat deze zes (6) maanden jeugddetentie niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee (2) jaren de navolgende
algemene-dan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- - ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij mevrouw [psycholoog 2], GZ psychologe en psychotherapeute bij [kliniek 2] of, wanneer deze behandeling niet gerealiseerd kan worden dan wel voortgezet kan worden, bij de forensische polikliniek de [kliniek 1], of een soortgelijke instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde reclasseringsinstelling nodig wordt geacht;
 geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht in geval van de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gegeven door mr. E. Troost, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Vos en
mr. P.J.C. Cremers, kinderrechters in tegenwoordigheid van mr. M. Wegter, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2014.
Mr. M.J. Vos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Noord- en Oost Nederland, district Noordwest Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0610-2013118324-90, gesloten op 27 augustus 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 672-689
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 700-708
4.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 709-714
5.Rapport NFI met bijlage, p. 153-164
6.Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 3], p. 598-602
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 734-747
8.Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 4], p. 608-612
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 664-671
10.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 734-747
11.Tapgesprek, p. 478
12.Proces-verbaal, p. 286-304
13.Proces-verbaal, p. 305-307
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 658-663
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 588-593
16.Verzoek medische gegevens, p. 224
17.Proces-verbaal verhoor getuige H. [betrokkene 5], p. 641-646
18.Proces-verbaal verhoor getuige E. [betrokkene 6], p. 647-649
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 734-747
20.Proces-verbaal van de terechtzitting van 18 november 2014
21.Bevindingen St. Jansdal, p. 225