ECLI:NL:RBGEL:2014:6946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2628
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring handelaarskentekenbewijzen en de eisen van het Kentekenreglement

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer. Eiseres had beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van haar handelaarskentekenbewijzen door de RDW. De ongeldigverklaring was gebaseerd op een controle van de Kamer van Koophandel, waaruit bleek dat de bedrijfsomschrijving van eiseres niet voldeed aan de eisen van het Kentekenreglement. Eiseres stelde dat haar feitelijke bedrijfsvoering sinds 1970 niet was gewijzigd en dat zij altijd handelaarskentekenbewijzen had gehad. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfsactiviteiten van eiseres, die bestonden uit het vervaardigen van kettingen en veren voor voertuigen, wel degelijk als 'bedrijfsmatig voor derden bewerken van voertuigen' konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldeed aan de eisen van het Kentekenreglement en dat de ongeldigverklaring van de handelaarskentekenbewijzen niet mogelijk was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de RDW en herstelde het primaire besluit, waardoor de handelaarskentekenbewijzen van eiseres weer geldig werden verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskosten afgewezen, maar werd bepaald dat de RDW het griffierecht aan eiseres diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/2628

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) te Zoetermeer, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder alle aan eiseres afgegeven handelaarskentekenbewijzen ongeldig verklaard.
Bij besluit van 7 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [eiseres]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.S. Kruize.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van een adreswijziging zijdens eiseres eind 2013 heeft verweerder een controle uitgevoerd in het register van de Kamer van Koophandel (KvK). Daarbij is geconstateerd dat eiseres in dat register stond ingeschreven onder de bedrijfsomschrijving ‘vervaardiging van kettingen en veren’. Op grond daarvan heeft verweerder geoordeeld dat eiseres niet langer voldeed aan de eisen van het Kentekenreglement, waardoor alle handelaarskentekenbewijzen ongeldig zouden worden verklaard. Eiseres is bij brief van 13 december 2013 de mogelijkheid geboden om onder die ongeldigverklaring uit te komen, door de bedrijfsomschrijving te wijzigen en een aangepast uittreksel uit de KvK toe te sturen.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij hieraan geen gehoor heeft gegeven, omdat de feitelijke bedrijfsvoering -behoudens het adres- sinds 1970 niet is gewijzigd en eiseres altijd handelaarskentekenbewijzen heeft gehad. Ook in 2002, bij de omzetting van de HF naar de HA kentekenbewijzen, heeft verweerder weloverwogen besloten die handelaarskentekenbewijzen wederom aan eiseres toe te kennen. Weliswaar voldoet de bedrijfsomschrijving niet aan de gestelde eisen, de Minister van Verkeer en Waterstaat heeft in 1994 erkend dat bedrijven als die van eiseres wel in aanmerking dienen te komen voor handelskentekenbewijzen. Verweerder heeft het bedrijf van eiseres ook diverse malen gecontroleerd, en nimmer is er aanleiding geweest tot ongeldigverklaring van de kentekenbewijzen.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat naar aanleiding van een adreswijziging van eiseres het register van de KvK is gecontroleerd. Daarbij is geconstateerd dat de bedrijfsomschrijving van eiseres niet langer voldoet aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor handelaarskentekenbewijzen. Nu eiseres ingevolge artikel 1 van de Regeling handelaarskentekens en –kentekenbewijzen (de Regeling) geen uittreksel uit het register van de KvK heeft overgelegd waaruit blijkt dat eiseres voldoet aan de eisen voor toekenning van die kentekenbewijzen, zijn de kentekenbewijzen ongeldig verklaard. Het door eiseres overgelegde bericht van registratie van 28 januari 2014 kan niet als een dergelijk uittreksel worden aangemerkt.
Het gegeven dat aan eiseres in het verleden abusievelijk handelaarskentekenbewijzen zijn toegekend, maakt niet dat hieraan rechten kunnen worden ontleend.
4. Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kan een kentekenbewijs, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, ongeldig worden verklaard in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c van het Kentekenreglement bepaalt dat de Dienst Wegverkeer een handelaarskentekenbewijs ongeldig kan verklaren indien degene aan wie het handelaarskentekenbewijs is afgegeven niet langer voldoet aan artikel 42.
Ingevolge artikel 42, eerste lid van het Kentekenreglement kan een handelaarskentekenbewijs worden aangevraagd door en worden afgegeven aan:
een erkend bedrijf; dan wel
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die exploitant is van een of meer ondernemingen, waar voertuigen bedrijfsmatig voor derden worden hersteld of bewerkt.
Artikel 1, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvrager van een handelaarskentekenbewijs dient te beschikken over een erkenning bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel exploitant te zijn van een onderneming waarin in een overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte onder alle weersomstandigheden reparaties en andere bewerkingen aan voertuigen kunnen worden uitgevoerd.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel dient, ingeval de aanvraag wordt ingediend door een exploitant van een onderneming als bedoeld in het eerste lid, deze bij de aanvraag over te leggen:
een uittreksel uit het handelsregister, bedoeld in artikel 22 van de Handelsregisterwet 2007 waaruit blijkt dat een onderneming wordt uitgeoefend als bedoeld in het eerste lid, alsmede
een door de rijksbelastingdienst afgegeven verklaring waaruit blijkt dat een onderneming als bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend.
Artikel 6, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat het toezicht als bedoeld in artikel 37, vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994, bestaat uit het uitvoeren van periodieke controles. Deze controles hebben in ieder geval –onder meer - betrekking op de omstandigheid of nog wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 1.
5. Niet in geschil is dat eiseres geen erkend bedrijf is als bedoeld in artikel 62 van de WVW 1994. Ter beoordeling ligt ingevolge artikel 42 van het Kentekenreglement derhalve voor of het bedrijf van eiseres te beschouwen is als een natuurlijke of rechtspersoon die exploitant is van een of meer ondernemingen, waar voertuigen bedrijfsmatig voor derden worden hersteld of bewerkt.
Vast staat dat eiseres sinds 1970 onveranderd staat ingeschreven in het register van de KvK onder de bedrijfsomschrijving ‘vervaardiging van kettingen en veren’ en dat eiseres aldoor in het bezit is geweest van handelaarskentekenbewijzen. Op grond van artikel 1 van de Regeling dient eiseres exploitant te zijn van een onderneming waarin in een overdekte en behoorlijk af te sluiten ruimte onder alle weersomstandigheden reparaties en andere bewerkingen aan voertuigen kunnen worden uitgevoerd. Ter zitting heeft eiseres daarover verklaard dat in het bedrijf kettingen en veren voor voertuigen worden gemaakt, die ook op nieuwe voertuigen zonder kenteken worden aangebracht. Om in voorkomende gevallen met die nieuwe voertuigen testritten te kunnen maken, moet met die voertuigen over de openbare weg naar een elders gelegen testcircuit worden gereden. Deze bedrijfsactiviteiten zijn door verweerder niet weersproken.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze bedrijfsactiviteiten aangemerkt worden als ‘bedrijfsmatig voor derden bewerken van voertuigen’ als bedoeld in artikel 42 van het Kentekenreglement, en als een onderneming genoemd in artikel 1, eerste lid van de Regeling. De bedrijfsomschrijving in het register van de KvK is niet bepalend voor de vraag of wordt voldaan aan die artikelen, doch slechts een middel om aan te tonen dat dit het geval is. Bepalend is de feitelijke situatie.
Bovendien volgt uit artikel 1, tweede lid, van de Regeling dat een uittreksel uit het register van de KvK alleen van belang is bij een aanvraag voor een handelaarskentekenbewijs. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. Voor zover verweerder ter zitting heeft beoogd te betogen dat de beslissing tot ongeldigverklaring niet getoetst kan worden omdat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de bij brief van 13 december 2013 geboden gelegenheid om de bedrijfsomschrijving te wijzigen en een aangepast uittreksel te overleggen, volgt de rechtbank dit niet. Het ontgaat de rechtbank ten enenmale waarom die toets niet mogelijk zou zijn.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt wegens ondeugdelijke motivering in aanmerking voor vernietiging.
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres voldoet aan het bepaalde in artikel 42, eerste lid onder b van het Kentekenreglement en artikel 1, eerste lid van de Regeling, is ongeldigverklaring van de handelaarskentekenbewijzen op grond van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c van het Kentekenreglement niet mogelijk. Om die reden zal de rechtbank met het oog op de finale beslechting van het geschil onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van 31 december 2013 te herroepen en te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6.
Het onderzoek is ter zitting van 1 oktober 2014 gesloten. Bij brief van 2 oktober 2014, door de rechtbank ontvangen op 3 oktober 2014 heeft eiseres verzocht om vergoeding van proceskosten. Aangezien dit verzoek na sluiting van het onderzoek is gedaan en verweerder niet de gelegenheid heeft gehad om op het verzoek te reageren dient het verzoek te worden afgewezen.
Ten overvloede merkt de rechtbank ten aanzien van het verzoek om een proceskostenveroordeling nog het volgende op.
Kosten van door een derde verleende rechtsbijstand komen slechts in aanmerking indien door die derde proceshandelingen zijn verricht. Dat is niet het geval. Ook kosten van gevorderde verletkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat eiseres een rechtspersoon is en deze uit de aard van deze rechtsfiguur geen reis- en/of verletkosten maakt. Verweerder is vertegenwoordigd ter zitting door dhr. Bramer, medewerker van verweerder (technical sales support). Gesteld noch gebleken is dat deze werkzaamheden buiten het bestek van zijn functie vallen, waardoor niet onderbouwd is dat sprake is van verletkosten.
De overige door eiseres opgevoerde kosten ad € 145,58 hebben betrekking op door verweerder bij eiseres in rekening gebrachte kosten, die ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Verweerder dient het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
herroept het besluit van 31 december 2013 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
wijst af het verzoek om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht ad € 328,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.D. Endlich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.