Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[naam 1],thans gedetineerd,2. [naam 2],
aan de zijde van de Staat gevoegde partijen,
1.[naam 3],
1.De procedure
- de dagvaardingen
- de incidentele conclusie tot voeging of tussenkomst in een aanhangig (kort) geding van [naam 1] en [naam 2]
- de mondelinge behandeling op 21 oktober 2014
- de pleitnota van [naam 1] en [naam 2]
- de pleitnota van [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie.
- het proces-verbaal van de zitting, gehouden op 21 oktober 2014, houdende mondeling vonnis.
2.De feiten
3.Het geschil
[naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie hebben zich tegen de verzochte voeging verzet, waartoe zij hebben aangevoerd dat zij zich daarop - gelet op de korte termijn die is gelegen tussen het moment waarop zij kennis kregen van dit verzoek en de mondelinge behandeling - niet hebben kunnen voorbereiden.
In het door [naam 1] en [naam 2] gestelde ligt besloten dat zij voldoende belang hebben om zich ter ondersteuning van de Staat aan zijn zijde te voegen in de onderhavige procedure. Dit betekent dat het verzoek om voeging wordt toegestaan.
Daaraan doet niet af de stelling van [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie dat de website van bol.com. de grootste website is op het gebied van boeken, omdat dat gestelde feit niet tot de conclusie kan leiden dat om die reden op het openbaar ministerie een onderzoeksplicht zou komen te rusten om in het kader van de onderhavige strafzaak voormelde website (dagelijks) te raadplegen.
[naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie hebben ten eerste aangevoerd dat nu deze eisvermeerdering niet bij akte is geschied, de voorzieningenrechter de eisvermeerdering buiten beschouwing moet laten.
Dit verweer wordt verworpen. Mede gelet op het feit dat de vermeerdering van eis werd ingegeven door tijdens de mondelinge behandeling verkregen nieuwe informatie van de zijde van [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie, inhoudend dat de boeken al onderweg waren naar de boekhandel, zou het stellen dan wel handhaven van de eis dat een eisvermeerdering bij akte moet geschieden een te formalistische benadering zijn die zich niet verdraagt bij een procedure in kort geding. Overigens heeft de Staat zijn vermeerdering van eis gedurende de mondelinge behandeling op schrift gezet, zodat [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie goede nota hebben kunnen nemen van hetgeen de Staat heeft gevorderd en vervolgens alle gelegenheid hebben gehad en genomen om daarop te reageren.
7 en in artikel 10 EVRM neergelegde grondrecht van vrijheid van meningsuiting.
Zoals ieder grondrecht is ook dit grondrecht echter niet absoluut. Op grond van artikel 10 lid 2 EVRM kan de vrijheid van meningsuiting worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
(BW), waarop de Staat zijn vordering baseert, voldaan (Hoge Raad 2 mei 2003,
NJ 2004,80).
De Staat heeft in dit verband onder meer het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [naam 4] zijn dringend noodzakelijk voor zowel de waarheidsvinding en de bewijsvoering in het Passage-onderzoek als in de onderzoeken naar de betrokkenheid van [naam 5] en anderen bij verschillende (pogingen tot) moorden en deelname aan een criminele organisatie met (onder meer) dat oogmerk.
Het openbaar ministerie acht het noodzakelijk om in de komende maanden uitgebreid onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de door [naam 4] afgelegde verklaringen, nu er volgens het openbaar ministerie verschillen bestaan tussen de verklaringen van [naam 4] en andere personen, onder wie de andere in eerste aanleg opgetreden “kroongetuige”.
In het kader van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep is het van belang om de betrouwbaarheid van de verklaringen van de “kroongetuige” [naam 4] te onderzoeken. Dat kan door de personen waarover [naam 4] heeft verklaard als getuige te horen over (onderdelen en details) van hetgeen [naam 4] over die getuigen heeft verklaard, waarbij die getuigen die (onderdelen en details van de) verklaringen van [naam 4] kunnen bevestigen of weerspreken.
Het boek bevat relevante onderdelen en details over de door [naam 4] aan het openbaar ministerie afgelegde verklaringen. De door [naam 4] genoemde getuigen (deels medeverdachten) zullen zeer geïnteresseerd zijn in kennisname van de verklaringen van [naam 4] en zullen het boek zeker kopen. Publicatie van de door [naam 4] afgelegde verklaringen zal ertoe kunnen leiden dat bedoelde getuigen op de hoogte kunnen raken van alle relevante onderdelen en details van de verklaringen van [naam 4]. Hierdoor kan niet meer goed worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de getuigen uit eigen wetenschap verklaren. De beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 4] kan hierdoor ernstig worden bemoeilijkt. Hetzelfde geldt bovendien voor het vaststellen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van die andere getuigen. Niet valt uit te sluiten dat sommige getuigen uit vrees voor represailles uit het criminele circuit tegenover de rechter anders zullen verklaren dan in eerste aanleg, dan wel dat deze getuigen worden bewogen om geen verklaring af te leggen. Het proces van waarheidsvinding in de strafzaak “Passage” zal door publicatie van het boek voor het openbaar ministerie ernstig worden bemoeilijkt. Het openbaar ministerie doet, naast de thans lopende strafzaak, op basis van de verklaringen van [naam 4] ook nog opsporingsonderzoek in de zaken met de codenaam “Viool” en “Warande”. Daarnaast loopt er een opsporingsonderzoek naar [naam 5]. Deze opsporingsonderzoeken worden ernstig bemoeilijkt wanneer iedereen - met name potentiële verdachten - de verklaringen van [naam 4] kan gaan lezen en zich tot in detail een voorstelling kan gaan maken over de “routing” van het onderzoek.
Met openbaarmaking van de verklaringen van [naam 4] is ook een veiligheidsbelang gemoeid. [naam 4] spreekt over tal van personen. Uit het boek valt te herleiden wie wat aan wie heeft verteld. Niet kan worden uitgesloten dat sommige onderdelen van de verklaringen van [naam 4] vanuit het criminele circuit serieuze risico’s zullen meebrengen voor deze personen (onder wie ook een andere kroongetuige die in eerste aanleg is gehoord). Deze personen zullen in het hoger beroep een belangrijke rol gaan spelen.
4.15. Met de regel dat in een strafproces getuigen buiten elkaars aanwezigheid worden gehoord, zodat zij elkaar niet kunnen beïnvloeden, wordt uitdrukking gegeven aan het beginsel van de waarheidsvinding. Hiermee is een “fair trial” als bedoelde in artikel 6 EVRM gewaarborgd. Mede om die reden zijn de processtukken niet openbaar.
In dit licht bezien komt de vrees van de Staat en [naam 1] en [naam 2] dat kennisname van de inhoud van het boek (dat uiterst gevoelig materiaal bevat) de waarheidsvinding ernstig bemoeilijkt niet ongegrond voor. Daarmee wordt het recht op een eerlijk strafproces voor de verdachten, onder wie [naam 1] en [naam 2] maar ook [naam 4], welk recht is vastgelegd in artikel
6 EVRM in de kern bedreigd. Het belang van de Staat (en van [naam 1] en [naam 2] en andere verdachten) bij een eerlijk, ordentelijk en effectief strafproces (waarbij het om levensdelicten gaat waarop hoge vrijheidstraffen staan) weegt hier zwaarder dan het belang van [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie om het grote publiek in kennis te stellen van de door het openbaar ministerie met [naam 4] gesloten deal en alles wat daarmee samenhangt alsmede van de kanttekeningen die volgens [naam 3] kunnen worden gemaakt bij de verklaringen van [naam 4]. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat het belang van het openbaar ministerie bij het gevorderde publicatieverbod verder reikt dan het belang van waarheidsvinding in het Passage-proces. De Staat heeft immers onweersproken aangevoerd dat de verklaringen van [naam 4] tevens van belang zijn voor het opsporingsonderzoek in andere zaken. De belangenafweging valt niet anders uit doordat [naam 3] - overigens verder niet voldoende onderbouwd - heeft gesteld dat een publicatieverbod tot zijn persoonlijk faillissement zal leiden.
niet hebben overgelegd. Juist het feit dat - mede in aanmerking genomen de omvang van het boek- aannemelijk is dat de inhoud van het boek, waarin meerdere personen de revue passeren, een veel vollediger (en gedetailleerder) beeld geeft van de verklaringen van [naam 4], maakt dat kennisname van de inhoud van het boek door de (wederom) nog te horen getuigen/verdachten veel bedreigender is voor de waarheidsvinding dan de (komende) publicaties waarop [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie het oog hebben.
4.30. [naam 3], Just Publishers en Veldman Distributie zullen als in het ongelijk gesteld worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op €1.705,40 (dagvaardingen € 281,40, griffierecht € 608,- en salaris advocaten € 816,00).
De kosten aan de zijde van [naam 1] en [naam 2] worden begroot op € 816,00 ter zake van salaris advocaat.
4.31. Het vonnis zal ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Daartoe is de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in artikel 258 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bevoegd.