ECLI:NL:RBGEL:2014:6867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
C/05/266932 / FA RK 14-2351
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel ouderlijk gezag na ontheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van ouders om het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen te herstellen. De ouders, die sinds 15 augustus 1996 met elkaar zijn gehuwd, waren op 15 juni 2011 ontheven van het gezag over hun kinderen, waarna Bureau Jeugdzorg Gelderland (BJZ) als voogd was aangesteld. De minderjarigen verblijven sinds 29 november 2004 in een pleeggezin. De ouders hebben op 3 juli 2014 een verzoekschrift ingediend om hun gezag te herstellen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders zich vooral hebben beroepen op een rapport van een orthopedagoog, maar dit rapport bevatte geen nieuwe inzichten die de eerdere rechterlijke beslissingen konden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke situatie niet was veranderd ten opzichte van de eerdere ontheffingsbeschikkingen, en dat de minderjarigen niet aan de ouders konden worden toevertrouwd. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders dan ook afgewezen, en de beschikking is openbaar uitgesproken. De ouders kunnen binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen, indien zij dat wensen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/266932 / FA RK 14-2351
Datum uitspraak: 9 oktober 2014

beschikking gezag en omgangsregeling

in de zaak van

[Naam vader]

en
[Naam moeder],
(nader te noemen: de ouders),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. R. Vierhout te Nijkerk.
Belanghebbenden zijn:
Bureau Jeugdzorg Gelderland (nader te noemen: BJZ);
William Schrikker Groep (nader te noemen: WSG);
de heer en mevrouw [Achternaam] (nader te noemen: de pleegouders);

Het verloop van de procedure

Gezien de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 03 juli 2014;
- een brief d.d. 21 augustus 2014, met bijlage, van mr. R. Vierhout;
- een brief d.d. 1 september 2014 van de pleegouders;
- een verweerschrift d.d. 8 september 2014 van de WSG, ingekomen ter griffie op 9 september 2014.
Gehoord ter zitting van 11 september 2014:
- de ouders, bijgestaan door mr. R. Vierhout;
- twee vertegenwoordigers van de WSG, bijgestaan door mr. T. Visser;
- [naam raadsonderzoeker] namens de Raad voor de Kinderbescherming (nader te noemen: de Raad).
De pleegouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, met voorafgaand bericht van
verhindering, niet verschenen.

De feiten

De ouders zijn op 15 augustus 1996 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van de rechtbank Arnhem van 15 juni 2011 zijn de beide ouders ontheven van het gezag over de minderjarigen:
  • [Naam minderjarige 1];
  • [Naam minderjarige 2]
en is BJZ benoemd tot voogdes. De uitvoering van de voogdij over de minderjarigen is door BJZ opgedragen aan de WSG. De minderjarigen verblijven sinds 29 november 2004 in een pleeggezin.

Het verzoek

De ouders verzoeken thans om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
dat de ouders in het gezag over de minderjarigen worden hersteld;
dat tussen hen en de minderjarigen een omgangsregeling zal gelden zoals bij punt 16 van het verzoekschrift gemotiveerd, althans een zodanige omgangsregeling die de rechtbank geboden acht.

De standpunten van de belanghebbenden

De WSG heeft zich gemotiveerd verzet tegen het verzoek en heeft primair gesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is nu er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht ten opzichte van de laatste rechterlijke beoordeling. Subsidiair heeft de WSG verzocht de verzoeken af te wijzen.
De pleegouders hebben geen standpunt over de verzoeken ingenomen en een beschrijving gegeven hoe het met [Naam minderjarige 2] gaat en wat het met haar doet als een bezoek van haar ouders niet doorgaat.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:277 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, indien zij overtuigd is dat de minderjarige wederom aan zijn ontheven of ontzette ouder mag worden toevertrouwd, deze ouder op zijn verzoek in het gezag herstellen.
Ter terechtzitting hebben partijen en de verschenen belanghebbenden hun respectievelijke standpunten nader toegelicht.
Om ervan overtuigd te zijn dat[de beide minderjarigen] weer aan de ouders kunnen worden toevertrouwd zal naar het oordeel van de rechtbank allereerst sprake moeten zijn van een daadwerkelijk andere feitelijke situatie dan die ten tijde van de laatstelijk over de ontheffing uit het gezag genomen rechterlijke beslissing, de beschikking van het Gerechtshof Arnhem van 19 januari 2012. De situatie zoals die was is immers al in twee instanties beoordeeld.
De ouders hebben zich ter onderbouwing van hun verzoek vooral beroepen op een door hen overgelegd rapport van de heer [naam], orthopedagoog en gz-psycholoog, gedateerd 1 juni 2014. De rechtbank laat de vraag naar de deskundigheid van de heer [naam], die door de WSG is betwist, in het midden nu los daarvan diens rapport een weergave bevat van feiten die reeds ten tijde van de eerdere rechterlijke uitspraken bekend waren en zijn beoordeeld. De eindconclusie van het onderzoek van de heer [naam] bevat slechts een andere visie op reeds bekende en beoordeelde feiten. Uit het onderzoek kan de rechtbank niet afleiden dat onjuistheden hebben plaatsgevonden, wel dat de heer [naam] een andere visie heeft op de manier waarop met de minderjarigen en de ouders had moeten worden omgegaan. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat het onderzoek van de heer [naam] niet volledig is nu het lijkt te zijn gebaseerd op dossieronderzoek en enkele filmbeelden van omgangsmomenten van de ouders uit 2006 en 2012. De heer [naam] heeft [de beide minderjarigen] zelf niet in het onderzoek betrokken en ze niet gezien of gesproken. Evenmin is de huidige situatie volledig beoordeeld. Ter zitting is door de gemachtigde van verzoekers gesteld dat het onderzoek moet worden gezien als een aanzet tot verder onderzoek. Van nieuwe feiten die tot een andere beoordeling zouden kunnen leiden is de rechtbank uit het onderzoek echter niet gebleken. Ook overigens is de rechtbank niet van nieuwe feiten of omstandigheden gebleken. Desgevraagd is ter zitting als nieuw feit genoemd dat de schizofrenie van de vader thans onder controle is. Dat de schizofrenie van de vader op zichzelf nog aanwezig is, is echter niet in geschil. In zoverre is dan ook geen sprake van een nieuw feit nog daargelaten de vraag of een dergelijk nieuw feit tot een andere beslissing zou moeten leiden.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de rechtbank op grond van de rapportage van de heer [naam] van 1 juni 2014 niet de overtuiging heeft gekregen dat de minderjarigen, die vrijwel hun gehele leven uit huis geplaatst zijn geweest en gelet op hun specifieke persoonlijke situatie beiden een speciale aanpak vereisen, weer aan de ouders kunnen worden toevertrouwd. Nu niet concreet gebleken is van een nieuwe situatie die tot een andere beslissing zou kunnen leiden ziet de rechtbank geen aanleiding om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten en evenmin om de zaak meervoudig te behandelen. Gelet op het vorenoverwogene zal het door de ouders verzochte zal worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek van de ouders af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Snijders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.J. Prinsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2014.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.