ECLI:NL:RBGEL:2014:7203

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
C-05-268316 - HZ ZA 14-312
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellingsovereenkomst en schadevaststelling in verzekeringszaak na brand

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en Achmea Schadeverzekeringen N.V., gedaagde, over de vraag of een akte van taxatie als vaststellingsovereenkomst kan worden aangemerkt. Eiseres, eigenaar van een bedrijfspand waarin een fitnesscentrum is gevestigd, had een verzekering afgesloten bij Achmea. Na een brand op 5 september 2011, die aanzienlijke schade veroorzaakte, werd een schadevaststelling en herstel in gang gezet. De experts benoemd door beide partijen stelden de schade vast, maar er ontstond onduidelijkheid over de definitieve vaststelling van de schade, vooral met betrekking tot bijkomende kosten die niet in de akte van taxatie waren opgenomen.

Eiseres vorderde betaling van een bedrag dat door Achmea niet werd erkend, en stelde dat de akte van taxatie niet als definitieve vaststellingsovereenkomst kon gelden. Achmea voerde aan dat de akte wel degelijk als zodanig moest worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst van belang is en dat er bewijs geleverd moest worden over de omstandigheden waaronder de akte van taxatie is ondertekend. De rechtbank droeg eiseres op om feiten en omstandigheden te bewijzen die de stelling ondersteunen dat de akte niet als vaststellingsovereenkomst geldt.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en zal op een later moment opnieuw naar de zaak kijken. De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de intentie van partijen en de omstandigheden van het geval bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de akte van taxatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/268316 / HZ ZA 14-312
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A. Vaarkamp te Zwolle,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
tevens handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 oktober 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een bedrijfspand (hierna: het pand), waarin een finesscentrum/sportschool is gevestigd. [eiseres] heeft bij Interpolis een Bedrijven Compact polis afgesloten. Deze polis omvat onder meer een opstal- en een inventarisverzekering. Hierin is een regeling omtrent de schadevaststelling opgenomen, alsmede de bepaling dat de taxatie van expert(s) geldt als uitsluitend bewijs van de omvang van de schade.
2.2.
Op 5 september 2011 heeft een brand gewoed in het pand met aanzienlijke brandschade tot gevolg. Na melding van het schadevoorval bij Achmea zijn vanwege dreigende (financiële) problemen bij stilliggen van de bedrijfsvoering de schadevaststelling en het herstel voortvarend ter hand genomen.
2.3.
Op 14 september 2011 zijn twee akten van benoeming experts opgemaakt. In de akte van benoeming experts inzake de brandschade is het volgende overeengekomen:
“1. Als uitsluitend bewijs van de omvang van de schade overeenkomstig de polis wordt een taxatie gemaakt door twee deskundige experts, waarvan de verzekerde en de verzekeraar er ieder één benoemen. Naast verzekeraar en verzekerde ondertekenen ook de experts deze akte als bewijs van aanvaarding van hun benoeming.
De verzekerde benoemt als expert: Ing. P. Koopman re, Koopman Expertise
De verzekeraar benoemt als expert: Ing. G.D. Klaassen re,
De aangewezen experts benoemen voor aanvang van hun werkzaamheden als derde experts Ir. M.J. Adan re, Cunningham Lindsey. Laatstgenoemde persoon stelt bij gebrek aan overeenstemming de omvang van de schade vast binnen de grenzen van de taxaties van de benoemde experts.
(…)”
2.4.
Op 20 september 2011 heeft [aannemersbedrijf] (hierna: [aannemersbedrijf]) een offerte uitgebracht voor een bedrag van € 774.748,00 ex btw. In de offerte zijn de verschillende werkzaamheden voor een bepaald bedrag opgenomen met uitzondering van de werkzaamheden die zien op het verwijderen van PVC vloeren en het tegelwerk. Hiervoor heeft [aannemersbedrijf] richtprijzen per m2 opgenomen zonder de vermelding van een totaalbedrag of vermelding pm-post.
2.5.
Op 27 september 2011 is [aannemersbedrijf] met de herbouw c.q. de herstelwerkzaamheden begonnen en op 7 november 2011 kon [eiseres] haar deuren weer openen.
2.6.
Op 14 oktober respectievelijk 18 oktober 2011 hebben de beide experts de akte van taxatie ondertekend. De omvang van de brandschade aan het pand is vastgesteld op € 597.973,00. Met bedragen voor beredderingskosten, opruimkosten, huurderving en kosten tuin en bestrating is de schade vastgesteld op totaal € 694.407,11 exclusief btw.
2.7.
Bij factuur van 26 oktober 2011 heeft [aannemersbedrijf] aan [eiseres] een bedrag van totaal € 26.888,00 exclusief btw in rekening gebracht voor het verwijderen pvc + schuren lijmlaag, verwijderen tegels en fixeren verdiepingsvloer conform de per m2 gegeven richtprijzen in de offerte van 20 september 2011.
2.8.
Op 28 oktober 2011 is de akte van taxatie door de experts ondertekend waarin de inventarisschade is vastgesteld op een bedrag van € 295.855,25.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - veroordeling van Achmea tot betaling van € 26.888,00, althans een door de rechtbank, zo nodig na in rechte toepassing te hebben gegeven aan de overeengekomen arbitrageregeling dan wel na partiële vernietiging wegens dwaling, in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
3.2.
Achmea voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De primaire grondslag van de vordering van [eiseres] is nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Uitgaande van de stelling dat de akte van taxatie d.d. 18 oktober 2011 een tussentijdse akte is, stelt [eiseres] zich op het standpunt dat nog een aanvullende akte van taxatie moet worden opgemaakt in verband met de nagekomen kosten voor de werkzaamheden aan vloer en tegelwerk.
Hieraan heeft de expert namens Achmea zijn medewerking niet willen geven, omdat in zijn ogen de in de akte van taxatie opgenomen bedragen als totaal correct waren. Volgens Achmea kwalificeert de akte van taxatie d.d. 18 oktober 2011 als een vaststellingsovereenkomst.
4.2.
Subsidiair heeft [eiseres] aangevoerd dat voor het geval dat de beide experts niet tot overeenstemming komen, de akte van benoeming voorschrijft dat de derde benoemde deskundige de omvang van de schade vaststelt en dat deze weg moet worden gevolgd. In de visie van Achmea wordt hieraan niet toegekomen omdat in de akte van taxatie van 18 oktober 2011 de overeenstemming tussen de experts is vastgelegd, zodat sprake is van consensus en de inschakeling van de derde deskundige niet aan de orde is.
4.3.
Voorts heeft [eiseres] een beroep op dwaling gedaan wat betreft de stelposten. Op het moment van tekenen van de akte van taxatie op 18 oktober 2011 was de hoogte van deze als herstelkosten aan te merken bedragen nog niet bekend. Indien de akte van taxatie zou beogen de schadeomvang definitief en bindend vast te stellen, heeft in ieder geval [eiseres] zich dit niet gerealiseerd dat dit inclusief de aanvullende herstelkosten van [aannemersbedrijf] zou zijn. Achmea stelt dat gelet op de deskundige bijstand van [eiseres] in de persoon van Koopman geen sprake kan zijn van dwaling, dan wel dat dit voor risico van [eiseres] moet blijven. Dat de onjuiste voorstelling van zaken te wijten zou zijn aan een inlichting van de expert van Achmea is gesteld noch gebleken. De offerte van [aannemersbedrijf] is niet het uitgangpunt geweest voor de taxatie, aldus Achmea.
4.4.
Tot slot stelt [eiseres] dat het gelet op de concrete omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Achmea zich beroept op het vaststellingskarakter van de akte van taxatie.
4.5.
Kern van het geschil betreft de vraag of de door de experts ondertekende akte van taxatie d.d. 18 oktober 2011 heeft te gelden als vaststellingsovereenkomst. Met Achmea wordt geoordeeld dat uitgangspunt is dat een overeenkomst waarbij de bindende vaststelling van de schade geschiedt volgens de in de polis openomen schadevergoedingsclausule, een vaststellingsovereenkomst is die naar haar aard er toe strekt onzekerheid of geschil omtrent de hoegrootheid van de door de verzekeraar te vergoeden schade te beëindigen. Achmea kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat het feit dat Koopman geen voorbehoud in de akte van taxatie heeft gemaakt, meebrengt dat dit uitgangspunt nog steeds heeft te gelden. Of dat zo is, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval.
4.6.
Voor iedere overeenkomst geldt dat het gaat om vaststelling van de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst. Het toetsingskader wordt gevormd door de artikelen 3:33 jo 3:35 en 6:217 Burgerlijk Wetboek (verder BW). Als het hier, zoals [eiseres] heeft gesteld, een tussentijdse akte van taxatie betreft, dan heeft in elk geval bij [eiseres] niet de bedoeling voorgezeten om een (definitieve) vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. Van belang is dan of voor Achmea de bedoeling van [eiseres] kenbaar is geweest, in welk geval Achmea niet gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen dat de akte van taxatie als een definitieve vaststellingsovereenkomst tussen partijen had te gelden.
4.7.
[eiseres] heeft in dit verband op de volgende feiten en omstandigheden gewezen.
4.7.1.
Volgens [eiseres] is het totaalbedrag van de offerte van [aannemersbedrijf] bij de vaststelling van het schadebedrag uitgangpunt voor de berekening geweest. Uit de offerte van [aannemersbedrijf] blijkt dat de werkzaamheden die zien op het verwijderen van de PVC vloeren en het tegelwerk slechts met richtprijzen zijn opgenomen en niet zijn meegenomen in het totaalbedrag. Op het moment dat de akte van taxatie inzake de schade aan het bedrijfspand is opgesteld en ondertekend, waren deze werkzaamheden nog niet gefactureerd.
4.7.2.
Op 18 oktober 2011 heeft bij Van der Valk in Wolvega een gesprek plaatsgevonden waarbij behalve de experts Koopman en Klaassen tevens [naam 1], de bouwbegeleider, en [naam 2] namens [eiseres] aanwezig waren. Ter comparitie heeft [naam 2] over dit gesprek verklaard dat aan de orde is geweest dat alle bedragen nog niet bekend waren en daarmee nog rekening gehouden moest worden. Hij voelde zich door Klaassen onder druk gezet omdat de laatste dreigde met “de boel oppakken” als niet werd getekend en dat zou betekenen dat [eiseres] geen uitkeringen onder de polis zou ontvangen, terwijl inmiddels de rekeningen van de herbouw zich opstapelden. Uiteindelijk is getekend omdat Koopman hem geruststelde op het punt van eventuele nakomende kosten.
4.7.3.
De schade als gevolg van de brand is met de ondertekening van de akte van taxatie op 18 oktober 2011 niet definitief afgehandeld, want op een later tijdstip moest met betrekking tot de inventarisschade met bijkomende kosten nog een akte van taxatie worden opgesteld en ondertekend.
4.8.
Voorshands wordt geoordeeld dat als de gang van zaken bij de ondertekening van de akte van taxatie was, zoals hiervoor beschreven, Achmea niet gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen dat de overeenkomst als definitieve vaststellingsovereenkomst had te gelden. Dat Koopman geen voorbehoud heeft opgenomen, en dat dit is aan te merken als een beroepsfout zoals Achmea heeft aangevoerd, is geen doorslaggevend bewijs dat het zo niet kan zijn gegaan. Een mogelijke verklaring is dat Koopman erop heeft vertrouwd dat, gelet op de inhoud van het gesprek, dit punt geen probleem zou hoeven zijn. Hierbij is van belang dat op 18 oktober 2011 slechts een deel van de schade in een akte van taxatie is neergelegd. De schade was in elk geval nog niet definitief afgewikkeld. Voor zover Achmea gerechtvaardigd mocht vertrouwen dat wel een vaststellingsovereenkomst is gesloten, wordt voorshands geoordeeld dat de gestelde concrete omstandigheden, indien bewezen, kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Achmea zich beroept op het vaststellingskarakter van de akte van taxatie van 18 oktober 2011. Een en ander zal afhankelijk zijn van hetgeen aan de zijde van Achmea over de feitelijke gang van zaken zal komen vast te staan.
4.9.
Aangezien Achmea de door [eiseres] aangevoerde feiten en omstandigheden heeft betwist, zal aan [eiseres] als degene op wie het bewijs van haar stellingen rust, bewijs worden opgedragen als na te melden.
4.10.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.11.
Partijen moeten er op zijn voorbereid dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Onder meer kan hierbij worden gedacht aan de vraag op welke wijze de omvang van de schade moet worden vastgesteld indien [eiseres] in haar bewijsopdracht slaagt. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiseres] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat de akte van taxatie niet als vaststellingsovereenkomst heeft te gelden tussen partijen dan wel een beroep op het vaststellingskarakter van de akte van taxatie d.d. 18 oktober 2011 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
10 december 2014voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiseres], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiseres], indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met maart 2015 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A.M. Strens-Meulemeester in het gerechtsgebouw te Zutphen aan De Martinetsingel 2,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014. [1]

Voetnoten

1.St/MS