ECLI:NL:RBGEL:2014:6865

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
270177 KZ RK 14/747
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de rechtbank Gelderland

Op 15 september 2014 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen drie rechters van deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 11 augustus 2014 in een ontbindingsprocedure tussen de Stichting Volkshuisvesting Arnhem en de verzoeker. De verzoeker had de kantonrechter gewraakt, maar was niet aanwezig bij de behandeling van zijn wrakingsverzoek op 8 september 2014, omdat hij zich ziek had gemeld. De wrakingskamer besloot dat het verzoek tot wraking ongegrond was, omdat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechters niet onpartijdig waren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om het aanhoudingsverzoek van de verzoeker af te wijzen werd als summier maar toereikend gemotiveerd beschouwd. De rechtbank besloot dat de procedure hervat zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de wraking.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: 270177 KZ RK 14/747
Beslissing van 15 september 2014 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
1. [de gewraakte rechter 1],
2. [de gewraakte rechter 2],
3. [de gewraakte rechter 3],
allen rechters in deze rechtbank, hierna gezamenlijk te noemen: de eerste wrakingskamer.

1.De procedure

1.1.
Op 11 augustus 2014 heeft een comparitie na antwoord plaatsgevonden in een ontbindingsprocedure van de Stichting Volkshuisvesting Arnhem tegen verzoeker (zaak/rolnummer 2883562 CV EXPL 14-4974). Als behandelend rechter is bij die zitting opgetreden [de kantonrechter] (hierna te noemen: de kantonrechter). Bij brief van 13 augustus 2014 heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt.
1.2.
Bij brief van 27 augustus 2014 is verzoeker uitgenodigd voor de behandeling van zijn wrakingsverzoek op 8 september 2014 om 15:30 uur. Bij faxbericht heeft verzoeker in de ochtend van 8 september 2014 aan de eerste wrakingskamer bericht dat hij door ziekte niet aanwezig kon zijn bij de behandeling van zijn wrakingsverzoek. Daarop heeft de eerste wrakingskamer bij mailbericht aan verzoeker bericht dat geen uitstel zou worden verleend om verdere vertraging van de zaak te voorkomen. Voordat de behandeling van het wrakingsverzoek was begonnen, heeft verzoeker de eerste wrakingskamer gewraakt.
1.3.
De rechters van de eerste wrakingskamer hebben ieder afzonderlijk schriftelijk verklaard niet te berusten in het tegen hen gerichte verzoek tot wraking.
1.4.
Bij faxbericht van 8 september 2014 heeft [naam] namens de Stichting Volkshuisvesting Arnhem onder meer verzocht om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek wegens misbruik niet meer in behandeling zal worden genomen.
1.5.
Het verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer is behandeld ter zitting van 15 september 2014. Verzoeker is daarbij niet verschenen. De leden van de eerste wrakingskamer zijn evenmin verschenen. [naam] heeft de zitting namens de Stichting Volkshuisvesting Arnhem bijgewoond.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij graag een uitgebreide – nadere – toelichting wenst te geven aan de eerste wrakingskamer op zijn wrakingsverzoek van 13 augustus 2014. Dat de rechters van de eerste wrakingskamer de mondelinge behandeling op 8 september 2014 wilden voortzetten zonder zijn aanwezigheid is volgens verzoeker in strijd met de beginselen van hoor en wederhoor. Verzoeker stelt op grond daarvan dat er grond is te vrezen dat het hen aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Vooropgesteld moet worden dat de wrakingskamer geen appelinstantie is waaraan grieven tegen een inhoudelijke of procesbeslissing van de rechtbank ter beoordeling kunnen worden voorgelegd. Dit is slechts anders in het geval een dergelijke beslissing zo onbegrijpelijk is, dat het niet anders kan zijn dan dat die beslissing door vooringenomenheid moet zijn ingegeven.
3.4.
Het aanhoudingsverzoek is afgewezen met een motivering die summier is maar toereikend. Daarbij speelt een rol dat verzoeker in zijn aanhoudingsverzoek volstaan heeft met de mededeling dat hij wegens ziekte niet kon verschijnen. Verzoeker heeft daarbij geen toelichting gegeven of (medische) stukken bijgevoegd waaruit de klemmendheid van zijn verzoek bleek. Derhalve is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake van een beslissing waaruit het ontbreken van onpartijdigheid blijkt, zodat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
3.5.
De wrakingskamer ziet vooralsnog geen aanleiding voor toepassing van de misbruikbepaling van artikel 39, lid 4, Rv. Wel wijst de wrakingskamer er in zijn algemeenheid op dat artikel 37, lid 4, Rv bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.6.
Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.

4.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van 8 september 2014, gericht tegen de eerste wrakingskamer, ongegrond;
- bepaalt dat de procedure (de behandeling wrakingsverzoek van 13 augustus 2014) wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de wraking op 8 september 2014;
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, M. Engelbert-Clarenbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2014.