ECLI:NL:RBGEL:2014:6874

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
266876
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenten tot voeging van zaken in de Koopstudio-zaak met betrekking tot aansprakelijkheid van notaris en financiële dienstverleners

In de zaak van [eiseres] tegen [gedaagde sub 1], Notariskantoor Van Hövell, Quarz Vermogensstrategieën B.V. en Coöperatieve Rabobank Venlo e.o. U.A. heeft de rechtbank Gelderland op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan in incidenten tot voeging van zaken. De vorderingen tot voeging zijn afgewezen, omdat de zaken niet aanhangig zijn bij dezelfde rechtbank en de voeging niet doelmatig is. De rechtbank overweegt dat, hoewel er enige verknochtheid kan zijn tussen de zaken, de feitelijke en juridische geschilpunten te veel verschillen om een gezamenlijke behandeling te rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de dagvaardingen in de verschillende zaken niet identiek zijn en dat de betrokken partijen en omstandigheden verschillen. De incidentele vorderingen van Quarz en Rabobank zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord van de notaris, Quarz en Rabobank. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de behandeling van complexe financiële constructies en de verantwoordelijkheden van betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/266876 / HA ZA 14-371
Vonnis in incidenten van 1 oktober 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. H.W. Dubbeldam te Huis ter Heide,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen,
2. de maatschap
NOTARISKANTOOR VAN HÖVELL,
gevestigd te Wijchen,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.C.J. Höfelt te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUARZ VERMOGENSSTRATEGIEËN B.V.,
gevestigd te Beneden-Leeuwen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. Jongkind te Rotterdam,
4. de coöperatieve vennootschap met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK VENLO E.O. U.A.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E. Jansberg te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1]
  • de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van Quarz
  • de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv van Rabobank
  • de akte van depot van 21 augustus 2014
  • de incidentele conclusie van antwoord op een 2-tal incidentele conclusies tot voeging ex artikel 222 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten

2.1.
In het kader van de incidenten gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2.
Het zogenoemde Koopstudio-concern (hierna: Koopstudio) kocht sinds 2004 in verschillende Nederlandse grote steden panden op. De panden werden verbouwd tot studio’s, maar niet kadastraal gesplitst. Er werden woonverenigingen opgericht. Kopers konden vervolgens een lidmaatschapsrecht kopen dat recht gaf op het exclusieve gebruik van een studio.
2.3.
Koopstudio bood kopers de mogelijkheid om onder meer zogenoemde lastendempers bij haar af te sluiten. Op grond van deze lastendempers ontvingen de kopers van Koopstudio een maandelijkse tegemoetkoming in de woonlasten.
2.4.
[eiseres] is één van de bovenbedoelde kopers. Op 6 september 2006 heeft zij van Koopstudio Arnhem-Nijmegen B.V., een franchisenemer van Koopstudio, een lidmaatschapsrecht gekocht in een woon-/werkvereniging in een pand aan [adres].
2.5.
[gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1], welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder was van Koopstudio Arnhem-Nijmegen B.V. [gedaagde sub 1] heeft namens onder meer Koopstudio Arnhem-Nijmegen B.V. de overeenkomst lidmaatschapsrecht woonvereniging met [eiseres] ondertekend. Aanvankelijk was [gedaagde sub 1] ook bestuurder van de woon-/werkvereniging [adres].
2.6.
De notaris heeft het transport van het betreffende pand begeleid, de woon-/werkvereniging opgericht, het pand aan de woon-/werkvereniging geleverd en het lidmaatschapsrecht geleverd.
2.7.
Quarz heeft bemiddeld bij de financieringen die de kopers, waaronder [eiseres], voor de aanschaf van de lidmaatschapsrechten zijn aangegaan.
2.8.
Rabobank heeft na aankoop van het pand door de woonvereniging een parapluhypotheek op het pand gevestigd en vervolgens de aankoop van de individuele lidmaatschapsrechten gefinancierd.
2.9.
Op en na 19 oktober 2009 zijn Koopstudio en diverse aan haar gelieerde ondernemingen en entiteiten failliet verklaard. De kopers, waaronder [eiseres], ontvangen geen uitkeringen meer uit de lastendempers.
2.10.
Bij afzonderlijke brieven van 25 juni 2013 heeft [eiseres] aan de notaris, Quarz en Rabobank meegedeeld, kort samengevat, dat zij hun zorg-, informatie-, advies-, waarschuwings- en/of weigeringsplicht jegens haar hebben geschonden. Bij brief van 12 mei 2014 heeft [eiseres] [gedaagde sub 1] meegedeeld dat zij als contactpersoon en drijvende kracht achter Koopstudio Arnhem-Nijmegen B.V. haar heeft misleid dan wel door misbruik van omstandigheden heeft verleid tot het aangaan van een overeenkomst tot toetreding tot de woon-/werkvereniging [adres] en dat [gedaagde sub 1] daarmee persoonlijk in strijd heeft gehandeld met de jegens [eiseres] in acht te nemen maatschappelijke betamelijkheid. De brieven aan alle gedaagden komen er verder op neer dat [eiseres], indien zij voldoende en nadrukkelijk op de risico’s van de complexe financiële constructie zou zijn gewezen, de overeenkomst niet in deze vorm zou zijn aangegaan en het lidmaatschapsrecht niet zou hebben verworven en dus ook niet de nadelige (financiële) gevolgen daarvan zou hebben ondervonden. De schade bestaat er volgens [eiseres] uit dat het lidmaatschapsrecht allereerst onverkoopbaar blijkt en daarnaast nog maar een fractie waard is van hetgeen [eiseres] ervoor heeft betaald. [eiseres] houdt [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank aansprakelijk voor de gestelde schade.
2.11.
[gedaagde sub 1] had ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in de hoofdzaak nog niet inhoudelijk gereageerd op de aansprakelijkstelling. De notaris, Quarz en Rabobank hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.12.
Naast [eiseres] zijn er nog meer kopers van lidmaatschapsrechten in woonverenigingen van Koopstudio die (onder meer) hun notaris, Quarz en Rabobank in rechte hebben betrokken in verband met de schade die deze kopers zouden hebben geleden als gevolg van vermeend toerekenbaar tekortschieten van (onder meer) de betreffende notaris, Quarz en Rabobank. Zo is bij deze rechtbank onder zaak-/rolnummer C/05/263182/14-238 aanhangig de procedure van [naam 1] tegen de notaris, Quarz en Rabobank (hierna: de zaak [naam 1]). Bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, zijn de volgende procedures aanhangig:
  • zaak-/rolnummer C/16/371615/14-484: [naam 2] tegen [naam 3], Julisaemi B.V., Quarz en Rabobank (hierna: de zaak [naam 2]);
  • zaak-/rolnummer C/16/369984/14-427: [naam 4] tegen Julisaemi B.V., Quarz en Rabobank (hierna: de zaak [naam 4]).

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak, samengevat:
verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens [eiseres], althans door hun handelen of nalaten onrechtmatig jegens [eiseres] hebben gehandeld;
verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank jegens [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden en eventueel nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en dat [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank die schade aan [eiseres] moeten vergoeden;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag, samengevat, dat [gedaagde sub 1] jegens haar niet conform de regels van maatschappelijke betamelijkheid heeft gehandeld en dat de notaris, Quarz en Rabobank zijn tekortgeschoten in hun zorgplicht jegens haar, door haar niet althans onvoldoende nadrukkelijk te wijzen op de risico’s van de complexe financiële constructie en op de onderlinge financiële aansprakelijkheid van de leden van de woonvereniging. [eiseres] stelt dat zij als gevolg hiervan schade heeft geleden en nog zal lijden, bestaande uit de waardedaling van het lidmaatschapsrecht, betaalde rente, notariskosten, afsluitprovisie en provisies in verband met (niet ontvangen) financieel advies. Indien [gedaagde sub 1], de notaris, Quarz en Rabobank zouden hebben gehandeld conform hetgeen maatschappelijk betamelijk is, respectievelijk conform hetgeen van een bekwaam, redelijk handelend en onafhankelijk notaris dan wel financieel dienstverlener mag worden verwacht, had [eiseres] zich – zo stelt zij – niet in deze positie bevonden. Zij wil haar schade vergoed zien.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft in de hoofdzaak geantwoord en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres]. De notaris, Quarz en Rabobank hebben nog niet geantwoord in de hoofdzaak.

4.De beoordeling in de beide incidenten tot voeging

4.1.
Quarz vordert in het incident dat de hoofdzaak op grond van artikel 222 Rv wordt gevoegd met de zaak [naam 1], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het incident. Quarz legt aan haar vordering ten grondslag dat de beide zaken met elkaar verknocht zijn, nu zij betrekking hebben op een grotendeels gelijk/vergelijkbaar feitencomplex en de dagvaardingen in beide zaken nagenoeg identiek zijn wat betreft de aan de gedaagde partijen gemaakte verwijten en de aan de orde gestelde rechtsvragen. Quarz vordert voeging om proceseconomische redenen en om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen.
4.2.
Rabobank vordert in het incident eveneens dat de hoofdzaak op grond van artikel 222 Rv wordt gevoegd met de zaak [naam 1] en, voor zover te dien aanzien verwijzingen plaatsvinden, met de zaken [naam 2] en [naam 4], kosten rechtens. Rabobank legt aan haar vordering ten grondslag dat de feitelijke en juridische geschilpunten in deze zaken dusdanig identiek zijn dan wel zodanige samenhang vertonen, dat een gezamenlijke en gecoördineerde behandeling door één en dezelfde rechtbank – de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem – aangewezen is. De consistentie van de uitspraken wordt daarmee bevorderd, aldus Rabobank. Verder is volgens Rabobank een gelijktijdige en gecoördineerde behandeling doelmatiger en komt dit de proceseconomie ten goede, hetgeen in het belang is van alle betrokkenen.
4.3.
[eiseres] voert verweer. Zij stelt zich in beide voegingsincidenten op het standpunt dat geen sprake is van verknochtheid van de onderhavige zaak met de zaak [naam 1] en ook niet met de zaken [naam 2] en [naam 4]. Volgens [eiseres] verschillen het feitencomplex, de juridische grondslag, de wet- en regelgeving, de gedaagden en de uitgangspunten van gedaagden te veel om voeging op grond van proceseconomische redenen toe te laten. De kans dat er tegenstrijdige uitspraken komen is op zichzelf onvoldoende klemmend om de zaken wegens vermeende verknochtheid te voegen, aldus [eiseres].
4.4.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 222 lid 1 Rv, in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging kan worden gevorderd.
4.5.
In het geval van de zaken [naam 2] en [naam 4] wordt niet voldaan aan het vereiste dat de zaken aanhangig zijn voor dezelfde rechter, aangezien die zaken aanhangig zijn bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Ten aanzien van de zaken [naam 2] en [naam 4] is de incidentele vordering van Rabobank al om die reden niet toewijsbaar.
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde voeging met de zaak [naam 1] overweegt de rechtbank het volgende. Verknochtheid kan worden aangenomen zodra de doelmatigheid is gediend met gezamenlijke behandeling en berechting van zaken. Onder verknochtheid wordt verstaan dat in die verschillende zaken feitelijke en/of juridische geschilpunten een rol spelen die hetzij (nagenoeg) identiek zijn, hetzij een zodanige samenhang vertonen dat een gezamenlijke berechting uit een oogpunt van doelmatigheid geboden is. Dat het in de onderhavige procedure en de zaak [naam 1] niet gaat om procedures tussen precies dezelfde partijen – in de zaak [naam 1] is [gedaagde sub 1] niet gedagvaard, maar alleen de notaris, Quarz en Rabobank – hoeft op zichzelf aan het aannemen van verknochtheid in de zin van artikel 222 Rv niet in de weg te staan. Voor de beoordeling of tussen de zaken [eiseres] en [naam 1] sprake is van de vereiste connexiteit zijn de volgende omstandigheden van belang.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding in de zaak [naam 1] grote gelijkenis vertoont met de dagvaarding in de onderhavige procedure. De werkwijze, informatievoorziening en individuele advisering rond de levering en financiering van de lidmaatschapsrechten zoals omschreven in de respectievelijke dagvaardingen wijken echter van elkaar af. Zo heeft [naam 1] vóór het ondertekenen van de overeenkomst een financieel adviesgesprek gehad met Quarz en heeft hij een algemene informatiebijeenkomst bijgewoond, terwijl [eiseres] ná ondertekening van de overeenkomst een dergelijk gesprek met Quarz heeft gehad en geen informatiebijeenkomst heeft bijgewoond. In beide zaken gaat het bovendien om een andere woonvereniging, met andere ledenaantallen. Verder speelt in beide zaken verschillende wetgeving een rol, aangezien [eiseres] begin september 2006 via Rabobank een financieringsvoorstel heeft ontvangen van Quarz en onder meer de Wet op het Financiële Toezicht toen nog niet was ingevoerd, terwijl die wet wel was ingevoerd toen [naam 1] in 2009 een financieringsvoorstel en de uiteindelijke financiering van Rabobank heeft ontvangen. De feitencomplexen zoals weergegeven in de dagvaardingen in beide zaken verschillen dus van elkaar. Weliswaar staan in de verschillende procedures dezelfde juridische thema’s centraal – de zorgplicht van notarissen, financieel adviseurs en banken, wanprestatie, onrechtmatige daad – maar dit wil nog niet zeggen dat er een reëel gevaar bestaat dat beslissingen worden gegeven die niet met elkaar zijn te verenigen.
4.8.
Daarbij komt nog dat Quarz noch Rabobank gemotiveerd heeft gesteld dat haar medegedaagden eenzelfde werkwijze jegens [eiseres] en [naam 1] hebben gehanteerd. Indien al zou kunnen worden vastgesteld dat de zaak [eiseres] verknocht is met de zaak [naam 1] voor zover het de handelwijze van Quarz respectievelijk Rabobank betreft, dan wil dat zonder nadere onderbouwing, die Quarz noch Rabobank heeft gegeven, nog niet zeggen dat hetzelfde geldt ten aanzien van de overige gedaagden. Voeging is dan niet doelmatig.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vorderingen van Quarz en Rabobank moeten worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vorderingen niet kunnen dragen.
4.10.
Quarz en Rabobank worden beide in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten in het incident dragen. Omdat [eiseres] door middel van één incidentele conclusie in beide incidenten tegelijk heeft geantwoord, kent de rechtbank voor de berekening van het salaris advocaat 1,0 punt toe (tarief € 452,00). De kosten aan de zijde van [eiseres] worden aldus begroot op € 452,00. Quarz en Rabobank moeten ieder de helft hiervan betalen.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de notaris, Quarz en Rabobank.
5.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in beide incidenten
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Quarz en Rabobank in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 452,00, door Quarz en Rabobank ieder bij helfte te voldoen,
6.3.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
12 november 2014voor conclusie van antwoord aan de zijde van de notaris, Quarz en Rabobank,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2014.
Coll.: JC