ECLI:NL:RBGEL:2014:6845

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
05/821870-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 31 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 januari 2013 in Groesbeek een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed roekeloos en onoplettend, wat leidde tot een aanrijding met een stilstaande auto, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met wisselende snelheden en slingerend over de weg reed, en niet de bocht naar links nam, ondanks een waarschuwingsbord voor naderend gevaar. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte zeer verwijtbaar was en dat hij schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 140 uur werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer, dat onder andere bestond uit een longkneuzing en gebroken ribben, en met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid en oplettendheid in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821870-13
Datum zitting : 17 oktober 2014
Datum uitspraak : 31 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.J.F. Hofmans, advocaat te Groesbeek.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2013 te Groesbeek, gemeente Groesbeek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nijmeegsebaan (komende uit de richting Nijmegen) en/of de Bosbesstraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
aldaar heeft gereden met wisselende snelheden en/of slingerend, en/of
(terwijl) ter hoogte van de kruising/splitsing van de Nijmeegsebaan met de Bosbesstraat, de Nijmeegsebaan, gelet op de rijrichting van verdachte, een (scherpe) bocht naar links maakt, terwijl op de Nijmeegsebaan bij het naderen van voornoemde bocht een bord model J3 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten een bocht naar links, en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse, en/of
(daarbij) naar rechts heeft gestuurd, althans niet de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan van de Nijmeegsebaan en/of de Bosbesstraat heeft gevolgd, en/of
(daarbij) op de Bosbesstraat op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen, op een moment dat aldaar voor de kruising met de Nijmeegsebaan een personenauto (Mercedes) stil stond, althans bevond, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met deze personenauto (Mercedes),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 januari 2013 te Groesbeek, gemeente Groesbeek, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nijmeegsebaan (komende uit de richting Nijmegen) en/of de Bosbesstraat,
heeft gereden met wisselende snelheden en/of slingerend, en/of
(terwijl) ter hoogte van de kruising/splitsing van de Nijmeegsebaan met de Bosbesstraat, de Nijmeegsebaan, gelet op de rijrichting van verdachte, een (scherpe) bocht naar links maakt, terwijl op de Nijmeegsebaan bij het naderen van voornoemde bocht een bord model J3 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten een bocht naar links, en/of
(daarbij) zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse, en/of
(daarbij) naar rechts heeft gestuurd, althans niet de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan van de Nijmeegsebaan en/of de Bosbesstraat heeft gevolgd, en/of
(daarbij) op de Bosbesstraat op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen, op een moment dat aldaar voor de kruising met de Nijmeegsebaan een personenauto (Mercedes) stil stond, althans bevond, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met deze personenauto (Mercedes),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 oktober 2014 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.J.F. Hofmans, advocaat te Groesbeek.
De officier van justitie, mr. M. Rasing, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.Procedure

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de zaak zal worden aangehouden om nader onderzoek te laten verrichten, met name naar de aanloop tot de autorit die uitmondde in het onderhavige ongeval.
De verdediging heeft zich tegen het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie verzet, mede gezien het tijdsverloop tussen de datum van het ongeval en de zitting.
De rechtbank ziet gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen reden om de zaak aan te houden voor nader onderzoek. Zij acht zich voldoende geïnformeerd. De vordering van de officier van justitie tot aanhouding wordt dan ook afgewezen.
4. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 12 januari 2013 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Nijmeegsebaan in de gemeente Groesbeek, komende uit de richting Nijmegen. [2]
Ter hoogte van de kruising/splitsing van de Nijmeegsebaan met de Bosbesstraat maakte de Nijmeegsebaan, gezien vanuit de rijrichting van verdachte, een scherpe bocht naar links. Bij het benaderen van die bocht stond op de Nijmeegsebaan een bord (te weten: model J3 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten een bocht naar links. [3] Voor de kruising met de Nijmeegsebaan stond een Mercedes stil op de Bosbesstraat. Verdachte is op de Bosbesstraat op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen en is tegen deze Mercedes gebotst. [4] In de Mercedes zat [slachtoffer]. [5] Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande in onder meer een longkneuzing, acht gebroken ribben en een kleine bloeding in de hersenen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen. Hoogstens kan verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit worden veroordeeld.
Verdachte heeft geen herinnering aan het ongeval en zijn rijgedrag daaraan voorafgaand. Slechts de getuige [getuige 1] heeft verklaard over het rijgedrag van verdachte voorafgaand aan het ongeval. De verdediging twijfelt aan de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaring.
Verdachte heeft kennelijk de bocht naar links gemist en is rechtdoor gereden, zonder zijn fout te corrigeren. Dat is opmerkelijk omdat verdachte volgens de verklaring van getuige [getuige 1] dat wel heeft gedaan toen hij een stoeprand raakte en toen hij moest uitwijken voor een lijnbus.
Ook is uit niets gebleken dat verdachte te hard heeft gereden. Naar de mening van de verdediging kan daarom uit het dossier niet volgen dat verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het ongeval.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos, zeer dan wel aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich van zijn rijgedrag en het ongeluk niet veel meer kan herinneren. Verdachte heeft in de getuigenverklaringen moeten lezen hoe het is gegaan. Verdachte weet nog wel dat hij de bestuurder van de Volkswagen Golf was en dat er na het ongeval een witte Jeep achter hem stond en dat hij de Mercedes moet hebben aangereden. Ook weet verdachte nog dat hij zelf uit de door hem bestuurde Volkswagen Golf is gestapt. [7]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2013 over het Keizer Karelplein te Nijmegen een Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] (hierna: de Golf) zag rijden. De Golf viel de getuige op omdat hij ter hoogte van het Keizer Karelplein over de stoep was gereden. De getuige heeft de politie gealarmeerd en is achter de Golf aan gereden en zag dat de Golf tijdens het rijden aan het slingeren was. De getuige zag dat de Golf meermalen tegen en op de stoeprand reed. Ze reden toen op de Nijmeegsebaan richting Groesbeek. De getuige zag dat de Golf op zeker moment erg dicht op zijn voorganger zat waarbij hij schatte dat de afstand tussen de voertuigen minder dan 50 cm was. Op de rotonde ter hoogte van Hotel Sionshof reed de Golf rechtdoor over het midden van de rotonde en niet meer over de weg. Hierna reden de getuige en de Golf de Nijmeegsebaan op. De getuige zag dat de Golf nog steeds aan het slingeren was en meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer reed. Vervolgens leek het volgens de getuige erop dat de bestuurder van de Golf wegzakte. De getuige zag namelijk dat de bestuurder naar rechts hing. De getuige heeft geclaxonneerd en met groot licht geknipperd. De voertuigen reden op dat moment ongeveer 80 kilometer per uur. Terwijl de bestuurder van de Golf naar rechts hing, zag de getuige [getuige 1] dat de Golf snelheid minderde en dat de Golf op een gegeven moment bijna stil stond. De getuige zag ineens dat de bestuurder van de Golf weer rechtop zat en dat zijn snelheid sterk toenam. De Golf reed hard van de getuige weg. Op een gegeven moment nam de getuige waar dat de Golf ongeveer 120 kilometer per uur reed. Vervolgens zag de getuige dat de Golf weer op de linker rijstrook reed en dat er vanuit de tegemoetkomende richting een lijnbus naderde. De Golf reed nog links en moest voor de lijnbus uitwijken naar de rechter rijstrook. Daarna kwamen de voertuigen bij een bocht naar links, ter hoogte van een kruising. De getuige remde af, maar de Golf bleef ogenschijnlijk onverminderd rechtdoor doorrijden. De getuige heeft geen remlichten van de Golf gezien. Ter hoogte van die bocht bevond zich een zijstraat waar een voertuig stond te wachten. De getuige zag dat de Golf niet de bocht naar links nam, maar rechtdoor reed. De Golf is tegen het in de zijstraat stilstaande voertuig gereden. [8]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2013 op de Nieuweweg te Groesbeek reed. Toen de getuige de bocht door reed, zag hij dat op de Nijmeegsebaan twee voertuigen met hoge snelheid zijn richting op kwamen rijden. De getuige schatte in dat de voertuigen de bocht nooit konden halen. De getuige is toen gaan remmen omdat hij bang was dat de voertuigen de bocht zouden afsnijden waardoor ze mogelijk de getuige zouden raken. De getuige zag dat het voorste voertuig rechtdoor reed in plaats van dat hij de bocht nam en tegen het in de zijstraat stilstaande voertuig reed. [9]
Getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 12 januari 2013 vanuit Groesbeek naar Nijmegen wilde rijden en dat hij stond te wachten tot de weg richting Nijmegen vrij was. Hij zag een auto uit de richting Nijmegen aan komen en hij zag de koplampen van die auto recht op hem afkomen. [10]
Anders dan de verdediging, heeft de rechtbank geen reden om aan de verklaring van de getuige [getuige 1] te twijfelen nu zijn verklaring gedeeltelijk wordt bevestigd door de verklaringen van verdachte zelf (voor zover hij zich zijn autorit kan herinneren), van benadeelde [slachtoffer] en van getuige [getuige 2]. De getuige [getuige 2] heeft weliswaar slechts het ongeluk zien gebeuren, maar zijn lezing daarvan komt wel overeen met hetgeen de getuige [getuige 1] hierover heeft verklaard. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaringen van beide getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
Verdachte heeft geen inzicht gegeven in hoe het gegaan is; hij heeft evenmin een verklaring, van welke aard dan ook, voor zijn rijgedrag kunnen geven.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat verdachte vanaf het Keizer Karelplein met wisselende snelheden en slingerend heeft gereden. Daarbij heeft verdachte de stoeprand geraakt en dicht achter zijn voorganger gereden. Voorts heeft verdachte op verschillende momenten op de rijbaan van het tegemoetkomend verkeer gereden, waarbij verdachte zelfs moest uitwijken voor een naderende lijnbus. Verder neemt de rechtbank in overweging dat verdachte op zeker moment de Golf bijna tot stilstand bracht, waarna hij ineens weer rechtop ging zitten en versneld weg reed.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte sprake moet zijn geweest van ten minste enig bewustzijn van zijn omgeving en van de verkeerssituatie. Immers, het uitwijken voor de lijnbus en het vol gas wegrijden na bijna tot stilstand te zijn gekomen, betreffen handelingen waarbij verdachte op die momenten zijn rijgedrag zelf heeft gecorrigeerd.
Ter hoogte van de bocht naar links in de Nijmeegsebaan heeft verdachte vervolgens niet afgeremd en is hij rechtdoor gereden met de aanrijding als gevolg. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank geen rekening gehouden met de omstandigheden ter plaatse, ondanks dat verdachte door middel van een verkeersbord werd gewaarschuwd voor (naderend) gevaar, te weten een bocht naar links.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het gedrag van verdachte zeer verwijtbaar is. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte dient te worden aangemerkt als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam. Om die reden heeft verdachte schuld aan het ontstane ongeval zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft een longkneuzing, acht gebroken ribben en een kleine bloeding in de hersenen opgelopen. Acht maanden na het ongeval zijn er nog drie ribben van [slachtoffer] gebroken. De rechtbank kwalificeert dit letsel als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 12 januari 2013 te Groesbeek, gemeente Groesbeek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nijmeegsebaan (komende uit de richting Nijmegen) en de Bosbesstraat, zeer, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
aldaar heeft gereden met wisselende snelheden en slingerend, en
(terwijl) ter hoogte van de kruising/splitsing van de Nijmeegsebaan met de Bosbesstraat, de Nijmeegsebaan, gelet op de rijrichting van verdachte, een scherpe bocht naar links maakt, terwijl op de Nijmeegsebaan bij het naderen van voornoemde bocht een bord model J3 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten een bocht naar links, en
(daarbij) zijn snelheid niet, heeft aangepast aan de omstandigheden ter plaatse, en
(daarbij) niet de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan van de Nijmeegsebaan heeft gevolgd, en
(daarbij) op de Bosbesstraat op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen, op een moment dat aldaar voor de kruising met de Nijmeegsebaan een personenauto (Mercedes) stil stond, en
(vervolgens) is gebotst tegen deze personenauto (Mercedes),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

7.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege het gevaarlijke rijgedrag van verdachte gedurende een langere periode. Daarbij heeft de officier van justitie wel rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarnaast is ten tijde van het ongeval niet besloten om het rijbewijs van verdachte in te vorderen. Nu, bijna twee jaar later, wordt het doel van normhandhaving voorbij gestreefd indien alsnog een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. Daarnaast is verdachte al voldoende gestraft. Verdachte kan zich wel vinden in een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid en stemt in met een geldboete of een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 24 september 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zeer gevaarlijk rijgedrag laten zien. Reeds vanaf het Keizer Karelplein in Nijmegen had verdachte zijn rijgedrag kunnen aanpassen dan wel moeten stoppen indien hij zich niet goed voelde. Maar dat heeft verdachte niet gedaan. Hieruit blijkt een grote mate van onverschilligheid van verdachte jegens zijn medeverkeersdeelnemers. Verdachte is na een zeer gevaarlijke autorit uiteindelijk in een bocht rechtdoor gereden en is op volle snelheid tegen de stilstaande auto van [slachtoffer] aangereden, met ernstig letsel, pijn en langdurige revalidatie voor [slachtoffer] tot gevolg. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook in hoge mate aan. Daar komt nog bij dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen openheid van zaken heeft gegeven.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop en met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf niet op zijn plaats is. De door de officier van justitie geëiste werkstraf acht de rechtbank echter niet passend, gelet op de mate van verwijtbaarheid die verdachte treft. De rechtbank zal daarom een langduriger werkstraf opleggen.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid zonder meer op zijn plaats, nu verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal een deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen met als doel om verdachte voor de toekomst extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 5.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het primair bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 140 (honderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 70 (zeventig) dagen.
en veroordeelt verdachte voorts tot
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. B.F.M. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, team Groesbeek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082H 2013004516-1, gesloten op 5 september 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2014.
3.Het proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 25 februari 2013, p. 7, onder het kopje Verkeersmaatregelen ter plaatse.
4.Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer], d.d. 16 januari 2013, p. 7, regels 1 tot en met 5 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 12 januari 2013, p. 14, regels 6 tot en met 9 en regels 14 tot en met 16.
5.Het proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer], d.d. 16 januari 2013, p. 7, regels 1 en 2.
6.De geneeskundige verklaring, d.d. 24 januari 2013, opgesteld door [deskundige], p. 10.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2014.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 12 januari 2013, p. 13 en 14.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 2], d.d. 12 januari 2013, p. 15, regels 1 tot en met 17.
10.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 16 januari 2013, pag. 7