2.3.2.1. Ingevolge artikel IV van de Vierde tranche Awb blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip.
2.3.2.2. In dit geval gaat het om een overtreding die is aangevangen voor de inwerkingtreding van voormelde wetswijziging, doch ten tijde van het besluit van 16 juli 2009, derhalve na de inwerkingtreding daarvan, voortduurde. Uit de tekst van artikel IV is niet zonder meer af te leiden of de Awb zoals die luidt sinds 1 juli 2009 in dit geval van toepassing is. In de memorie van toelichting bij dat artikel (Kamerstukken II 2003/04, 29702, nr. 3, blz. 165) is het volgende vermeld:
"Dit artikel bevat het overgangsrecht behorende bij de regeling inzake bestuurlijke sancties. Er is voor gekozen de nieuwe regeling slechts van toepassing te doen zijn op overtredingen die plaatsvinden na de inwerkingtreding van deze wet. Voor de bestuurlijke boete wordt aldus voorkomen dat gedurende het proces van toezicht of opsporing - boeteoplegging - bezwaar en beroep een ander rechtsregime van toepassing wordt. Ook voor herstelsancties is het praktischer, als in een lopend handhavingsproces het oude recht van toepassing blijft."
Uit deze passage is af te leiden dat het in artikel IV van de Vierde tranche Awb neergelegde overgangsrecht ten doel heeft eerbiedigende werking toe te kennen aan het recht zoals dit gold tot 1 juli 2009, indien op die datum sprake was van een lopend handhavingsproces.
Gelet op de tekst van de wet, gelezen in verbinding met de memorie van toelichting, is in een geval als dit, waarin op of na 1 juli 2009 met bestuursdwang of een dwangsom wordt opgetreden wegens een overtreding die is aangevangen voor 1 juli 2009 maar na 30 juni 2009 ononderbroken voortduurt, ter beantwoording van de vraag wanneer de overtreding plaatsvond bepalend het moment waarop het bestuursorgaan het schriftelijke voornemen om handhavend op te treden aan de vermoedelijke overtreder toezendt, om deze de gelegenheid te bieden daarop zijn zienswijzen kenbaar te maken. Deze situatie dient te worden onderscheiden van die waarin een eenmalige overtreding vóór 1 juli 2009 is gepleegd, en die waarin een voortdurende overtreding vóór 1 juli 2009 is beëindigd. Op die situaties is gelet op de tekst van artikel IV van de Vierde tranche, het recht van toepassing zoals dit gold tot 1 juli 2009, ook al is de handhavingsprocedure na die datum begonnen.
Deze uitleg van artikel IV van de Vierde tranche Awb strookt met het uitgangspunt dat het overgangsrecht gezien de aard daarvan, niet ruimer dient te worden uitgelegd dan gelet op de tekst van de wet nodig is en met de bedoeling van de wetgever om het recht zoals dit gold tot 1 juli 2009 enkel nog van toepassing te achten op lopende handhavingsprocedures.
Om het recht zoals dit gold tot 1 juli 2009 van toepassing te laten blijven, dient de overtreding niet alleen te zijn aangevangen voor 1 juli 2009, doch dient ook een duidelijke aanwijzing aanwezig te zijn dat voor 1 juli 2009 sprake was van een lopend handhavingsproces. Die aanwijzing wordt in dit geval gevonden in het schriftelijke voornemen tot handhavend optreden, waarbij [appellant] in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze als bedoeld in artikel 4:8, eerste lid, van de Awb naar voren te brengen. Een dergelijke aanwijzing zou er niet zijn, indien het college had volstaan met de constatering van de overtreding, eventueel gevolgd door een waarschuwing dat handhavend optreden wordt overwogen indien de overtreding niet wordt beëindigd.
Nu het schriftelijke voornemen tot handhaving op 4 juni 2009 aan [appellant] is toegezonden, is de voorzieningenrechter terecht tot het oordeel gekomen dat de Awb zoals deze gold tot 1 juli 2009 op het geschil van toepassing is. De burgerlijke rechter is derhalve bevoegd kennis te nemen van een geschil omtrent de invordering van dwangsommen die zijn verbeurd ten gevolge van het besluit van 16 juli 2009, gelezen in samenhang met het besluit van 20 november 2009.