Op 31 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld op basis van een vonnis van 19 april 2005. De officier van justitie had op 5 september 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 17 oktober 2014, waarbij diverse deskundigen en de raadsman van de betrokkene aanwezig waren.
De rechtbank heeft de stukken, waaronder een verlengingsadvies van 16 juli 2014, bestudeerd. Dit advies, opgesteld door verschillende deskundigen, wijst op de verstandelijke beperking van de betrokkene en zijn psychische problemen, waaronder een manisch depressief beeld en een posttraumatische stressstoornis. De deskundigen hebben aangegeven dat de kans op recidive aanzienlijk afneemt wanneer de betrokkene medicatie blijft gebruiken en begeleiding ontvangt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene momenteel op een zorgboerderij verblijft en dat er nog geen vervolgplek is gevonden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de omstandigheden en het advies van de kliniek, er voldoende redenen zijn om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Tevens is besloten om de beslissing omtrent de dwangverpleging aan te houden, zodat er een rapport van de reclassering kan worden opgesteld over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en schorsing van de behandeling voor onbepaalde tijd bevolen, met de opdracht aan de reclassering om te rapporteren over de voorwaarden voor de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter H. Hovens, en de rechters A. van der Mei en J. Teekens, in aanwezigheid van griffier Van Aalst.