ECLI:NL:RBGEL:2014:6877

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onvoldoende specifieke volmacht en discrepantie in handtekeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had een verzoek om informatie ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en was in beroep gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de door de gemachtigde overgelegde volmacht niet specifiek genoeg was en de handtekening van eiser op de volmacht niet overeenkwam met de handtekening op het Wob-verzoek. Ondanks dat de rechtbank de gemachtigde schriftelijk had gewezen op dit gebrek, werd het niet hersteld. Eiser is niet ter zitting verschenen, wat de situatie verder compliceerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het in behandeling nemen van het beroep. De gemachtigde had een machtiging overgelegd, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze volmacht voldoende was om namens eiser op te treden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gemachtigde niet tijdig een nieuwe volmacht heeft overgelegd, ondanks een verzoek daartoe. De discrepantie in handtekeningen en het ontbreken van een duidelijke machtiging leidden tot de conclusie dat de gemachtigde niet bevoegd was om het beroep in te stellen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/267

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkumte Oosterbeek, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 26 april 2013 heeft eiser een verzoek om informatie ingediend met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
Bij besluit van 11 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder op het verzoek van eiser beslist.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het bezwaar van eiser beslist.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, gedateerd op 11 maart 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2014. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. van Poorten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – voor zover
hier van belang – kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan
aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep.
2. Op grond van artikel 8:24, eerste lid, van de Awb kunnen partijen zich laten bijstaan
of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. In het tweede lid is bepaald dat de
rechtbank van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.
3. [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ) heeft bij het door hem ingediende
beroepschrift als bijlage een kopie van een machtiging overgelegd, gedateerd op 7 oktober
2013, waaruit volgt dat hij gemachtigd is eiser te vertegenwoordigen in het kader
van bezwaar en beroep bij juridische geschillen, daaronder begrepen ook het met een besluit
gelijk te stellen niet tijdig nemen van een of meerdere besluiten, zowel buitengerechtelijk als
gerechtelijk, en al hetgeen te doen dat door de gemachtigde noodzakelijk wordt geacht.
Hieronder dient in ieder geval te worden begrepen het zo nodig aanwenden en intrekken van
beschikbare rechtsmiddelen, alsook het aannemen van bedragen zoals vergoedingen voor
proceskosten, griffierechten e.d., een en ander in de ruimste zin van het woord, aldus de
bedoelde machtiging.
4. Bij brief van 11 juli 2014 heeft de griffier van de rechtbank [gemachtigde] bericht dat
geconstateerd is dat de handtekening op de overgelegde machtiging van 7 oktober 2013 niet
overeenkomt met de handtekening op eisers Wob-verzoek van 26 april 2013. Gelet hierop is
[gemachtigde] in voornoemde brief verzocht om binnen een termijn van tien dagen, te rekenen
vanaf de dag van verzending, een nieuwe volmacht te overleggen, voorzien van een originele
handtekening van zijn cliënt, waarin hij specifiek wordt gemachtigd om namens hem beroep
in te stellen in de onderhavige zaak. Tevens is er in de brief op gewezen dat, indien niet aan
dit verzoek wordt voldaan, de mogelijkheid bestaat dat het beroep om die reden niet-
ontvankelijk zal worden verklaard.
5. De rechtbank stelt vast dat zij binnen de hierboven genoemde termijn geen nieuwe
machtiging heeft ontvangen van [gemachtigde] . Evenmin heeft [gemachtigde] feiten en
omstandigheden naar voren gebracht, waaruit zou moeten worden opgemaakt dat hij niet in
staat was tijdig de gevraagde machtiging te overleggen. De rechtbank kan aan de hand van
de door [gemachtigde] overgelegde machtiging van 7 oktober 2013 niet vaststellen dat [gemachtigde]
in beroep namens eiser optreedt en dat het de bedoeling van eiser is dat de
onderhavige procedure op zijn naam wordt gevoerd. Voornoemde machtiging is derhalve
niet toereikend. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser niet ter zitting is
verschenen, zodat ook ter zitting niet te verifiëren viel of [gemachtigde] gemachtigd was om
namens eiser het beroepschrift in te dienen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat
[gemachtigde] niet gemachtigd is om in beroep op te treden namens eiser. Dat [gemachtigde]
ter zitting alsnog een nieuwe volmacht heeft overgelegd, gedateerd op 15 juli 2014, waarin
gelezen kan worden dat hij in de onderhavige beroepsprocedure bevoegd is eiser te
vertegenwoordigen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu de hierop door eiser
geplaatste handtekening niet overeenkomt met de handtekening op de daarbij gevoegde
kopie van eisers paspoort, noch met de handtekening op eisers Wob-verzoek.
De verklaring van [gemachtigde] ter zitting dat eiser meerdere handtekeningen hanteert,
waaronder een vereenvoudigde digitale variant, biedt geen soelaas, nu de rechtbank, bij
gebreke aan onderbouwing van deze stelling, deze toelichting niet heeft kunnen toetsen,
hetgeen voor rekening en risico van [gemachtigde] komt. Ook het beroep op de door hem ter
zitting aangehaalde jurisprudentie slaagt niet, nu de desbetreffende zaken niet zien op een
discrepantie tussen de handtekening op de machtiging en de handtekening op het
overgelegde paspoort.
6. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S.M. Bak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.