ECLI:NL:RBGEL:2014:7374

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
05/860109-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een ontploffing en poging tot zware mishandeling in een voetbalstadion

Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man die verantwoordelijk werd gehouden voor het veroorzaken van een ontploffing en poging tot zware mishandeling. De verdachte stak op 15 december 2013 in een vol Vitesse-stadion zwaar illegaal vuurwerk, een nitraat, af. Dit leidde tot een explosie waarbij zeker vier omstanders gehoorschade opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de ernst van de feiten, een lagere straf kreeg dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank achtte het letsel niet als 'zwaar', omdat het gehoor van de slachtoffers grotendeels was hersteld. De verdachte toonde een bekennende en schuldbewuste houding en was al door de KNVB en Vitesse gestraft. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, samen met een taakstraf van 240 uren en schadevergoedingen aan de slachtoffers. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De uitspraak benadrukt de ernst van het afsteken van illegaal vuurwerk in een drukke omgeving en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/860109-14
Data zittingen : 12 september 2014 en 14 november 2014
Datum uitspraak : 28 november 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
raadsvrouw : mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 15 december 2013 te Arnhem, opzettelijk in een voetbalstadion en/of tijdens de voetbalwedstrijd Vitesse-Nac Breda een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen en daar opzettelijk een explosief, althans zeer zwaar illegaal vuurwerk (een zogenoemde nitraat) heeft aangestoken en/of dat explosief/vuurwerk op de tribunevloer, temidden van een (groot) aantal bezoekers van voormelde wedstrijd, heeft gelegd en/of waarbij dat explosief/vuurwerk temidden van die groep personen is geexplodeerd, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere (aldaar aanwezige) personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2. hij op of omstreeks 15 december 2013 te Arnhem, tijdens de voetbalwedstrijd Vitesse-Nac Breda, aan een of meer perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (blijvende gehoorschade), heeft
toegebracht, door opzettelijk een explosief, althans (zeer) zwaar illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat aan te steken en/of die/dat explosief/vuurwerk op de tribunevloer te leggen, waarbij voormelde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich op zeer korte afstand van dat explosief/vuurwerp bevonden en/of waarbij dat daar hem, verdachte aangestoken en neergelegde explosief/vuurwerk op zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is geexplodeerd/ontploft;
en/of
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Arnhem, tijdens de voetbalwedstrijd Vitesse-Nac Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer
perso(o)n(en) (waaronder) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet opzettelijk een explosief, althans (zeer) zwaar illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat heeft aangestoken en/of die/dat explosief/vuurwerk op de tribunevloer heeft gelegd, waarbij die
personen zich op zeer korte afstand van dat explosief/vuurwerp bevonden en/of waarbij dat daar hem, verdachte aangestoken en neergelegde explosief/vuurwerk op zeer korte afstand van die personen is geexplodeerd/ontploft terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 december 2013 te Arnhem opzettelijk mishandelend een explosief, althans (zeer) zwaar illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat heeft aangestoken en/of die/dat explosief/vuurwerk op de tribunevloer heeft gelegd, waarbij zich een (groot) aantal personen op zeer korte afstand van dat explosief/vuurwerp bevonden en/of waarbij dat door hem, verdachte aangestoken en neergelegde explosief/vuurwerk op zeer korte afstand van die
personen is geexplodeerd/ontploft, waardoor een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 14 november 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4]. Deze benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 22;
- een deskundigenverklaring van het Nederlands Forensisch Instituut, getiteld ‘knalvuurwerk met lont’, p. 3 en 5 van 7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2014.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 december 2013 te Arnhem, opzettelijk tijdens de voetbalwedstrijd Vitesse-Nac Breda een ontploffing teweeg heeft gebracht door toen en daar opzettelijk zwaar illegaal vuurwerk (een zogenoemde nitraat) heeft aangestoken en dat vuurwerk op de tribunevloer, temidden van een (groot) aantal bezoekers van voormelde wedstrijd, heeft gelegd en waarbij dat vuurwerk temidden van die groep personen is geëxplodeerd, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere (aldaar aanwezige) personen, te duchten was.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 december 2013 was verdachte te Arnhem aanwezig op de tribune bij de wedstrijd tussen Vitesse en Nac Breda. Aldaar heeft verdachte illegaal vuurwerk, een zogenoemde nitraat, aangestoken en op de tribunevloer neergelegd, waarna dat vuurwerk is geëxplodeerd. Op korte afstand van die explosie stonden [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en anderen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2]. Deze personen hebben allen blijvende gehoorschade. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 3].
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij een stuk vuurwerk (een nitraat) voor hem op de tribunevloer tot ontploffing heeft gebracht. De verdediging heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft het vuurwerk immers voor zijn eigen voeten neergelegd en dus het dichtst bij zichzelf. Er kan niet worden aangenomen dat verdachte de bedoeling had zichzelf zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dus ook niet dat hij de aanmerkelijke kans op dergelijk letsel heeft onderkend, laat staan aanvaard.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij een van de slachtoffers.
Beoordeling door de rechtbank
Voorwaardelijk opzet
Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt niet dat verdachte boos opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Met betrekking tot de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dient te worden bezien of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
Niet in geschil is, en ook de rechtbank gaat daarvan uit, dat verdachte een nitraat heeft laten exploderen in de directe nabijheid van meerdere personen, te weten meerdere dicht bij elkaar staande voetbalsupporters. Een nitraat(klapper) is illegaal vuurwerk, wat verdachte wist. [3]
Het is een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van illegaal (knal)vuurwerk in de (directe) nabijheid van mensen zeer wel kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder gehoorschade.
In het bijzonder staat in het deskundigenbericht van het NFI (onder meer) vermeld dat, indien het knalvuurwerk lichaamscontact maakt bij het tot ontploffing komen, hoogstwaarschijnlijk letsel aan de huid en onderliggend weefsel ontstaat. Verder bestaat er kans op oogletsel en gehoorschade, waarbij de afstand waarop dit gevaar bestaat afhankelijk is van de omstandigheden, zoals reflecties. [4]
Verdachte moet hebben geweten van de gevaarzetting (en de illegaliteit) van zijn handelen. Hij heeft immers zijn vuurwerk verborgen (in een zak shag) het stadion binnen gesmokkeld en hij heeft het vuurwerk heimelijk afgestoken. Nadat hij het vuurwerk had afgestoken, is hij op de tribunestoel gaan staan. Verdachtes (toenmalige) echtgenote heeft hem voorafgaand aan de wedstrijd afgeraden het vuurwerk af te steken en is, toen zij zag dat verdachte het vuurwerk ging aansteken, voor de zekerheid bij verdachte vandaan gegaan. Voorts heeft verdachte op zitting verklaard dat hij wist waarom dergelijk vuurwerk illegaal is en dat hij begrijpt dat je er mensen mee kan verwonden. Verdachte heeft tevens verklaard het vuurwerk niet in het publiek te hebben gegooid, omdat dat onmenselijk zou zijn. [5]
Dat verdachte deze kans op zwaar lichamelijk letsel, vanuit eigen ervaring, anders zou hebben ingeschat, wat van dat betoog ook zij, kan niet aan het voorgaande af doen.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een ander zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door het afsteken van de nitraat.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen in het dossier kan afgeleid worden dat door het handelen van verdachte [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] pijn of letsel aan hun oren is toegebracht. De vraag dient te worden beantwoord of dit letsel te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel. Vooropgesteld wordt dat blijvende gehoorschade van enige wezenlijke omvang als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Bij [slachtoffer 1] was op 20 december 2013 sprake van een gehoorverlies van 53 dB aan het linkeroor en zou hij waarschijnlijk slechthorend blijven. Ten tijde van het opstellen van het voegingsformulier op 8 september 2014 is het gehoor nagenoeg hersteld. Gelet hierop en op de overige verklaringen van [slachtoffer 1] in het dossier is de rechtbank van oordeel dat het letsel, hoe hinderlijk dat ook nog voor hem is, niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat hij pijn had (en nog heeft) aan zijn linkeroor. Er is geen letsel aan zijn linkeroor geconstateerd.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
heeft verklaard dat hij door de explosie buiten bewustzijn is geweest en dat hem pijn en schade aan zijn oren is toegebracht. Op 18 februari 2014 is door een KNO-arts een (waarschijnlijk blijvend) gehoorverlies van 68 dB geconstateerd. [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat op 14 juli 2014 een verbetering van het gehoor is gezien. Er is een gehoorverlies van 25 dB geconstateerd, waarbij is opgemerkt dat een verlies van 15% al normaal zou zijn voor zijn leeftijd. Het gehoor zou het komende jaar nog wat kunnen herstellen. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 2] aangegeven dat hij thans een gehoorverlies van 15% heeft.
Nu het gehoorverlies van [slachtoffer 2] kennelijk 15% zou zijn en dit verlies normaal voor zijn leeftijd zou kunnen zijn, kan de rechtbank niet concluderen dat door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Wielema heeft verklaard dat hij zijn enkel heeft verzwikt en last had van zijn oren. Dit letsel kan niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het vorenstaande kan de rechtbank niet bewijzen dat verdachte door zijn handelen daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan anderen.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 december 2013 te Arnhem, tijdens de voetbalwedstrijd Vitesse-Nac Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer
perso(o)n(en) (waaronder) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet opzettelijk zwaar illegaal vuurwerk, te weten een zogenoemde nitraat heeft aangestoken en dat vuurwerk op de tribunevloer heeft gelegd, waarbij die personen zich op zeer korte afstand van dat vuurwerp bevonden en waarbij dat door hem, verdachte aangestoken en neergelegde vuurwerk op zeer korte afstand van die personen is geëxplodeerd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd de vordering van de officier van justitie niet proportioneel te achten en heeft verzocht tot het opleggen van een werkstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is tevens gewezen op de meewerkende (proces)houding van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 6 oktober 2014; en
 een reclasseringsrapport gedateerd 29 juli 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing en een poging tot zware mishandeling door in een vol voetbalstadion op een overdekt deel van de tribune tussen supporters een nitraat af te steken. Met zijn handelen heeft hij de veiligheid van medesupporters in gevaar gebracht. Hij ging ervan uit dat het een sfeer verhogend effect zou hebben, maar het tegendeel is gebleken. Minstens vier personen hebben last gehad van de explosie; een aantal van hen ondervindt daar tot op heden last van.
Onverminderd de ernst van dit feit, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. Daartoe overweegt zij dat zij tot een andere kwalificatie is gekomen dan de officier van justitie. Voorts kent de rechtbank meer dan de officier van justitie waarde toe aan de bekennende en schuldbewuste houding van verdachte en aan de omstandigheid dat verdachte tevens door de KNVB en door Vitesse (aanmerkelijk) is gestraft.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.923,35.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 969,00.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.500,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen kunnen worden toegewezen, inclusief gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat opmerkelijk is dat drie benadeelden ter zake van hetzelfde feit uiteenlopende vorderingen tot immateriële schadevergoeding hebben ingediend. Dit werpt de vraag op wat nu precies de werkelijke schade is in dit soort gevallen. Bij benadeelde [slachtoffer 2] zijn er geen stukken met betrekking tot diens eigen risico voorhanden. Derhalve dienen alle vorderingen van de benadeelde partijen te worden afgewezen, dan wel te worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de materiële schade - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 1.750,00. Daarbij overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] over langere periode forse hinder heeft ondervonden van pijn in zijn oor en van gehoorverlies.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 4] overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 1.250,00. Daarbij overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 4], ondanks gehoorbescherming, nog steeds oorpijn ondervindt tijdens zijn werk.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de materiële schade - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit tevens rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 750,00.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens (telkens) de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 15 december 2013. Bij het bepalen van de vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten. De vergoeding voor proceskosten blijft bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel buiten beschouwing.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderd veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (eenhonderd twintig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 2], te betalen € 2.173,35 (tweeduizend eenhonderd drieënzeventig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen € 2.173,35 (tweeduizend eenhonderd drieënzeventig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 4], te betalen € 1.250 euro (eenduizend tweehonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen € 1.250 euro (eenduizend tweehonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 1] te betalen € 969,00 (negenhonderd negenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen € 969,00 (negenhonderd negenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. M.A. Bijl , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Gelderland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaal PL20140124.1115, gesloten op 3 maart 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], p. 20, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], p. 28 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 november 2014.
3.Een deskundigenverklaring van het Nederlands Forensisch Instituut, getiteld ‘knalvuurwerk met lont’, p. 3 en 5 van 7 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 november 2014.
4.Een deskundigenverklaring van het Nederlands Forensisch Instituut, getiteld ‘knalvuurwerk met lont’, p. 5 van 7
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49, op 2 na laatste alinea en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 november 2014.