3.2De beoordeling van de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 4 (zaaksdossier 19)
Aan verdachte wordt kort gezegd, verweten dat hij in de periode van 16 april 2013 tot en met 17 april 2013 samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd in de woning aan de [slachtoffer 5] in Tiel waarbij er een aantal goederen zijn weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de DNA match op de handschoen die nabij de plaats delict is aangetroffen en de verklaring van een getuige.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden geacht dat verdachte de inbraak gepleegd heeft. Er is slechts één belastend bewijsmiddel jegens verdachte in die zin dat zijn DNA gevonden is op een handschoen, die is aangetroffen in de tuin van de buren van de aangever. Naar de mening van de raadsman kan echter weinig waarde aan dit bewijsmateriaal worden toegekend nu de handschoen een verplaatsbaar object is. Niet duidelijk is wanneer het DNA-materiaal op de handschoen terecht is gekomen. Voorts wijst de raadsman op het feit dat op de handschoen ook een DNA profiel is aangetroffen van een onbekende man. Ten slotte is de raadsman van mening dat de getuigenverklaring van de buurvrouw, [getuige 1], niet gebruikt kan worden voor het bewijs nu zij niet het signalement geeft van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Tussen 16 april 2013 18.45 uur en 17 april 2013 02.40 uur is ingebroken in de woning aan het [slachtoffer 5] te Tiel. Daarbij zijn meerdere goederen gestolen. Tijdens het buurtonderzoek heeft de politie van een getuige een paar zwarte Nike handschoenen aangenomen die door deze getuige in zijn tuin zijn aangetroffen. Na bemonstering van de handschoenen kon een DNA-spoor veilig gesteld worden dat een match opleverde met het DNA-profiel van verdachte (zoals blijkt uit het proces-verbaal resultaten DNA onderzoek, gedateerd 29 januari 2014, pag.1396).
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de Nike handschoenen verplaatsbaar zijn en daardoor niet in rechtstreeks verband te brengen zijn met de plaats delict. Indien verdachte immers de handschoenen in een eerder stadium zou hebben gedragen, dan is het niet uitgesloten dat een deel van zijn celmateriaal op dat moment is achtergebleven op de handschoenen. Gelet op dit alternatieve scenario levert de DNA-match onvoldoende bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak. Ook de verklaring van de getuige [getuige 1] levert geen bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak. Zij geeft weliswaar een signalement van de personen die zich in de buurt van het [slachtoffer 5] bevonden, maar dit signalement komt niet overeen met het signalement van verdachte. De rechtbank constateert vervolgens dat in het dossier geen ander bewijs is te vinden om een bewezenverklaring op te kunnen baseren.
Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de dader van de inbraak is zodat hij hiervoor zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6 (zaaksdossier 38)
Ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd, is de rechtbank net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel, dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten om verdachte in verband te brengen met deze inbraak. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 8 (zaaksdossier 45)
Ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd, is de rechtbank net als de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (zaaksdossier 1)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 23 juli 2013, omstreeks 02.00 uur, heeft verdachte samen met een ander geprobeerd in te breken in de woning op het adres [adres 2] te Tiel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot woninginbraak, gevolgd door geweld tegen politieagent [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich weliswaar heeft schuldig gemaakt aan de poging tot woninginbraak, maar dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij het ten laste gelegde geweld. Verdachte ontkent dit geweld te hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting erkend samen met een - niet nader genoemde - ander te hebben geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 2] te Tiel, maar hij stelt niets af te weten van geweld tegen politieagent [slachtoffer].
De rechtbank overweegt allereerst dat zij op grond van de verklaringen van[slachtoffer] de overtuiging heeft gekregen dat geweld is toegepast tegen hem. [slachtoffer] heeft verklaarddat hij na een inbraakmelding betreffende de woning aan de [adres 2] te Tiel met een collega ter plaatse is gekomen. [slachtoffer] stond op de oprit van de woning, met zijn rug naar de woning en zijn gezicht richting de straat, toen hij met een harde dreun op zijn hoofd werd geslagen. Hij voelde direct een hevige pijn en zakte door zijn knieën. Op datzelfde moment hoorde hij geschreeuw en hij zag schimmen op zich af komen rennen. Nadat hij had geroepen “Politie. Staan blijven of ik schiet” en een waarschuwingsschot had gelost, renden twee donker geklede personen weg.
De vraag die de rechtbank derhalve dient te beantwoorden, is of verdachte als (mede)dader kan worden aangemerkt van deze poging inbraak en geweldshandeling.
Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat een getuige heeft verklaard dat het ging om twee personen die van de oprit van de [adres 2] te Tiel zijn weggerend, van wie één persoon een rugzak op de rug droeg toen de mannen nog bij de deur van de woning bezig waren.Ook droeg één van deze personen een witte pet, aldus deze en nog een andere getuige.De twee personen zijn weggevlucht van de [straat 1] naar de [straat 2] en vervolgens over het [straat 3] richting de[straat 4].Haaks op het [straat 3] is de [straat 5] gelegen.De getuige [getuige 2], wonende aan de [straat 5], heeft verklaard dat zij in de vroege ochtend van 23 juli 2013 geschreeuw en een knal hoorde. Toen zij door het raam naar buiten keek, zag zij een donker geklede jongeman vanuit de [straat 2] in de richting van het [straat 6] voorbij rennen. Achter die jongeman kwam een politieman aanrennen. De jongeman gooide al rennend een tas bij de getuige in de voortuin. Die tas bleek een grijze rugzak te zijn, bevattende onder meer diverse gereedschappen. Deze rugzak heeft de getuige aan een andere politieman afgegeven.Van vier gereedschappen is later gebleken dat deze zijn gebruikt bij andere (poging tot) inbraken.
Voorts heeft een buurtbewoner op 23 juli 2013 een hoesje met daarin pasjes (een identiteitskaart en een rijbewijs) gevonden bij rode paaltjes op de kruising [straat 2]/[straat 5] te Tiel.En op de kruising tegenover de onderhavige woning aan de [adres 2], heeft verbalisant [slachtoffer] een witte LG telefoon gevonden.Verbalisant [verbalisant 1] heeft langs het [straat 6] een wit petje gevonden.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband bezien, concludeert de rechtbank dat de daders van de inbraakpoging tijdens hun vlucht voor de politie de rugzak, het witte petje, de witte LG-telefoon en het hoesje met identiteitsbewijs en het paspoort hebben verloren of weggegooid.
Het identiteitsbewijs en het paspoort behoorden toe aan verdachte [verdachte]op wiens naam deze ook stonden.Ook de witte LG-telefoon behoorde toe aan verdachte.
Op basis van DNA-onderzoek aan de rugzak en het petje is het volgende gerapporteerd:
van het petje is een monster genomen met kenmerk [nummer 10]#01, in welk monster een DNA-profiel is aangetroffen dat past bij “onbekende man A”
van de rugzak zijn monsters genomen met kenmerk [kenmerk 1]#01 t/m #09;
o in monster [kenmerk 1]#03 is een DNA-profiel aangetroffen dat past bij “onbekende man A”, en
o in monster [kenmerk 1]#01 is een DNA-profiel aangetroffen dat past bij “onbekende man B”,
aan DNA-identiteitszegel [nummer 10]#01 is DNA-profielcluster [nummer 13] gekoppeld.
aan DNA-identiteitszegel [kenmerk 1]#01 is DNA-profielcluster [nummer 14] gekoppeld.
opname van DNA-referentiemateriaal van [verdachte] in de DNA-databank heeft een match opgeleverd met DNA-profielcluster [nummer 13].
opname van DNA-referentiemateriaal van [naam 5] in de DNA-databank heeft een match opgeleverd met DNA-profielcluster [nummer 14].
De rechtbank concludeert uit deze DNA-onderzoeken dat zowel het gevonden DNA-
materiaal op het petje als dat op de rugzak afkomstig is van dezelfde “man A”, hetgeen buiten redelijke twijfel betreft verdachte [verdachte].
De rechtbank concludeert voorts uit het DNA-onderzoek dat het gevonden DNA-materiaal op de rugzak buiten redelijke twijfel afkomstig is van medeverdachte [naam 5].
Onderzoek naar de in de witte LG telefoon opgeslagen gegevens heeft aan het licht gebracht dat onder de naam “[naam 6]” het telefoonnummer[nummer 9] was opgeslagen.Over deze “[naam 6]” heeft verdachte verklaard dat dit “onze [naam 6]” betreft, over wie de dag ervóór ook al is gesproken.Tijdens het verhoor van 11 december 2013 heeft verdachte een beschrijving van “[naam 6]” gegeven.De rechtbank begrijpt dat hiermee is gedoeld op medeverdachte [naam 5].
Voorts blijkt uit het onderzoek aan de LG telefoon dat op 23 juli 2013 omstreeks 01.49 uur van nummer[nummer 9] naar die LG-telefoon een bericht is gestuurd inhoudende “Wabdnjd”? Kort hierop, omstreeks 01.53 uur is van die LG-telefoon naar nummer[nummer 9] het bericht gestuurd: “Zijkant”.
De rechtbank betrekt bij de beoordeling van deze berichtenwisseling dat door getuigen van de inbraakpoging omstreeks 02.00 uur is gezien dat de twee daders naar de achterkant van de woning zijn gelopen en daarna terugkwamen naar de zijkant van de woningen komt tot de conclusie dat deze berichten betrekking hadden op de inbraakpoging aan de [adres 2] te Tiel.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat [naam 5] de mededader van verdachte is geweest betreffende de onderhavige poging tot woninginbraak.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de ten laste gelegde geweldpleging tegen politieagent [slachtoffer] aan verdachte kan worden toegerekend.
Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat uit de verklaringen van politieagent [slachtoffer] en “getuige 2” volgt dat de daders van de inbraakpoging, zijnde verdachte en medeverdachte [naam 5], gezamenlijk op [slachtoffer] af kwamen rennen en aansluitend langs hem heen zijn weggerend.De rechtbank concludeert uit de verklaring van [slachtoffer] dat hij kort vóór of tijdens het langsrennen van beide verdachten hard tegen zijn hoofd is geslagen.Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat hij is geslagen door één van beide verdachten.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen voortvloeit dat voormeld gedrag van verdachte en zijn medeverdachte kan worden aangemerkt als een bewuste en nauwe samenwerking tot en met de vlucht voor de politie. Immers, beiden zijn samen, voorzien van één rugzak met inbrekersgereedschap, op pad gegaan met de kennelijke bedoeling om in te breken in de woning aan de [adres 2] te Tiel. Tussendoor hebben zij per telefoon contact met elkaar onderhouden. Nadat een politieman ten tonele is verschenen, hebben zij zich aanvankelijk verstopt achter een heg, waarna zij gezamenlijk in de richting van die politieman zijn gevlucht, met de kennelijke bedoeling uit handen van de politie te blijven. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van beide verdachten blijk geeft van de gezamenlijke intentie om te ontkomen aan een aanhouding en om daartoe voorbij de politieman te geraken.
Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet uitmaakt wie van beiden daadwerkelijk tegen het hoofd van de politieman heeft geslagen. Immers, ook degene die de klap niet zelf heeft gegeven had de evidente bedoeling om voorbij de politieman te geraken, waarbij redelijkerwijs voorzienbaar was voor beiden dat de mededader een geweldshandeling tegen die politieman zou plegen om de gezamenlijke vlucht mogelijk te maken en heeft uiteindelijk ook gebruik gemaakt van de daardoor bij de politieagent ontstane onmacht om weg te komen.
Die geweldshandeling heeft weliswaar een forse impact gehad op de getroffen politieman, maar is naar het oordeel van de rechtbank niet dermate excessief geweest dat de ander hiermee geen rekening behoefde te houden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder deze omstandigheden in het midden kan blijven wie het geweld heeft uitgeoefend, nu beide verdachten bij hun gezamenlijke vlucht bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat één van hen geweld zou gebruiken tegen de hen in de weg staande politieman.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte, gericht op het geweld tegen [slachtoffer].
Verbeterde lezing tenlastelegging
De rechtbank begrijpt - gelet op zowel de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting als de zinsnede in de tenlastelegging “
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een (harde) dreun/stomp/slag op het hoofd van die [slachtoffer] gegeven” - dat de opsteller van de tenlastelegging voor ogen heeft gehad ten laste te leggen, kort weergegeven: een poging tot inbraak, gevolgd van geweld. De tenlastelegging lijkt dan ook per abuis de zinsnede “
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid” aan het slot van de tenlastelegging te bevatten, alsmede per abuis de woorden “te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen”.
De rechtbank zal deze kennelijke verschrijvingen verbeterd lezen en overweegt daarbij dat de verdediging hierdoor niet in haar belangen is geschaad, temeer niet nu hier geen beroep op is gedaan.
ConclusieDe rechtbank acht - met inachtneming van het voorgaande - overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 3 juli 2013 te gemeente Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) goed(eren)en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], weg te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke voorgenomen diefstal werd gevolgd van geweld tegen[slachtoffer] (agent van politie Gelderland-Zuid), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader een (harde) dreun op het hoofd van die [slachtoffer] gegeven (waarna verdachte en zijn mededader zijn gevlucht).
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde (zaakdossier 9)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 19 op 20 juli 2013 is ingebroken in de woning op het adres [adres 3] te Tiel. Daarbij is het cilinderslot van de voordeur geforceerd. Meegenomen zijn een laptop (Toshiba Satellite M40X), een laptop (Maxdata PRO 6100) en nep goud, die toebehoren aan [slachtoffer 2].Tijdens een doorzoeking op 9 december 2013 in de woning van [naam 7], adres [adres 9] te Tiel, zijn twee laptops aangetroffen, te weten een Toshiba Satellite M40X (in beslag genomen onder nummer F.01.01.001) en een Maxdata Pro 6100 (in beslag genomen onder nummer F.01.01.002).Beide laptops betroffen dezelfde laptops als die, welke waren ontvreemd bij de inbraak op het adres [adres 3] te Tiel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij het hem tenlastegelegde. De verklaringen van [naam 7] kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd, omdat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is op welke wijze de uit de woning [adres 3] te Tiel gestolen laptops zijn terecht gekomen in de woning van [naam 7].
Hierover heeft [naam 7] verklaard dat hij de voorwerpen met beslagnummers F.01.01.001 en F.01.01.002 heeft verkregen van [alias verdachte] en zijn vriend die bijna altijd bij hem was.Deze voorwerpen betroffen een laptop Toshiba respectievelijk een laptop Maxdata.Later heeft [naam 7] hierover verklaard dat hij niet beter weet dan dat hij deze laptops heeft gekocht van [alias verdachte] en zijn vriend, en dat hij voor die laptops nog geen 20 euro heeft gegeven.
Over “[alias verdachte]” heeft [naam 7] verklaard dat hij een Marokkaanse jongen is, van wie [naam 7] weet dat hij “doet stelen” en met verkeerde jongens om gaat.Voorts heeft [naam 7] verklaard dat “[alias verdachte]” aan de telefoon “[voornaam verdachte]” wordt genoemd.[naam 7] heeft “[alias verdachte]” herkend van een foto.De persoon die is afgebeeld op deze foto betreft [verdachte], geboren op 1 maart 1993 te Tiel.
De rechtbank betrekt hierbij nog dat [verdachte] heeft verklaard dat zijn vrienden hem onder meer “[alias 2 verdachte]” en “[alias 3 verdachte]” noemen en komt tot de conclusie dat met “[alias verdachte]” wordt gedoeld op [verdachte].
Over de vriend van “[alias verdachte]”, die bijna altijd bij [alias verdachte] was, heeft [naam 7] verklaard dat het gaat om een Marokkaanse jongen, slank en mager, net zo lang als “[alias verdachte]” en dat die hem vaker belde.[naam 7] heeft deze vriend van “[alias verdachte]” herkend van een foto, waarbij [naam 7] heeft opgemerkt dat hij deze jongen ook betaald heeft voor spullen die gebracht zijn na een telefoongesprek op 31 oktober 2013 over het neerleggen van tassen.De persoon die is afgebeeld op deze foto betreft [naam 5], geboren op[geboortedatum 2] te Tiel.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat met de “vriend van [alias verdachte]” wordt gedoeld op [naam 5].
Door de verdediging is de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 7] in twijfel getrokken, omdat hij wisselend zou verklaren.
De rechtbank overweegt dat [naam 7] in zijn opvolgende verklaringen gaandeweg gedetailleerder is gaan verklaren, maar dat niet is gebleken van tegenstrijdige of ongeloofwaardige verklaringen. Daar komt bij dat de contacten tussen [naam 5] en [verdachte] enerzijds en [naam 7] anderzijds, worden bevestigd door enkele tapgesprekken (onder meer het afgeluisterde telefoongesprek d.d. 31 oktober 2013) en sms-berichten, die worden vermeld in de bewijsvoering inzake feit 7 en feit 9. Kortheidshalve wordt volstaan met een verwijzing daarnaar.
De rechtbank ziet derhalve geen redenen om de verklaringen van [naam 7] uit te sluiten van het bewijs en komt tot de conclusie dat [naam 7] de onderhavige laptops heeft gekocht van [verdachte] en [naam 5].
Met betrekking tot de vraag of het voorgaande kan bijdragen tot een bewezenverklaring van het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde, overweegt de rechtbank als volgt.
In de nacht van 22 op 23 juli 2013 kreeg de politie een inbraakmelding betreffende de woning aan de [adres 2] te Tiel. Het zou daarbij gaan om twee personen die van de oprit van de [adres 2] te Tiel waren weggerend, van wie één persoon een rugzak op de rug droeg toen de mannen nog bij de deur van de woning bezig waren.Ook droeg één van deze personen een witte pet.De twee personen zijn weggevlucht van de [straat 1] naar de [straat 2] en vervolgens over het [straat 3] richting de[straat 4].Haaks op het [straat 3] is de [straat 5] gelegen.De getuige [getuige 2], wonende aan de [straat 5], heeft verklaard dat zij in de vroege ochtend van 23 juli 2013 geschreeuw en een knal hoorde. Toen zij door het raam naar buiten keek, zag zij een donker geklede jongeman vanuit de [straat 2] in de richting van het [straat 6] voorbij rennen. Achter die jongeman kwam een politieman aanrennen. De jongeman gooide al rennend een tas bij de getuige in de voortuin. Die tas bleek een grijze rugzak te zijn, bevattende onder meer divers gereedschap. Deze rugzak heeft de getuige aan een andere politieman afgegeven.Verbalisant [verbalisant 1] heeft langs het [straat 6] een wit petje gevonden.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband bezien, concludeert de rechtbank dat de daders van die inbraakpoging tijdens hun vlucht voor de politie de rugzak en het witte petje hebben verloren of weggegooid.
Op basis van DNA-onderzoek aan de rugzak en het petje is het volgende gerapporteerd:
van het petje is een monster genomen met kenmerk [nummer 10]#01, in welk monster een DNA-profiel is aangetroffen dat past bij “onbekende man A”
van de rugzak zijn monsters genomen met kenmerk [kenmerk 1]#01 t/m #09;
o in monster [kenmerk 1]#03 is een DNA-profiel aangetroffen dat past bij “onbekende man A”, en
o in monster [kenmerk 1]#01 is een DNA-profiel aangetroffen dat past bij “onbekende man B”
aan DNA-identiteitszegel [nummer 10]#01 is DNA-profielcluster [nummer 13] gekoppeld
aan DNA-identiteitszegel [kenmerk 1]#01 is DNA-profielcluster [nummer 14] gekoppeld
opname van DNA-referentiemateriaal van [verdachte] in de DNA-databank heeft een match opgeleverd met DNA-profielcluster [nummer 13].
opname van DNA-referentiemateriaal van [naam 5] in de DNA-databank heeft een match opgeleverd met DNA-profielcluster [nummer 14].
De rechtbank concludeert uit deze DNA-onderzoeken dat zowel het gevonden DNA-materiaal op het petje als dat op de rugzak afkomstig is van dezelfde “man A”, hetgeen buiten redelijke twijfel betreft [verdachte].
De rechtbank concludeert voorts uit het DNA-onderzoek dat het gevonden DNA-materiaal op de rugzak buiten redelijke twijfel afkomstig is van [naam 5].
De gereedschappen die zich in deze rugzak bevonden zijn vergeleken met sporen, die zijn veilig gesteld bij onder meer de onderhavige woninginbraak. Uit dit werktuigsporenonderzoek is gebleken dat braaksporen, afkomstig van het afgebroken cilinderslotvan de woning [adres 3] te Tiel, zijn veroorzaakt met de verstelbare schroefsleutel [B], welke in de grijze rugzak is aangetroffen.
Van [verdachte] en/of [naam 5] ontbreekt een redelijke verklaring voor de aanwezigheid van het DNA-materiaal, afkomstig van elk van hen, op de rugzak waarin zich de schroefsleutel bevond waarmee het cilinderslot van de voordeur van [adres 3] te Tiel is geforceerd.
Bovendien vloeit uit de verklaringen van [naam 7] voort dat de bij hem aangetroffen laptops, afkomstig van de onderhavige woninginbraak, door hem zijn verkregen van [verdachte] en [naam 5].
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de overtuiging dat [verdachte] en [naam 5] gezamenlijk deze woninginbraak hebben gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2013 tot en met 20 juli 2013 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het [adres 3], heeft weggenomen laptops en nep gouden voorwerpen, in toebehorende aan [slachtoffer 2] waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader het cilinderslot van de voordeur geforceerd/opengebroken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde (zaaksdossier 16)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 30 oktober 2013, 22.45 uur, en 31 oktober 2013, 06.45 uur, is ingebroken in de woning aan de[adres 4] te Maurik, gemeente Buren. Daarbij is de cilinder van het voordeurslot afgebroken. Weggenomen zijn twee notebooks (te weten een Acer Aspire en een HP Pavilion), twee iPods, een iPhone, een iPad, een Samsung Galaxy tablet, een Western Digital harde schijf, een paar laarzen en een tas. De benadeelde is [slachtoffer 4].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit. Hij stelt daartoe onder meer dat onbekend is wanneer het DNA van verdachte op de rugtas terecht is gekomen. Ook zijn de verklaringen van [naam 7] onbetrouwbaar zodat deze niet betrokken kunnen worden bij het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Het IMEI-nummer van de bij deze inbraak weggenomen IPhone luidde [nummer 15].Tussen 31 oktober en 1 november 2013 was de IPhone met dit IMEI-nummer in gebruik bij [naam 7].Voorts was [naam 7] in december 2013 in het bezit van de bij onderhavige woninginbraak gestolen Samsung tablet (met registratienummer [nummer 16])en één van de iPods (met registratienummer [nummer 17]).
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is op welke wijze de uit de woning[adres 4]
te Maurik gestolen iPhone, Samsung tablet en iPod zijn terecht gekomen bij [naam 7].
Hierover heeft [naam 7] verklaard dat hij deze iPhone gelijktijdig met de Samsung Galaxy tab 3 met registratienummer [nummer 16] van [alias verdachte] heeft gekocht.De volgende dag heeft [naam 7] verklaard dat hij van [alias verdachte] in totaal twee laptops (waaronder een Pavilion), de Samsung Tab 3, de iPhone 4 en de iPod Classic heeft gekocht. [naam 7] heeft verklaard voor al deze goederen, behalve de iPod, maximaal 450 euro te hebben betaald in drie termijnen. De eerste en derde termijn heeft hij betaald aan [alias verdachte] en de tweede termijn heeft hij betaald aan die jongen ”die altijd bij hem was”.
Over “[alias verdachte]” heeft [naam 7] verklaard dat hij een Marokkaanse jongen is, van wie [naam 7] weet dat hij ”doet stelen” en met verkeerde jongens om gaat.Voorts heeft [naam 7] verklaard dat “[alias verdachte]” aan de telefoon “[voornaam verdachte]” wordt genoemd.[naam 7] heeft “[alias verdachte]” herkend van een foto.De persoon die is afgebeeld op deze foto betreft [verdachte], geboren op 1 maart 1993 te Tiel.
De rechtbank betrekt hierbij nog dat [verdachte] heeft verklaard dat zijn vrienden hem onder meer “[alias 2 verdachte]” en “[alias 3 verdachte]” noemden en komt tot de conclusie dat met “[alias verdachte]” wordt gedoeld op [verdachte].
Over “de vriend van [alias verdachte] die bijna altijd bij [alias verdachte] was”, heeft [naam 7] verklaard dat het gaat om een Marokkaanse jongen, slank en mager, net zo lang als “[alias verdachte]” en dat die hem vaker belde.[naam 7] heeft deze “vriend van [alias verdachte]” herkend van een foto, waarbij [naam 7] heeft opgemerkt dat hij deze jongen ook betaald heeft voor spullen die gebracht zijn na een telefoongesprek op 31 oktober 2013 over het neerleggen van tassen.De persoon die is afgebeeld op deze foto betreft [naam 5], geboren op[geboortedatum 2] te Tiel.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat met de “vriend van [alias verdachte]” wordt gedoeld op [naam 5].
Door de verdediging is de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 7] in twijfel getrokken, omdat hij wisselend zou verklaren.
De rechtbank overweegt dat [naam 7] in zijn opvolgende verklaringen gaandeweg gedetailleerder is gaan verklaren, maar dat niet is gebleken van tegenstrijdige of ongeloofwaardige verklaringen. Daar komt bij dat de contacten tussen [naam 5] en [verdachte] enerzijds en [naam 7] anderzijds worden bevestigd door enkele tapgesprekken (onder meer het afgeluisterde telefoongesprek d.d. 31 oktober 2013) en sms-berichten, die worden vermeld in de bewijsvoering inzake feit 7 en feit 9. Kortheidshalve wordt volstaan met een verwijzing daarnaar.
De rechtbank ziet derhalve geen redenen om de verklaringen van [naam 7] uit te sluiten van het bewijs en komt tot de conclusie dat [naam 7] de hiervoor genoemde laptops, tablet, IPhone en IPod heeft gekocht van [verdachte] en [naam 5].
Met betrekking tot de vraag of het voorgaande kan bijdragen tot een bewezenverklaring van het primair dan wel het subsidiair tenlastegelegde, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het hiervoor genoemde telefoongesprek van 31 oktober 2013, 14.23 uur, in samenhang met de verklaring van [naam 7] dat met de "twee tassen" in dit gesprek gedoeld werd op de levering van de laptops, concludeert de rechtbank dat [naam 5] reeds op 31 oktober 2013 kon beschikken over de gestolen waar. Enkele dagen later, op 2 november 2013 vond een telefoongesprek plaats tussen [naam 7] en de gebruiker van telefoonnummer[nummer 9], zijnde het telefoonnummer van [naam 5] (
zie de overwegingen van de rechtbank betreffende de gebruikte telefoonnummers, hiervoor in paragraaf 3.1). In dit gesprek werd gesproken over een betaling van 90 euro die [naam 7] ”een uurtje terug” aan [alias verdachte] had gedaan. Daarbij werd ook opgemerkt dat [alias verdachte] op dat moment naar een bruiloft was. De rechtbank brengt dit in verband met de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting dat hij rond die tijd een bruiloft haden de verklaring van [naam 7] dat [alias verdachte] naar een bruiloft moest ten tijde van de derde betaling.
Uit het voorgaande - in onderlinge samenhang beschouwd - concludeert de rechtbank dat zowel [naam 5] als [verdachte] reeds op 31 oktober 2013 konden beschikken over goederen die tijdens de inbraak in de woning aan de[adres 4] te Maurik zijn ontvreemd, welke goederen door [verdachte] zijn geleverd aan [naam 7], die daarvoor aan zowel [verdachte] als [naam 5] geld heeft gegeven.
Ten slotte overweegt de rechtbank nog dat de telefoonnummers van zowel [verdachte] (nummer [nummer 4]) als [naam 5] (nummer[nummer 9]) in de nacht van 30 op 31 oktober 2013, omstreeks 02.13 uur, de KPN steunzender aan de[straat 7] te Maurik hebben aangestraald.
Dit alles brengt de rechtbank tot de overtuiging dat de diefstal van goederen uit de woning aan de[adres 4] te Maurik gezamenlijk is gepleegd door [verdachte] en [naam 5].
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 30 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de[adres 4], heeft weggenomen notebooks, IPods, een IPhone, een Ipad, een tablet, een geheugenkaart, schoeisel en een tas, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4] waarbij verdachte en/of zijn mededader
szich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader het cilinderslot van de voordeur geforceerd.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde (zaaksdossier 34)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode tussen 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 is ingebroken in de woning van [slachtoffer 7] aan de [adres 5] te Maurik. Bij deze inbraak zijn – onder
meer - de volgende aan hem toebehorende goederen weggenomen:
- een computer (notebook), van het merk/type Acer Aspire 930wsmi;
- een computer (notebook), van het merk Compaq;
- een kluis met inhoud;
- een sieradendoosje.
Men heeft zich toegang tot de woning verschaft door met een breekvoorwerp een draairaam in de voorgevel van de woning open te breken.
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Hij heeft gerequireerd tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De beoordeling door de rechtbankOp 11 december 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van een schuur/bergruimte, behorende bij het adres [adres 10] te Tiel, zijnde (destijds) het woonadres van [naam 1]. Bij deze doorzoeking is onder meer een kluis aangetroffen en in beslag genomen.In de kluis, met een buitenmaat van 25 x 25 x 35 centimeter, bevond zich onder andere een kentekenbewijs van een Opel met kenteken [kenteken 1] op naam van [naam 8]”.De kluis en de inhoud daarvan is getoond aan [slachtoffer 7] en deze heeft verklaard de kluis voor 100% als de zijne te herkennen aan de kleur, de cijferslotcombinatie en de klembouten waarmee de kluis bevestigd was.
Op de aangetroffen kluis lag een plastic tas.Op die tas is een vingerafdruk aangetroffen van [naam 3].[naam 3] heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van die vingerafdruk.
[naam 9], de dochter van [slachtoffer 7], heeft tegenover een verbalisant verklaard dat de buurvrouw van haar ouders, J. Hovenstad, op 14 november 2013 omstreeks 17.00 uur nog in de woning van haar ouders is geweest, waarbij haar toen nog niets bijzonders was opgevallen. Voorts heeft [naam 9] verklaard dat zij op 15 november 2013 omstreeks 10.00 uur bij de woning van haar ouders kwam en bij binnenkomst in de woonkamer zag dat er planten uit de vensterbank waren, dat de gordijnen scheef hingen en dat het draairaam was opengebroken.Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de inbraak heeft plaatsgevonden in de periode die is gelegen tussen 14 november 2013, 17.00 uur, en 15 november 2013, 10.00 uur.
De rechtbank betrekt bij de verdere beoordeling een aantal afgeluisterde telefoongesprekken.
Zoals de rechtbank hiervóór in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn de (mede)verdachten in het [naam onderzoek] bij - onder meer - de navolgende telefoonnummers te plaatsen:
[naam 3] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 18];
[verdachte] als gebruiker van de telefoonnummers [nummer 19] en [nummer 20];
[naam 5] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 21];
[naam 2] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 22];
[naam 1] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 23].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat genoemde telefoonnummers door anderen dan de daarbij vermelde verdachten zijn gebruikt. Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat [naam 3] en [verdachte] en [naam 5] hebben deelgenomen aan de hierna weer te geven telefoongesprekken op grond van de aan die gesprekken gekoppelde telefoonnummers. De rechtbank neemt op dezelfde gronden aan dat [naam 3] op 15 november 2013 om 11:41:30 uur heeft gebeld met [naam 2] en dat hij later die dag, om 15:17:40 uur, heeft gebeld met [naam 1].
In de periode waarbinnen de inbraak heeft plaatsgevonden, werden de volgende telefoongesprekken opgenomen, waarbij de rechtbank voor de begrijpelijkheid telkens tussen haakjes zal vermelden wie volgens de hiervoor bedoelde overwegingen deelnemer aan het gesprek moet zijn:
- Sessienummer 2741, 14 november 2013, 18:57:25 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 21] [
rechtbank: [naam 5]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 24]:
- “(…) Nee, heb je wat gepakt of niet?
- Nee vanavond Jackie Jackpot.
- Wat zeg?
- Jackpot.
- Moet je nog doen?
- In M. Maurik.”
- Sessienummers 1083 en 480, 15 november 2013, 03:38:18 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 19] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 18] [
rechtbank: [naam 3]], locatie gebelde respectievelijk beller:[straat 7] 4021 BE Maurik:
- “Ja.
- Kom naar de plek waar jij en ik zo straks hebben geparkeerd.
- Waar? O ja ciao.”
- Sessienummers 2820 en 481, 15 november 2013, 04:07:57, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 19] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 21] [
rechtbank: [naam 5]], locatie gebelde respectievelijk beller:[straat 7] 4021 BE Maurik :
- “Yo.
- Rij door de straat dan moet je gelijk naar links.
- Yo.”
Vervolgens werden, in de ochtend en middag van 15 november 2013, onder meer de volgende telefoongesprekken opgenomen:
- Sessienummer 1099, 11:41:30 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 18] [
rechtbank: [naam 3]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 22] [
rechtbank: [naam 2]]:
- “(…) Jou broer he?
- Ja.
- Heeft die een schuur?
- Ja, volgens mij wel.
- Denk je dat die het goed vindt als ik daar in de middag een kluis open.
- (…) Groot?
- Nee, nee, nee. Klein.”
- Sessienummer 1102,12:07:10 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 21] [
rechtbank: [naam 5]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 18] [
rechtbank: [naam 3]]:
- “(…) Ik ben over twee uurtjes terug in Tiel. Dan moeten we even naar [naam 24] toe.
- Naar [naam 24]?
- Ja naar zijn broer.
- Oo saffie waarom?
- Met die ding.
- Maar hoe zit het, en die andere dingen dan?
- Welke andere dingen?
- Om te open.
- Die ga ik nu halen.
- (…) Daar over twee uur?
- Ja twee drie uurtjes.”
- Sessienummer 2842, 14:51:01 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 21] [
rechtbank: [naam 5]] en gebelde met telefoonnummer 31687121708:
- “Is jouw broertje thuis. (…) Bel hem effe snel. Je weet een kloez die moet bij jullie in de schuur, je weet toch, even nagecheckt worden. (…) Is maar een kleine (…). Zit je in de schuur?
- Effe inpakken je weet toch.
- Zit je in de schuur?
- Ja man.
- Wacht even ik kom er aan met [alias] ciao.”
- Sessienummer 1127, 15:03:36 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 18] [
rechtbank: [naam 3]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 20] [
rechtbank: [verdachte]]:
- “(…) Je moet naar die flat in West komen daar. Die oranje flat.
- Is goed.
- Naar die schuur. Ik ga nu even met [naam 5] die ding halen.
- Ja.
- Dan moet je daar heen komen.”
- Sessienummer 1129, 15:17:40 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 18] [
rechtbank: [naam 3]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 23] [
rechtbank: [naam 1]]:
- “Ben je thuis? (…) Ik ben nou onderweg naar jou.
- Kom naar mij toe dan.
- Ja, ik kom naar jou toe, je moet klaar staan beneden al, ik ben er in 1 minuut.
- Safie ik loop nu naar beneden.
- Safie is goed.”
De rechtbank constateert dat in de telefoongesprekken met de sessienummers 1099, 1102, 2842 en 1127 onder meer werd gesproken over een schuur van een broer, over het openen van een kleine kluis, over het openen van “andere dingen”, en over een “kloez” die “nagecheckt” moet worden in de schuur. Deze bewoordingen passen bij de eerdergenoemde bevindingen met betrekking tot het aantreffen van een kluis in de schuur/bergruimte die behoort bij de woning van [naam 1], de broer van [naam 2]. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de op15 november 2013 vanaf 11:41:30 uur door [naam 3] en [verdachte] en [naam 5] gevoerde telefoongesprekken, in onderling verband beschouwd, en voorts bezien in nauwe samenhang met de overige hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, overtuigend voort dat zij omstreeks 15:17 uur zijn samengekomen bij de woning van [naam 1] om in de bij die woning behorende schuur/bergruimte een kluis te openen. Dit betreft de kluis die is ontvreemd bij de onderhavige inbraak. Immers, de aangetroffen kluis is herkend als de uit de woning aan de [adres 5] ontvreemde kluis en uit het gesprek met sessienummer 1099 herleidt de rechtbank dat gesproken wordt over een kleine kluis. Bij dit laatste overweegt de rechtbank dat de buitenmaat van de kluis
25 x 25 x 35 centimeter was, hetgeen de rechtbank als een kleine kluis aanmerkt.
De omstandigheid dat [naam 3] en [verdachte] en [naam 5] korte tijd na de gepleegde inbraak in de woning aan de [adres 5] de beschikking hadden over een bij die inbraak weggenomen kluis rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, bij gebreke van een aannemelijke alternatieve verklaring, reeds de conclusie dat zij die inbraak moeten hebben gepleegd. Voor deze conclusie kan bovendien steun worden gevonden in de hiervóór weergegeven telefoongesprekken. Immers, uit de door [naam 3], [verdachte] en [naam 5] gevoerde gesprekken met sessienummers 2820, 1083, 480 en 481, kan worden afgeleid dat deze drie personen met elkaar een ontmoeting afspreken in de nacht van 14 op 15 november 2013. Dat het daarbij de locatie Maurik betreft, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het eerder aangehaalde gesprek in de avond van 14 november 2013 (sessienummer 2741), waarin wordt gesproken over “vanavond”, “Jackpot” en “In M. Maurik”. Deze conclusie vindt bovendien steun in het gegeven dat de telefoontoestellen van zowel [verdachte] als [naam 3] en [naam 5] die nacht een zendmast in Maurik aanstraalden, wat naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing vormt dat zij alle drie die nacht in Maurik waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking het feit van algemene bekendheid dat de afstand
- hemelsbreed - tussen Tiel en Maurik ongeveer 8,5 kilometer bedraagt, hetgeen niet aannemelijk maakt dat op dat tijdstip deze drie telefoons contact zouden maken met een zendmast in Maurik als zij niet op die locatie waren.
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat overtuigend kan worden bewezen dat [naam 3], [verdachte] en [naam 5] zich gezamenlijk, in nauwe en bewuste samenwerking, schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Maurik.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat
hij in de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen een kluis (met inhoud), een of meer laptop(s)/notebook(s), een sieradendoosje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het draairaam aan de voorzijde van voornoemde woning geforceerd
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde (zaaksdossier 40)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 november 2013 is ingebroken in de woning van [slachtoffer 10] aan de [adres 11], gemeente Overbetuwe. Daarbij zijn onder meer weggenomen een Asus laptop (serienummer 90N M UYC41 C541 CAC) en een Dell computer (waarvan geen serienummer bekend is geworden).
Op 9 december 2013 heeft een doorzoeking plaats gevonden van de woning en schuur van [naam 7] aan de [adres 9] te Tiel. Daarbij zijn onder meer in beslag genomen een zilverkleurige Asus laptop (F.01.08.002) en een zilverkleurige Dell laptop (F.02.08.001).
Bij onderzoek aan de in beslag genomen computers is vastgesteld dat de Asus laptop het serienummer 90N M UYC41 C541 CAC droeg en dat de Dell laptop het servicenummer 368RYQ1 had. Dat servicenummer was in de administratie van Dell gekoppeld aan[adres 12] te Herveld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde heling van de Asus laptop en tot vrijspraak van de heling van de Dell computer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van ieder geval heling van de Dell computer, maar ook van heling van de Asus laptop.
De beoordeling door de rechtbank
[naam 7] is verhoord over de herkomst van een aantal bij hem aangetroffen goederen. Hij heeft daarbij verklaard dat hij de Asus laptop (F.01.08.002) heeft gekocht van “[alias verdachte]” en diens vriend en de Dell computer (F.02.08.001) van ene [naam 27].[naam 7] heeft voorts verklaard dat “[alias verdachte]” vaak met een andere persoon kwam, dat ze samen kwamen en zeiden dat de spullen van hun samen waren. Vervolgens wordt [naam 7] een foto getoond, van wie hij zegt dat dat “[alias verdachte]” is. Van de jongen die vaak bij “[alias verdachte]” was, kent hij de naam niet.De foto die [naam 7] getoond werd en waarop hij “[alias verdachte]” herkende, betreft een politiefoto van de verdachte [verdachte].Gevraagd over de naam [verdachte], verklaart [naam 7] dat dat “[alias verdachte]” zou kunnen zijn; als ze bij hem zijn, noemen ze hem “[alias verdachte]”, maar aan de telefoon [
noemden ze hem] [voornaam verdachte]. Hij kwam regelmatig bij hem.Later wordt [naam 7] een foto getoond, waarvan hij zegt dat daarop de persoon is afgebeeld die hij herkent als de jongen die altijd bij “[alias verdachte]” was als deze bij hem kwam. “[alias verdachte]” en hij waren eigenlijk onafscheidelijk, aldus [naam 7].Dit betreft een politiefoto van verdachte [naam 5].
De rechtbank betrekt bij de verdere beoordeling een aantal afgeluisterde telefoongesprekken.
Zoals de rechtbank hiervóór in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn de (mede)verdachten in het [naam onderzoek] bij - onder meer - de navolgende telefoonnummers te plaatsen:
[verdachte] als gebruiker van de telefoonnummers [nummer 19] en [nummer 20];
[naam 5] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 21].
[naam 7] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 25].
Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat aan de navolgende gesprekken is deelgenomen door de vermelde personen.
Een tapgesprek (sessie 275)waarin met nr. [nummer 19] wordt gebeld naar nr. [nummer 21] op 16 oktober 2013, 17.04 uur, waarbij het volgende wordt gezegd:
“NN over die dinge, [naam 31] (
fon) zei 125 euro per stuk,
F: 125?
NN: ja voor die ouwe
OVS hij zei, voor 150 toch?
NN daarom die man zei, hij dacht dat het nieuwe types waren, je weet toch?
F: ja
NN: hij zei voor deze kan hij maximaal 250 euro geven, alle twee
F: uuh, de man 125
…
NN: ja want ik heb ovs bij [naam 28] (fon)
F: ja ik weet niet, en die andere?
NN: die andere ovs, we moeten even kijken, je weet toch
F: savi, is goed, pak die twee barkies ovs
NN: ja savi, luister
F: ja
NN: we moeten langs [naam 28] (fon)
F: ja, savi, is goed, jooh, ciao”
Op 20 oktober 2013 wordt vanaf nr [nummer 25] een sms verstuurd (sessie 614)naar nr. [nummer 21] met de volgende inhoud:
“Hen een lapie verkocht voor 135”
Op 23 oktober 2013 wordt vanaf nr [nummer 25] een sms verstuurd (sessie 1006)naar nr. [nummer 21] met de volgende inhoud:
“Er zijn lapie opgehaald denk dat er geld binnen is”
Een tapgesprek (sessie 1867)waarin met nr. [nummer 21] wordt gebeld naar nr. [nummer 25] op 31 oktober 2013, 14.23 uur, waarbij het volgende wordt gezegd:
“NNman: Hallo
[naam 5]: Hallo abi ben je thuis man
NNman: Nee ben niet thuis. Sorry man ben nu aan het werk
[naam 5]: 0 ik moet.. Kan ik wat thuis bij jou leggen?
NNman: Ik weet niet ben zo thuis. ben zo thuis ja?
[naam 5]: Ik heb al die spullen zijn twee zakken is met taart voor vanavond ja
NNman: Ja is goed
[naam 5]: ja is goed. Zo snel mogelijk je weet. ik hier niet de hele tijd mee buiten lopen”
Een tapgesprek (sessie 1873)waarin met nr. [nummer 21] wordt gebeld met nr. [nummer 19] op 31 oktober 2013, 14.31 uur, waarbij wordt gezegd:
“[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Ja luister
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Hij is over vijf minuten thuis
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Ik loop bij Emte nou. Ik ga hem ook die tablet laten zien ja
[voornaam verdachte]: Ik ben er over vijf minuten jongen
[naam 5]: Over vijf minuten in Tiel?
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Wat zei je
[voornaam verdachte]: Ik kom met de fiets”
Uit deze tapgesprekken (ook al valt niet te herleiden dat deze betrekking hebben op onderhavige Asus laptop en Dell computer) leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 5] bespreken om spullen (waarbij gesproken wordt over “tablet”, “lapie”, twee zakken met “taart” waarmee [naam 5] niet te lang buiten wil rondlopen) af te leveren bij [naam 7], dat zij hierover contact onderhouden met elkaar en samenwerken. Dit bevestigt de opmerking van [naam 7] dat beiden vaak samen kwamen en dat “de spullen” van hen beiden waren. Daarmee is sprake van medeplegen van de heling.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de Asus laptop en de Dell computer afkomstig zijn van de inbraak in de woning van Kreijne en dat deze spullen zijn aangetroffen bij [naam 7]. Van de Asus laptop heeft [naam 7] verklaard deze binnen een maand na de inbraak te hebben gekocht van “[alias verdachte]” en diens vriend en de Dell computer te hebben gekocht van [naam 27]. Nu de rechtbank geen redenen heeft om te twijfelen aan de verklaringen van [naam 7] - die hiermee ook zichzelf incrimineert - volgt daaruit dat [verdachte] en [naam 5] de gestolen Asus hebben verkocht aan [naam 7]. Nu [verdachte] en [naam 5] geen verklaring hebben gegeven voor het feit dat zij klaarblijkelijk in bezit waren van deze gestolen laptop, meer in het bijzonder niet dat zij op rechtmatige wijze in het bezit daarvan zijn gekomen, dringt zich onontkoombaar de conclusie op, en kan het niet anders zijn dan dat zij wisten dat deze laptop afkomstig was van diefstal. In zoverre is de ten laste gelegde heling van de Asus laptop bewezen. Van heling van de Dell computer zullen [verdachte] en [naam 5] worden vrijgesproken nu [naam 7] verklaart deze te hebben gekocht van [naam 27] en enige binding tussen hen en [naam 27] niet is gebleken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode 06 november 2013 tot en met 09 december 2013 te Herveld, gemeente Overbetuwe en/of Tiel tezamen en in vereniging met een ander een laptop heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed wisten, dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof.
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde (zaaksdossier 46)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 29 december 2011 tot 6 januari 2012 is ingebroken in de woning van [naam 29] aan de [straat 11] te Tiel. Daarbij is onder meer weggenomen een Sony laptop.
Op 9 december 2013 heeft een doorzoeking plaats gevonden van de woning en schuur van [naam 7] aan de [adres 9] te Tiel. Daarbij is onder meer in beslag genomen een Sony notebook (beslagnummer F.02.04.002).
Bij onderzoek aan deze laptop is vastgesteld dat de harde schijf documenten bevatte die betrekking hadden op [naam 30] als secretaris van de kampeervereniging alsmede een adres van hem in Den Haag, [straat 12].Nader onderzoek wees uit dat [naam 30] stond ingeschreven op het adres [straat 11] te Tiel. [naam 30] is de man van aangeefster en heeft voorheen in Den Haag gewoond aan de [straat 12].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde heling van de Sony laptop.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het grote tijdsverloop tussen de inbraak en het aantreffen van de laptop bij [naam 7]. Diens verklaring is voorts onbetrouwbaar, hetgeen moet leiden tot vrijspraak.
De beoordeling door de rechtbank
[naam 7] is verhoord over de herkomst van een aantal bij hem aangetroffen goederen. Hij heeft daarbij verklaard dat hij de Sony laptop (met beslagnummer F.02.04.002) heeft gekocht van “[alias verdachte]” en diens vriend.[naam 7] heeft voorts verklaard dat “[alias verdachte]” vaak met een andere persoon kwam, dat ze samen kwamen en zeiden dat de spullen van hun samen waren. Vervolgens wordt [naam 7] een foto getoond, van wie hij zegt dat dat “[alias verdachte]” is. Van de jongen die vaak bij “[alias verdachte]” was, kent hij de naam niet.De foto die [naam 7] getoond werd en waarvan hij “[alias verdachte]” herkende, betreft een politiefoto van de verdachte [verdachte].Gevraagd over de naam [verdachte], verklaart [naam 7] dat dat “[alias verdachte]” zou kunnen zijn; als ze bij hem waren, noemden ze hem “[alias verdachte]”, maar aan de telefoon [
noemden ze hem] [voornaam verdachte]. Hij kwam regelmatig bij hem.Later wordt [naam 7] een foto getoond, waarvan hij zegt dat daarop de persoon is afgebeeld die hij herkent als de jongen die altijd bij “[alias verdachte]” was als deze bij hem kwam. “[alias verdachte]” en hij waren eigenlijk onafscheidelijk.Dit betreft een politiefoto van verdachte [naam 5].Nadien heeft [naam 7] nogmaals verklaard dat hij de Sony laptop (met beslagnummer F.02.04.002) heeft gekocht van “[alias verdachte]” en zijn vriend; de laptop was kapot.
De rechtbank betrekt bij de verdere beoordeling een aantal afgeluisterde telefoongesprekken.
Zoals de rechtbank hiervóór in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn de (mede)verdachten in het [naam onderzoek] bij - onder meer - de navolgende telefoonnummers te plaatsen:
[verdachte] als gebruiker van de telefoonnummers [nummer 19] en [nummer 20];
[naam 5] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 21];
[naam 7] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 25].
Een tapgesprek (sessie 275)waarin met nr. [nummer 19] wordt gebeld naar nr. [nummer 21] op 16 oktober 2013, 17.04 uur, waarbij het volgende wordt gezegd:
“NN over die dinge, [naam 31] (fon) zei 125 euro per stuk,
F: 125?
NN: ja voor die ouwe
OVS hij zei, voor 150 toch?
NN daarom die man zei, hij dacht dat het nieuwe types waren, je weet toch?
F: ja
NN: hij zei voor deze kan hij maximaal 250 euro geven, alle twee
F; uuh, de man 125
…
NN ja want ik heb ovs bij [naam 28] (fon)
F: ja ik weet niet, en die andere?
NN: die andere ovs, we moeten even kijken, je weet toch
F: savi, is goed, pak die twee barkies ovs
NN: ja savi, luister
F: ja
NN: we moeten langs [naam 28] (fon)
F: ja, savi, is goed, jooh, ciao”
Op 20 oktober 2013 wordt vanaf nr [nummer 25] een sms verstuurd (sessie 614)naar nr [nummer 21] met de volgende inhoud:
“Hen een lapie verkocht voor 135”
Op 23 oktober 2013 wordt vanaf nr [nummer 25] een sms verstuurd (sessie 1006)naar nr [nummer 21] met de volgende inhoud:
“Er zijn lapie opgehaald denk dat er geld binnen is”
Een tapgesprek (sessie 1867)waarin met nr. [nummer 21] wordt gebeld naar nr [nummer 25] op 31 oktober 2013, 14.23 uur, waarbij het volgende wordt gezegd:
“NNman: Hallo
[naam 5]: Hallo abi ben je thuis man
NNman: Nee ben niet thuis. Sorry man ben nu aan het werk
[naam 5]: 0 ik moet.. Kan ik wat thuis bij jou leggen?
NNman: Ik weet niet ben zo thuis. ben zo thuis ja?
[naam 5]: Ik heb al die spullen zijn twee zakken is met taart voor vanavond ja
NNman: Ja is goed
[naam 5]: ja is goed. Zo snel mogelijk je weet. ik hier niet de hele tijd mee buiten lopen”
Een tapgesprek (sessie 1873)waarin met nr. [nummer 21] wordt gebeld met nr. [nummer 19] op 31 oktober 2013, 14.31 uur, waarbij wordt gezegd:
“[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Ja luister
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Hij is over vijf minuten thuis
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Ik loop bij Emte nou. Ik ga hem ook die tablet laten zien ja
[voornaam verdachte]: Ik ben er over vijf minuten jongen
[naam 5]: Over vijf minuten in Tiel?
[voornaam verdachte]: Ja
[naam 5]: Wat zei je
[voornaam verdachte]: Ik kom met de fiets”
Conclusie
Uit deze tapgesprekken (ook al gaan die gesprekken niet over onderhavige Sony laptop) leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [naam 5] bespreken om spullen (waarbij gesproken wordt over “tablet”, “lapie”, twee zakken met “taart” waarmee [naam 5] niet te lang buiten wil rondlopen) af te leveren bij [naam 7], dat zij hierover contact onderhouden met elkaar en samenwerken. Dit bevestigt de opmerking van [naam 7] dat beiden vaak samen kwamen en “de spullen” van hen beiden waren. Daarmee is er sprake van medeplegen van de heling.
Op basis van het voorgaande staat vast dat de Sony laptop afkomstig is van de inbraak in de woning van [naam 29] en [naam 30] en dat deze laptop is gevonden bij [naam 7]. [verdachte] en [naam 5] hebben deze gestolen Sony laptop verkocht aan [naam 7]. Nu beiden geen verklaring hebben gegeven voor het feit dat zij klaarblijkelijk in bezit waren van deze gestolen laptop, meer in het bijzonder niet dat zij op rechtmatige wijze in het bezit daarvan zijn gekomen, dringt zich onontkoombaar de conclusie op dat zij wisten dat deze laptop afkomstig was van diefstal. Daarmee is de tenlastegelegde heling van de Sony laptop bewezen. Het tijdsverloop tussen de inbraak en de vondst van de laptop doet hier niet aan af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 29 december 2011 tot en met 09 december 2013 te gemeente Tiel, tezamen en in vereniging met een ander een laptop heeft overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader ten tijde van het verwerven van voormeld goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.