ECLI:NL:RBGEL:2014:6219

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
05/980514-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrifte met betrekking tot belastingaangiften

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude en valsheid in geschrifte. De verdachte, bestuurder van verschillende vennootschappen, heeft in de periode van november 2008 tot en met maart 2009 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse facturen heeft overgelegd om onterecht belastingteruggaven te verkrijgen. De feiten zijn in detail onderzocht, waarbij de rechtbank heeft gekeken naar de onderliggende commissieovereenkomsten en de werkelijke transacties die aan de facturen ten grondslag lagen. De rechtbank concludeert dat er geen reële diensten zijn verricht en dat de facturen valselijk zijn opgemaakt. De verdachte heeft ook wapens in zijn bezit gehad, wat een bijkomende strafbare feit oplevert. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukt het belang van vertrouwen in het belastingstelsel en de gevolgen van belastingfraude voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/980514-10
Datum zitting : 6 juni 2013, 24 april 2014 en 14 augustus 2014
Datum uitspraak : 28 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[naam CV/BV] CV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode november 2008 tot en met maart 2009, te Westervoort en/of te Doetinchem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over na te noemen of over een of meer van die na te noemen maanden, te weten de maanden oktober 2008 tot en met februari 2009, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Oost/kantoor Doetinchem, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in dat aangiftebiljet over de maand oktober 2008 of over de periode 8 tot en met 31 oktober 2008 en/of in de (digitale) aangiften over de maand(en) november
2008, december 2008, januari 2009 en/of februari 2009 (telkens) een (te hoog) bedrag aan voorbelasting en/of ten onrechte een terug te betalen bedrag of een te hoog terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
[naam CV/BV] CV te Doetinchem, althans in Nederland, op of omstreeks 19 december 2008 en/of op of omstreeks 16 maart 2009, althans op een of meer verschillende tijdstippen in de periode december 2008 tot en met maart 2009, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, terwijl genoemde rechtspersoon, (telkens) ingevolge de/het artikel(en) 47 en/of 53 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, in ieder geval in gevolge de Belastingwet, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan de Belastingdienst Oost/kantoor Doetinchem, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende zij, verdachte, met genoemd doel:
a. een (kopie-)factuur van [naam BV 1]BV aan [naam CV/BV] BV (noot: terwijl genoemde, geadresseerde rechtspersoon "CV" in haar naam droeg) dd. 29 oktober 2008, waarmee een bedrag van Euro 245.437,50 (incl. BTW) aan commissie in rekening werd gebracht; (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-01, doorgenummerde bladzijde 846)
en/of
vier, althans een of meer (kopie-)facturen van [naam BV 2] BV aan [naam CV/BV] CV respectievelijk gedateerd 13 november 2008, 18 december 2008, 14 januari 2009 en/of 5 februari 2009 waarmee respectievelijk (een) bedragen (bedrag) van Euro 327.250,- (incl. BTW), Euro 357.000,- (incl. BTW), Euro 476.000,- (incl. BTW) en/of Euro 357.000,- (incl. BTW) aan commissie in rekening werd(en) gebracht, (vindplaats (kopie)-facturen: bijlagen D-02, doorgenummerde bladzijde 853, bijlage D-03, doorgenummerde bladzijde 909, bijlage D-04, doorgenummerde bladzijde 967 en bijlage D-05, doorgenummerde bladzijde 1071)
aan een of meer ambtenaren van de Belastingdienst Oost/kantoor Doetinchem overgelegd, terwijl dat valse of die vervalste vorm er (telkens) in bestond dat die facturen/factuur (telkens) geheel fictief waren/was, althans dat (telkens) geen of nagenoeg geen qua aard en/of omvang reële dienst(en), in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, daarvoor waren/was verricht of ten grondslag lag(en) aan die facturen/factuur,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
3.
[naam BV 3] BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode eind mei 2009 tot en met eind juni 2009, te Westervoort en/of te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de maand(en) mei 2009 en/of juni 2009, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Amsterdam, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in de (digitale) aangiften over de maand(en) mei 2009 en/of juni 2009 (telkens) een (te hoog) bedrag aan voorbelasting en/of ten onrechte een terug te betalen bedrag of een te hoog terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
4.
[naam BV 3] BV te Amsterdam, althans in Nederland, op 20 augustus 2009, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of met een of meer natuurlijke personen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, terwijl genoemde rechtspersoon, (telkens) ingevolge de/het artikel(en) 47 en/of 53 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, in ieder geval in gevolge de Belastingwet, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan de Belastingdienst Amsterdam, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende zij, verdachte, met genoemd doel:
a. een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV dd. 25 mei 2009, waarmee een bedrag van Euro 4.248,30 (incl. BTW) ter zake van (zakelijk weergegeven) fotografie- en/of internetwerkzaamheden in rekening werd gebracht; (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-13-02, doorgenummerde bladzijde 1206)
en/of
een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV dd.28 mei 2009, waarmee een bedrag van Euro 86.483,25 (incl. BTW) aan commissie in rekening werd gebracht (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-13-03, doorgenummerde bladzijde 1208)
en/of
een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV dd 12 juni 2009, waarmee een bedrag van Euro 47.793,38 (incl. BTW) ter zake van (zakelijk weergegeven) fotografie- en/of internetwerkzaamheden in rekening werd gebracht; (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-14-04, doorgenummerde bladzijde 1271)
aan de Belastingdienst Amsterdam toegezonden of doen toekomen, terwijl dat valse of die vervalste vorm er (telkens) in bestond dat die facturen/factuur (telkens) geheel fictief waren/was, althans dat (telkens) geen of nagenoeg geen qua aard en/of omvang reële levering(en) van goederen en/of verrichtingen van diensten, in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, had(den) plaatsgevonden of daaraan ten grondslag lag(en),
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
5.
[naam BV 5] BV op een of meer verschillende tijdstippen in de periode eind juni2009 tot en met augustus 2009, te Westervoort en/of te Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen,(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009 en/of over de maand juli 2009, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Oost/kantoor Almelo, terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan, dat in de (digitale) aangifte(n) over het tweede kwartaal van 2009 en/of over de maand juli 2009 (telkens) een (te hoog) bedrag aan voorbelasting en/of ten onrechte een terug te betalen bedrag of een te hoog terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijkleiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
6.
[naam BV 6]BV op of omstreeks 29 juni 2009, te Westervoort en/ofte Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen, opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Oost/kantoor Almelo, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in de (digitale) aangifte over het tweede kwartaal van 2009 een (te hoog) bedrag aan voorbelasting en/of ten onrechte een terug te betalen bedrag of een te hoog
terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen en/of met een of meer andere rechtspersonen tot bovenomschreven strafbare feiten/strafbaar feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 juni 2009, te Westervoort en/of te Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtspersonen en/of een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, terwijl [naam BV 6]BV ondernemer was in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting van genoemde rechtspersoon over het tweede kwartaal van 2009, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Oost/kantoor Almelo, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in de (digitale) aangifte over het tweede kwartaal van 2009 een (te hoog) bedrag aan voorbelasting en/of ten onrechte een terug te betalen bedrag of een te hoog terug te betalen bedrag werd vermeld;
7.
hij in of omstreeks 27 april 2010 te Westervoort, voorhanden heeft gehad:
a. a) een gaspistool, merk Walther, type P99, kaliber 9 millimeter, zijn een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en Munitie;
b) een nabootsing van een pistool van het merk Walther, model P99, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I, onder 7e van de Wet Wapens en Munitie;
c) een pistoolhouder van het merk Walther, type P99, kaliber 9x19 millimeter, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en Munitie;
d) een loop, bestemd voor het verschieten van projectielen middels een vuurwapen, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1e van de Wet Wapens en munitie.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 14 augustus 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal.
De officier van justitie, mr. H.M. Pluimers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van de onder 1,2,3,4,5 en 6 primair / subsidiair tenlastegelegde feiten.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Feit 1.
Gedurende de periode november 2008 tot en met maart 2009 had [naam CV/BV] C.V., [naam beherend vennoot] als beherend vennoot. [2] Verdachte was bestuurder van [naam beherend vennoot]. [3] Hij heeft aangifte voor de omzetbelasting (hierna: aangifte) over de maanden oktober 2008 tot en met februari 2009 gedaan bij de Belastingdienst en hierbij in totaal een bedrag van € 290.513,- aan voorbelasting teruggevraagd. [4] De Belastingdienst heeft de aangifte over de maand oktober ontvangen op 27 november 2008. [5] De aangiften over de maanden november en december 2009 zijn respectievelijk ontvangen op 2 januari 2009 en 29 januari 2009. De aangiften over januari en februari 2009 zijn op 3 maart 2009 ontvangen. [6]
Feit 2.
Verdachte heeft, in zijn hoedanigheid als bestuurder van [naam beherend vennoot], op 19 december 2008 op het Belastingkantoor in Doetinchem desgevraagd ter onderbouwing van de aangifte voor de omzetbelasting over de maand oktober 2008 een (kopie)factuur van [naam BV 1]B.V. aan [naam CV/BV] B.V. (terwijl genoemde, geadresseerde rechtspersoon ‘C.V.’ in haar naam droeg) aan de inspecteur van de Belastingdienst overgelegd. [7] Op deze factuur werd een bedrag van € 245.437, 50 (factuur d.d. 29 oktober 2008, D-01) inclusief BTW aan commissie in rekening gebracht. [8] De Belastingdienst heeft ook de aangiften over de maanden november 2008 tot en met februari 2009 ontvangen. Ter onderbouwing van de aangiften over de maanden november 2008 tot en met februari 2009, heeft verdachte desgevraagd in maart 2009 op het Belastingkantoor in Doetinchem een viertal (kopie)facturen van [naam BV 2] B.V. aan [naam CV/BV] C.V. aan de inspecteur Belastingdienst overlegd. [9] Op deze facturen werd respectievelijk
€ 327.250,-- (factuur d.d. 13 november 2008, D-02), € 357.000,-- (factuur d.d. 18 december 2008, D-03), € 476.000,-- (factuur d.d. 14 januari 2009, D-04) en € 357.000,-- (factuur d.d. 5 februari 2009, D-05), allen inclusief BTW, aan commissie in rekening gebracht. [10]
Feit 3.Vanaf 16 maart 2009 en ook eind juni 2009 nog was [naam beherend vennoot] enig aandeelhouder van [naam BV 3] B.V. [11] Verdachte was bestuurder van [naam beherend vennoot]. [12] Hij heeft aangifte voor de omzetbelasting (hierna: aangifte) over de maanden mei 2009 en juni 2009 gedaan bij de Belastingdienst en hij heeft hierbij verzocht tot teruggave van respectievelijk € 14.256,- en € 8.643,-. [13] Deze aangiften werden op respectievelijk 28 mei 2009 en 29 juni 2009 door de Belastingdienst ontvangen. [14]
Feit 4.
Ter onderbouwing van de aangifte over de maand mei 2009 heeft verdachte in zijn hoedanigheid als bestuurder van [naam beherend vennoot], desgevraagd een tweetal (kopie)facturen van [naam BV 4] B.V. aan [naam BV 3] B.V. aan de Belastingdienst overlegd. [15] Op deze facturen werden respectievelijk € 4.248,30 (factuur d.d. 25 mei 2009, D-13-02) ter zake van –zakelijk weergegeven – fotografie- en internetwerkzaamheden en € 86.483,25 (factuur d.d. 28 mei 2009, D-13-03) aan commissie, beide inclusief BTW, in rekening gebracht. [16]
Ter onderbouwing van de aangifte over de maand juni 2009 heeft verdachte desgevraagd één (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. aan [naam BV 3] B.V. aan de Belastingdienst overlegd. [17] Op deze factuur werd € 47.793,38 inclusief BTW (factuur d.d. 12 juni 2009, D-14-04) ter zake van – zakelijk weergegeven – fotografie- en internetwerkzaamheden in rekening gebracht. [18]
Deze stukken met betrekking de maanden mei en juni zijn op 20 augustus 2009 bij de Belastingdienst binnengekomen. [19]
Feit 5.Vanaf 19 mei 2009 en ook in augustus 2009 was verdachte bestuurder van [naam BV 5] B.V. [20] Hij heeft aangifte voor de omzetbelasting (hierna: aangifte) over het tweede kwartaal 2009. [21] Deze aangifte is op 29 juni 2009 bij de Belastingdienst binnengekomen. [22] In de aangifte wordt een bedrag van € 24.982,- aan voorbelasting teruggevraagd. [23]
Feit 6.
Verdachte heeft op 29 juni 2009 voor [naam BV 6] B.V. aangifte voor de omzetbelasting (hierna: aangifte) over het tweede kwartaal 2009 gedaan bij de Belastingdienst. [24] Deze aangifte strekte tot teruggave van € 27.465,- aan voorbelasting. [25]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1,2, 3, 4, 5 en 6 primair tenlastegelegde. De officier van justitie stelt onder meer daartoe dat, mocht verdachte zich daarop beroepen, hem geen beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt, nu inspecteur [inspecteur] van de Belastingdienst na het gesprek met verdachte op 19 december 2008 teruggaaf heeft verleend op basis van door verdachte gepresenteerde onjuiste en onvolledige informatie. Om die reden kon de belastingplichtige rechtspersoon [naam CV/BV] C.V. in redelijkheid geen vertrouwen ontlenen aan de –op de onjuiste gegevens – gebaseerde mededelingen van [inspecteur]. Nadat [inspecteur] onjuistheden had geconstateerd, heeft hij de teruggaven omzetbelasting geweigerd. Verdachte is hiervan per brief d.d. 30 maart 2009 in kennis gesteld. Deze brief is in de woning van verdachte aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit, nu het bestanddeel ‘opzettelijk’ niet bewezen kan worden. Hij wijst in dit kader op de uitlatingen en de brief d.d. 30 maart 2009 van de heer [inspecteur], medewerker van de belastingdienst. Subsidiair refereert de raadsman zich ten aanzien van beide feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman meegedeeld dat hij, gelet op de verklaring die zijn cliënt in dat kader ter terechtzitting heeft afgelegd, feit 6 bewijsbaar acht.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij middels [naam CV/BV] C.V. panden heeft aankocht op executieveilingen in Duitsland en dat hij in dat kader wel eens werd getipt door de heer [tipgever]. [26] Op de datum van de door verdachte aan de Belastingdienst overgelegde factuur van [naam BV 1]B.V. was [naam BV 7] B.V., gevestigd aan de[adres 2], bestuurder van [naam BV 1]. [27] [tipgever] was op dat moment enig aandeelhouder van [naam BV 7] B.V. [28] [naam BV 2] B.V. is eveneens gevestigd aan de[adres 2]. [29] [tipgever] heeft verklaard dat deze B.V. van hem is geweest en dat hij nog aandelen had in de aandeelhouder van [naam BV 2] B.V., namelijk [aandeelhouder BV 2] [30]
Aan elke door verdachte overgelegde factuur ter staving van de aangiften over de maanden oktober 2008 tot en met februari 2009, ligt een commissieovereenkomst, met als kennelijke bijlagen respectievelijk een voorlopig koopcontract en taxatierapporten ten grondslag
(voorlopig koopcontract [adres 3], p. 848 t/m 852, en taxatierapporten met betrekking tot [adres 4], p. 857 t/m 882, [adres 5], p. 913 t/m 939, [adres 6], p. 971 t/m 1020 en [adres 7], p. 1075 t/m 1128).Opmerking verdient dat taxatierapporten die zien op in Duitsland te veilen objecten eenvoudig zijn in te zien op de website [naam site 1]Ter zitting heeft verdachte verklaard deze internetsite te kennen. In de commissieovereenkomst staat telkens vermeld dat [naam CV/BV] bij aankoop van grond en opstallen een percentage van het aankoopbedrag aan commissie verschuldigd is aan [tipgever] namens hetzij [naam BV 1] B.V., hetzij [naam BV 2] B.V. [31]
Hoewel verdachte de op de facturen vermeldde BTW wel als voorbelasting bij de Belastingdienst heeft teruggevraagd, is geen van de panden waarop de commissieovereenkomsten kennelijk betrekking hebben daadwerkelijk aangekocht. Zo hebben met betrekking tot [adres 3] zowel verdachte, als getuigen [getuige 1] en [getuige 1] verklaard dat het nooit tot een koop is gekomen. [32] Ook het Duitse Grundbuch geeft geen relevante verandering in het eigendomsrecht weer. [33] Voorts volgt uit het Grundbuch dat ten aanzien van de panden aan de [adres 4], [adres 6] en de [adres 7] ook vanaf 2006 tot de datum van de start van het onderzoek in 2009 geen relevante verandering in eigendomsrecht heeft plaatsgevonden. Het pand aan de [adres 5] is door een derde aangekocht. [34] Verdachte heeft ten aanzien van de facturen verklaard dat hij de daarop gefactureerde bedragen niet heeft voldaan. [35] Voorts heeft verdachte verklaard dat geen enkele tip van [tipgever] heeft geleid tot een aankoop. [36] Ter zitting heeft verdachte overigens telkens wisselend en niet ondubbelzinnig verklaard over op welk moment de op de facturen vermelde commissie aan [naam BV 1]B.V. dan wel [naam BV 2] B.V. al dan niet verschuldigd zou zijn. Een van deze verklaringen hield in dat de commissie reeds verschuldigd zou zijn geweest bij ontvangst van de tip en dat na ontvangst van de tip, de omvang van de commissie werd uitonderhandeld.
Behoudens met betrekking tot het pand aan de [adres 3], is niet gebleken dat verdachte op zijn minst de bedoeling heeft gehad de panden daadwerkelijk aan te kopen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij – eerst na de desbetreffende executieveilingen - met banken gesprekken over de financiering van de panden heeft gehad en dat hij op executieveilingen op (de bewuste) panden heeft geboden, maar heeft daaromtrent echter geen stukken ter onderbouwing overgelegd. Verdachte heeft de door hem gestelde realiteitswaarde van de aangiften en facturen derhalve niet concreet en gemotiveerd onderbouwd terwijl deze door verdachte gestelde verrichtte handelingen, indien daarvan sprake zou zijn, naar hun aard niet moeilijk aantoonbaar zijn. Verdachtes stelling dat hij daadwerkelijk bezig was met het aankopen van de panden en dat iedereen van de executieveilingen in Duitsland hem kent, zoals hij ter zitting heeft verklaard, heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd en wordt niet ondersteund door andere stukken in het dossier dan de door verdachte aan de belastingdienst overgelegde stukken.
De rechtbank stelt met betrekking tot de door verdachte aan de belastingdienst overgelegde stukken verder het volgende vast.
- Op geen van de facturen staat een bankrekeningnummer vermeld; [37]
- Factuur D-01 vermeldt als facturerende partij ‘[naam BV 1]B.V.’, terwijl dat bedrijf volgens de gegevens bij de Kamer van Koophandel bekend staat als: ‘[naam BV 1]B.V.’; [38]
- Factuur D-01 vermeldt als geadresseerde partij ‘[naam CV/BV] B.V.’, terwijl dat bedrijf volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel bekend staat als: ‘[naam CV/BV] C.V.’; [39]
- Op de facturen van [naam BV 2] B.V. staat geen BTW nummer vermeld; [40]
- De aan de facturen onderliggende commissieovereenkomsten zijn telkens ongedateerd, vermelden telkens niet het object waarop ze betrekking hebben en zijn telkens opgemaakt op briefpapier van de opdrachtgevende partij, te weten [naam CV/BV] C.V.; [41]
- Door geen van de factuur uitschrijvende partijen, [naam BV 1]B.V. en [naam BV 2] B.V., is de in rekening gebrachte BTW bij de Belastingdienst aangegeven en afgedragen. [42]
- De in rekening gebrachte commissie is voor wat betreft de commissiefacturen van [naam BV 2] B.V. berekend aan de hand van de taxatieprijs. Er is geen vast percentage commissie verschuldigd en de in rekening gebrachte commissie bedraagt respectievelijk 30,9% (D-02), 33,3% (D-03), 21,05% (D-04) en 48,38% (D-05) van de taxatieprijs. [43] Zeker ook in het licht van verdachtes verklaring [44] dat de panden vaak (ver) onder de taxatieprijs konden worden gekocht en nu gesteld noch gebleken is dat werkzaamheden van enige substantie ten grondslag lagen aan de verschuldigdheid van de commissie, is de rechtbank van oordeel dat zonder meer niet aannemelijk is dat de commissie daadwerkelijk verschuldigd was. In ieder geval staat de in rekening gebrachte commissie niet in verhouding tot de gestelde werkzaamheden.
Overigens en ten overvloede merkt de rechtbank op dat:
- [tipgever] d.d. 30 maart 2012 door de rechtbank Almelo is veroordeeld wegens onder meer het valselijk opmaken van facturen en de daaraan onderliggende overeenkomsten, welke facturen in dit onderzoek zijn genummerd als D-01, D-03 en D-05. [45]
Door de verdediging is, met verwijzing naar de brief van inspecteur [inspecteur] d.d. 30 maart 2009, een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. De raadsman stelt dat zijn cliënt overleg heeft gevoerd met [inspecteur] en dat zijn cliënt uitleg heeft gegeven met betrekking tot de maand oktober 2008, waarna [inspecteur] aangaf dat teruggave verleend kon worden. Zijn cliënt werd eerst bij brief van 30 maart 2009 op de hoogte gesteld van het veranderde standpunt van [inspecteur]. Om die reden heeft de raadsman bepleit dat bij zijn cliënt het opzet om ten onrechte teruggave van voorbelasting verleend te krijgen, ontbrak.
De rechtbank hierover als volgt. [inspecteur] is als getuige gehoord. Uit zijn verklaring volgt dat verdachte tijdens het eerste gesprek d.d. 19 december 2008, geen volledige openheid van zaken heeft gegeven nu verdachte niet heeft aangegeven dat het pand in Winterberg, waarop de aangifte zag, nog niet aangekocht was. [inspecteur] kreeg daardoor de indruk dat dat pand reeds aangekocht was. Deze indruk vond ook steun in de afspraak in de overeenkomst dat commissie pas verschuldigd was over de aankoopprijs. [46] De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [inspecteur]. Voorts is door verdachte niet betwist dat hij bij [inspecteur] niet heeft aangeven het pand nog niet aangekocht te hebben. De rechtbank is van oordeel dat verdachte alleen op een uitspraak van een medewerker van de Belastingdienst had mogen vertrouwen, indien hij volledige openheid van zaken had gegeven. Dit heeft verdachte niet gedaan. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer.
Resumerend is uit het strafrechtelijk onderzoek gebleken dat geen enkele verwerving of transactie van de genoemde (rechts)persoon in relatie tot de beschreven objecten heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft geenszins de door hem gestelde realiteitswaarde van de relevante facturen en contracten concreet gesteld en onderbouwd. De rechtbank acht verdachtes stelling, dat hij de commissie daadwerkelijk verschuldigd was, voor de juistheid van welke stelling ook overigens geen aanknopingspunten te vinden zijn, niet aannemelijk geworden. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, alles in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte aan de Belastingdienst overgelegde facturen valselijk zijn opgemaakt en dat verdachte dit wist ten tijde van het overleggen aan de Belastingdienst. Nu deze facturen ten grondslag liggen aan de aangiften over de maanden oktober 2008 tot en met februari 2009, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan over voornoemde maanden. Doordat de BTW van de aan de aangiften ten grondslag liggende valse facturen werd terug gevraagd, is op de aangiftes een te hoog bedrag aan voorbelasting opgevoerd. Dit strekte ertoe dat te weinig belasting werd geheven. Op grond hiervan is ten onrechte belasting door de Belastingdienst terugbetaald.
Verdachte was als bestuurder van [naam beherend vennoot]., welke vennootschap op haar beurt beherend vennoot was in [naam CV/BV] C.V., ook (eind)verantwoordelijke ten aanzien van laatstgenoemde vennootschap. Verdachte was gedurende de ten laste gelegde perioden derhalve de feitelijk leidinggever van [naam CV/BV] C.V., hetgeen ook niet wordt betwist. Om die reden is verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde, als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig, om zonder meer tot een bewezenverklaring van de deelnemingsvorm ‘medeplegen’ te komen.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten
De rechtbank overweegt als volgt.
T.a.v. factuur D-13-03Deze factuur staat op naam van [naam BV 4] B.V. Enig aandeelhouder van deze B.V. is [aandeelhouder BV 4]. [47] Medeverdachte [medeverdachte] is van 6 november 2008 tot en met 12 maart 2010 bestuurder geweest van [naam BV 4] B.V. [48] De bedrijfsomschrijving van [naam BV 4] B.V. luidt: ‘Holdingactiviteiten’. [49]
De bedrijfsomschrijving van [naam BV 3] B.V. luidt: ‘Advisering en bemiddeling met betrekking tot onroerend goed.’ [50] Verdachte heeft verklaard dat hij met [naam BV 3] B.V. druk doende is met het aankopen van onroerend goed in Duitsland en dat hij daarvoor verschillende tipgevers heeft. [51] Aan de door verdachte overgelegde factuur ter staving van de aangifte over de maand mei 2009, ligt een commissieovereenkomst met als kennelijke bijlage een taxatierapport ten grondslag
(taxatierapport met betrekking tot [adres 8], D-13-03-03, p. 1214 t/m 1258).Met betrekking tot de – bij verdachte bekende - publieke toegankelijkheid van taxatierapporten die zien op in Duitsland te veilen objecten, verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover ten aanzien van de feiten 1 en 2 is overwogen. In de commissieovereenkomst staat vermeld dat [naam BV 3] B.V. bij aankoop van een bedrijfspand een percentage van het aankoopbedrag aan commissie verschuldigd is aan [medeverdachte] namens [naam BV 4] B.V. [52] Hoewel verdachte de op de factuur vermeldde BTW wel als voorbelasting bij de Belastingdienst heeft teruggevraagd, is door verdachte echter geen bewijs overlegd dat ziet op (bezigheden met betrekking tot) daadwerkelijke aankoop van het pand. Ter zitting heeft verdachte overigens telkens wisselend en niet ondubbelzinnig verklaard over op welk moment de op de factuur vermelde commissie aan [naam BV 4] B.V. al dan niet verschuldigd zou zijn. Op de vraag of de factuur door verdachte is voldaan, beroept hij zich op zijn zwijgrecht.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft ten overstaan van de opsporingsambtenaren verklaard dat hij het grootste gedeelte van de boekhouding van [naam BV 4] B.V. zelf doet en dat hij de facturen maakt en verstuurd. [53] Met dit bedrijf heeft hij niets verdiend. [54] [naam BV 4] B.V. heeft in de periode dat verdachte directeur was geen winst gemaakt. [55] Gevraagd naar de werkzaamheden die [naam BV 4] B.V. zou hebben verricht, antwoord [medeverdachte] dat hij geleasede auto’s probeerde te verhuren, maar dat dit niet liep. De bedoeling was om onroerend goed te kopen, maar ook dat is niet gelukt, aldus [medeverdachte]. [56] Op de vraag of de koop met betrekking tot de commissie over € 225.000,-- (D-13-03) is doorgegaan, beroept [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht.
Niet is gebleken dat verdachte op zijn minst de bedoeling heeft gehad het pand daadwerkelijk aan te kopen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met banken gesprekken over de financiering van panden heeft gehad en dat hij op executieveilingen op panden heeft geboden, maar heeft daaromtrent echter geen stukken ter onderbouwing overgelegd. Verdachte heeft de door hem gestelde realiteitswaarde van de aangifte en de factuur derhalve niet concreet en gemotiveerd onderbouwd terwijl deze door verdachte gestelde verrichtte handelingen, indien daarvan sprake zou zijn, naar hun aard niet moeilijk aantoonbaar zijn. Verdachtes stelling dat hij daadwerkelijk bezig was met het aankopen van het pand, wordt ook niet ondersteund door andere stukken in het dossier dan de door verdachte aan de belastingdienst overgelegde stukken.
De hiervoor beschreven gang van zaken vertoont in grote lijnen gelijkenissen met de gang zaken die ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde is beschreven.
De rechtbank stelt verder het volgende vast:
- De aan de factuur onderliggende commissieovereenkomst is ongedateerd; [57]
- De factuur en de daaraan onderliggende commissieovereenkomst verwijzen niet naar een onderwerpelijk object; [58]
- De commissieovereenkomst vermeldt dat als bijlage een koopcontract is gevoegd, terwijl dit contract niet is bijgevoegd; [59]
- De factuur vermeldt een BTW nummer dat niet aan [naam BV 4] B.V. toebehoort, maar aan [naam BV 8] B.V., zijnde een bedrijf dat toebehoort aan de zus van medeverdachte [medeverdachte]; [60]
- De factuur vermeldt geen bankrekeningnummer; [61]
- Door de factuur uitschrijvende partij, [naam BV 4] B.V., is de in rekening gebrachte BTW niet bij de Belastingdienst aangegeven en afgedragen. [62]
- Bij [naam BV 4] B.V. heeft een administratieve controle door de Belastingdienst plaatsgevonden. Daarbij is niet aangetoond dat tot de dag van de controle prestaties zijn verricht door deze onderneming. [63]
- De aangiftes voor de maanden mei en juni 2009 zijn beide voor het verstrijken van de betreffende maand ingediend. De factuur van [naam BV 4] is gedateerd op de dag dat de aangifte over de maand mei 2009 bij de Belastingdienst is binnen gekomen, te weten 28 mei 2009; [64]
- Opmerkelijk is dat verdachte dit verzoek tot teruggave doet, nu deels aan dit verzoek de commissiefactuur van [naam BV 4] B.V. ten grondslag ligt, betreffende onroerend goed in Duitsland, en verdachte reeds bij brief van 30 maart 2009 door inspecteur [inspecteur] van de Belastingdienst op de hoogte was gesteld dat met betrekking tot commissie over in Duitsland gelegen onroerende zaken de plaats van dienst bepalend is en derhalve Nederlandse BTW niet in rekening mag worden gebracht. Deze brief is bij de doorzoeking op 27 april 2010 bij verdachte thuis aangetroffen. [65]
- De in rekening gebrachte commissie is berekend aan de hand van de taxatieprijs en de in rekening gebrachte commissie bedraagt 28,5%. Zeker ook in het licht van verdachtes verklaring [66] dat de panden vaak (ver) onder de taxatieprijs konden worden gekocht en nu gesteld noch gebleken is dat werkzaamheden van enige substantie ten grondslag lagen aan de verschuldigdheid van de commissie, is de rechtbank van oordeel dat zonder meer niet aannemelijk is dat de commissie daadwerkelijk verschuldigd was. In ieder geval staat de in rekening gebrachte commissie niet in verhouding tot de gestelde werkzaamheden.
- Niet blijkt dat het pand daadwerkelijk is aangekocht en evenmin blijkt dat de commissiefactuur is betaald.
Resumerend is in het strafrechtelijk onderzoek niet komen vast te staan dat het pand is aangekocht danwel dat daadwerkelijk aankoop van het pand werd beoogd en dat ter uitvoering daarvan stappen zijn ondernomen, evenmin is komen vast te staan dat de gefactureerde commissie verschuldigd was, niettemin is wel om teruggave van BTW verzocht bij de Belastingdienst. Verdachte heeft geenszins de door hem gestelde realiteitswaarde van de relevante bescheiden concreet en gemotiveerd onderbouwd. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, alles in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte aan de Belastingdienst overgelegde factuur valselijk is opgemaakt door medeverdachte [medeverdachte], in naam van [naam BV 4] B.V. en dat verdachte dit wist ten tijde van het overleggen aan de Belastingdienst. Gelet op de geschetste feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de factuur valselijk is opgemaakt met als doel de Belastingdienst ten onrechte tot teruggave van voorbelasting te laten bewegen. Dit getuigt van een bewuste en nauwe samenwerking.
Ten aanzien van facturen D-13-02 en D-14-04Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de door [naam BV 4] B.V. gefactureerde werkzaamheden, namelijk – zakelijk weergegeven – fotografie- en internetwerkzaamheden in opdracht van [naam site 2], naar hun aard niet goed passen binnen het bedrijf [naam BV 3] B.V. [67] Er zijn wel fotoalbums gemaakt, maar het idee werkte niet. [68] Ten overstaan van de opsporingsambtenaren heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] van alles voor [naam BV 3] B.V. heeft gedaan, maar dat hij nooit in loondienst is geweest. [medeverdachte] zou foto’s hebben gemaakt voor [naam site 2]. Verdachte heeft [medeverdachte] wel wat betaald, maar hij weet niet meer wat. [69]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] drie tot vijf keer per week onderweg was om foto’s te maken en dat er voor [naam site 2] promotiemateriaal gebruikt werd. De gemaakte foto’s werden op de site geüpload en er zouden best wat foto’s op de computer van verdachte hebben gestaan.
Van belang is ook ten aanzien van deze facturen op te merken dat medeverdachte [medeverdachte] ten overstaan van de opsporingsambtenaren heeft verklaard dat hij het grootste gedeelte van de boekhouding van [naam BV 4] B.V. zelf doet en dat hij de facturen maakt en verstuurd. [70] Met dit bedrijf heeft hij niets verdiend. [71] [naam BV 4] B.V. heeft in de periode dat verdachte directeur was geen winst gemaakt. [72] Gevraagd naar de werkzaamheden die [naam BV 4] B.V. zou hebben verricht, antwoord [medeverdachte] dat hij geleasede auto’s probeerde te verhuren, maar dat dit niet liep. De bedoeling was om onroerend goed te kopen, maar ook dat is niet gelukt, aldus [medeverdachte]. [73] Voorts heeft hij verklaard dat [naam site 2] een fotosite is die hij met [naam BV 4] B.V. had. [74] Gevraagd naar wat er wordt bedoeld met de omschrijving op factuur D-14-04, alsmede op de vraag of deze factuur is betaald, beroept [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht.
De rechtbank stelt verder het volgende vast:
- Ook deze facturen vermelden een BTW nummer dat niet aan [naam BV 4] B.V. toebehoort, maar aan [naam BV 8] B.V., zijnde een bedrijf dat toebehoort aan de zus van medeverdachte [medeverdachte]; [75]
- Ook deze facturen vermelden geen bankrekeningnummer; [76]
- Door de facturen uitschrijvende partij, [naam BV 4] B.V., is de in rekening gebrachte BTW niet bij de Belastingdienst aangegeven en afgedragen. [77]
- Bij [naam BV 4] B.V. heeft een administratieve controle door de Belastingdienst plaatsgevonden. Daarbij is niet aangetoond dat tot de dag van de controle prestaties zijn verricht door deze onderneming. [78]
Overigens merkt de rechtbank op dat:
  • Zij het opmerkelijk acht dat ook deze facturen afkomstig zijn van het bedrijf van (voormalig) goede vriend [medeverdachte] en deze facturen op aanmerkelijk andere werkzaamheden betrekking hebben dat factuur D-13-03 en voorts geen raakvlakken hebben met de eerder vermelde bedrijfsomschrijving van [naam BV 4] B.V.
  • Zij het voorts opmerkelijk acht dat, zoals door verdachte wordt gesteld, [medeverdachte] de foto’s voor [naam site 2] maakte en in dat kader vijf avonden per week weg was (en kennelijk daarnaast het onderhoud van de digitale fotoalbums voor zijn rekening nam) en dat hij daarnaast ook nog activiteiten verrichtte met betrekking tot onroerend goed in Duitsland, zoals volgens verdachte zou moeten volgen uit factuur D-13-03. Opmerkelijk is in dit verband ook dat [medeverdachte] heeft verklaard geen eigen computer te hebben en niet handig te zijn in het maken van een logo.
In het strafrechtelijk onderzoek is niet komen vast te staan dat de op de facturen vermelde prestaties daadwerkelijk zijn verricht, evenmin is gebleken dat de facturen zijn betaald, dit terwijl wel om teruggave van BTW is verzocht bij de Belastingdienst. Verdachte heeft ter terechtzitting, zoals reeds vermeld, verklaard dat hij en [medeverdachte] voor [naam site 2] werkten met promotiemateriaal en dat er diverse foto’s op de computer van verdachte zouden staan. Verdachte heeft ter staving van zijn verklaring geen foto’s, promotiemateriaal of anderszins bewijs overlegd. Verdachte heeft derhalve geenszins de door hem gestelde realiteitswaarde van de gefactureerde prestaties onderbouwd. Zijn verklaringen vinden evenmin steun in het strafdossier.
De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aannemelijk is geworden dat de gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, alles in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte aan de Belastingdienst overgelegde factuur valselijk is opgemaakt door medeverdachte [medeverdachte], in naam van [naam BV 4] B.V. en dat verdachte dit wist ten tijde van het overleggen van de factuur aan de Belastingdienst. Gelet op de geschetste feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt met als doel de Belastingdienst ten onrechte teruggaven te laten verlenen. Dit getuigt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide verdachten. Nu de rechtbank deze bewuste en nauwe samenwerking ook ten aanzien van factuur D-03-13 aanwezig acht, acht de rechtbank feit 4 samen en in vereniging met [medeverdachte] en [naam BV 4] B.V. begaan. De rechtbank merkt verder op dat de beschreven gang van zaken met betrekking tot de feiten 3 en 4 in belangrijke mate overeenkomen met de aard van de handelingen en de gang van zaken, zoals beschreven ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Nu de facturen D-13-03, D-13-02 en D-14-04 ten grondslag liggen aan de aangiften over de maanden mei 2009 en juni 2009, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan over voornoemde maanden, teneinde de Belastingdienst ten onrechte belasting te laten terug betalen.
Verdachte was als bestuurder van [naam beherend vennoot]., welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder was in [naam BV 3] B.V., ook (eind)verantwoordelijke ten aanzien van laatstgenoemde vennootschap. Verdachte was gedurende de ten laste gelegde perioden derhalve de feitelijk leidinggever van [naam BV 3] B.V., hetgeen ook niet wordt betwist. Om die reden is verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde, als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit
Nadat verdachte voor [naam BV 5] B.V. de in belastingaangifte over het tweede kwartaal van 2009 heeft gedaan, heeft hij op verzoek van de belastingdienst facturen die betrekking hebben op de geclaimde voorbelasting toegestuurd. [80] Van de in de aangifte teruggevraagde € 24.982,- aan voorbelasting wordt slechts een bedrag van € 17.468,53,- door middel van facturen onderbouwd. Hiervan bestaat € 15.537,25 uit omzetbelasting die door [naam BV 9] B.V. aan [naam BV 5] in rekening is gebracht. [81]
Het gaat om vier facturen van in totaal € 97.366,73 (inclusief € 15.537,25 omzetbelasting), betreffende telkens ‘promotie werkzaamheden, grafische dienstverlening totaalpakket grafisch ontwerp’ te weten:
- een factuur gedateerd 12 mei 2009 van in totaal € 20.503,70 [82]
- een factuur gedateerd 02 juni 2009 van in totaal € 26.899,95 [83]
- een factuur gedateerd 16 juni 2009 van in totaal € 23.020,55 [84]
- een factuur gedateerd 29 juni 2009 van in totaal € 26.888,05. [85]
Door [naam BV 9] B.V. is geen aangifte omzetbelasting gedaan over mei en juni 2009. [86] Door [naam BV 5] V.o.f. is geen omzet aangegeven over het tweede kwartaal 2009. [87]
Verdachte is bestuurder geweest van [naam BV 9] B.V. van 19 mei 2009 tot 2 juni 2009. Medeverdachte [medeverdachte] is directeur geweest van [naam BV 9] B.V. van 18 februari 2009 tot 19 mei 2009 en vervolgens weer vanaf 2 juni 2009. [88]
[medeverdachte] heeft verklaard [89] dat hij de vier facturen van [naam BV 9] heeft opmaakt en verstuurd. Over de gefactureerde werkzaamheden kan of wil hij niet meer zeggen dan dat hij opdracht heeft gegeven een promotiepakket samen te stellen. Ook verdachte heeft niet kunnen of willen zeggen wat de wat de aard en omvang van de onderliggende werkzaamheden is geweest. [90]
[medeverdachte] heeft verklaard dat de facturen niet zijn betaald. In de woning van verdachte zijn kwitanties aangetroffen [91] met daarop –kort gezegd: waarschijnlijk- niet door [medeverdachte] geplaatste – kort gezegd: waarschijnlijk- valse handtekeningen van [medeverdachte]. [92] Verdachte heeft niet gezegd of de facturen betaald zijn. [93] Gelet op het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de facturen zijn betaald.
Zeker gezien de kennelijk bij de betrokken bedrijven ontbrekende omzet, gaat het om relatief grote bedragen die in een betrekkelijk korte tijd gefactureerd zijn. Gelet op de bedragen en de aard van de werkzaamheden, moeten er ook werkzaamheden van aanzienlijke omvang zijn verricht, danwel moet zijn afgesproken dat deze werkzaamheden van aanzienlijke omvang zouden gaan worden verricht. Gelet op de verklaring van [medeverdachte] dat hij geen computer heeft en niet handig is in het maken van een logootje op een factuur, en nu gesteld noch gebleken is dat er op het moment dat de facturen werden opgemaakt nog anderen dan [medeverdachte] werkzaam waren binnen [naam BV 9] B.V., zal een derde moeten zijn gecontracteerd voor de gefactureerde werkzaamheden.
In het dossier zijn (terwijl de administratie van verdachte en [medeverdachte] door de Fiod is onderzocht) geen aanknopingspunten te vinden zijn dat de op de facturen vermelde prestaties daadwerkelijk zijn verricht of dat iemand zich heeft verboden tot het verrichten van de op de facturen genoemde prestaties. Verdachte en [medeverdachte] hebben ook niets concreets en verifieerbaars gesteld over de aard en de omvang van de werkzaamheden en door wie en wanneer de werkzaamheden zijn of zouden gaan worden verricht, terwijl het wel op hun weg had gelegen. De door hen in algemene termen gestelde realiteitswaarde van de gefactureerde prestaties is door de verdachten niet onderbouwd en door hen zijn evenmin aanknopingspunten verstrekt op grond waarvan nader onderzoek zou kunnen plaatsvinden naar de gefactureerde werkzaamheden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht of zouden worden verricht.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, alles in samenhang bezien, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de hiervoor genoemde facturen van [naam BV 9] B.V. aan [naam BV 5] B.V. valselijk zijn opgemaakt. Nu van werkzaamheden niets is gebleken, de facturen niet zijn betaald, gesteld noch gebleken is dat is geprobeerd betaling te verkrijgen, en nu door [naam BV 9] geen omzet is aangegeven, moet het opmaken tot doel hebben gehad de Belastingdienst tot uitkering van voorbelasting aan [naam BV 5] B.V. te bewegen.
Nu [medeverdachte] heeft verklaard de facturen te hebben opgemaakt, nu gesteld noch gebleken is dat in de tenlastegelegde periode een ander of anderen dan [medeverdachte] betrokken was of waren bij [naam BV 9] B.V., nu verdachte enig bestuurder was van [naam BV 5] B.V., nu verdachte tevens de belastingaangifte van [naam BV 5] B.V. heeft opgemaakt en de facturen aan de belastingdienst heeft overgelegd en nu verdachte en [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode goede vrienden waren [94] , kan het niet anders dan dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide verdachten en hun betrokken vennootschappen.
Nu de besproken facturen ten grondslag liggen aan de aangifte over het tweede kwartaal van 2009, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan over dit kwartaal, door op de aangifte de op de facturen in rekening gebrachte BTW en daardoor een te hoog bedrag aan voorbelasting op te voeren.
Verdachte heeft de aangifte gedaan en droeg als bestuurder van [naam BV 5] B.V. dus kennelijk zorg voor de belastingaangifte van de vennootschap. Verdachte kan derhalve worden geacht gedurende de ten laste gelegde perioden feitelijk leiding te hebben gegeven aan het doen van de aangifte omzetbelasting door de vennootschap.
Vrijspraak onjuiste aangifte omzetbelasting over juli 2009
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het doen van –kort gezegd- onjuiste aangifte omzetbelasting over juli 2009. De door hem over die maand teruggevraagde voorbelasting ziet op een factuur (D-19-02-02) van[bedrijf] aan [naam BV 5] betreffende de overname van de domeinnaam
[naam site 3], eigenaar van[bedrijf] en tevens eigenaar van voornoemde domeinnaam, heeft verklaard de factuur te hebben opgemaakt en verstuurd nadat hij met verdachte tot overeenstemming over de prijs was gekomen. Hoewel betaling van de factuur door [naam BV 5] B.V. uiteindelijk is uitgebleven, hetgeen, in het licht van de andere tenlastegelegde en bewezen verklaarde feiten, te denken geeft, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat geen sprake is geweest van een reële overeenkomst, dan wel een door verdachte opgezette schijnconstructie om een factuur te krijgen die kon worden gebuikt ten behoeve van een opzettelijk onjuiste belastingaangifte.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde feit
Nadat verdachte op 29 juni 2009 belastingaangifte heeft gedaan voor [naam BV 6] B.V. heeft hij, nadat nadere informatie was gevraagd met betrekking tot de teruggaaf, medio augustus 2009 stukken toegestuurd waaronder een zestal facturen van [naam BV 4] B.V. [95]
Het merendeel van het door [naam BV 6] B.V. teruggevraagde bedrag van € 27.465,- aan voorbelasting, bestaat uit omzetbelasting die door [naam BV 4] B.V. op de facturen in rekening is gebracht, te weten € 25.194,49. [96] Het gaat om de volgende zes facturen van in totaal € 157.797,08 (inclusief BTW):
- een factuur gedateerd 07 mei 2009 van in totaal € 11.237,46 (inclusief € 1.794,22 BTW) [97] betreft ‘extern fatsoeneren van gehele grondstuk te weten egaliseren gehele parkeerterrein, aanleggen/onderhouden van de tuinen, hoveniersdiensten met betrekking tot de gehele kavel incl de kavel waarop kantoorruimte is gelegen. Alle struiken/bomen etc op de kavel snoeien + onkruid verwijderen uit alle terrassen + egaliseren’ (D-23-01)
- een factuur gedateerd 11-05-09 van in totaal € 29.892,80 (inclusief € 4.772,80 BTW) [98] betreft ‘Schilder werkzaamheden complete buitenzijde van het pand incl. alle gevenls, kozijnen, muren, deuren, en houtwerk (incl. Voorbehandeling)’ (D-23-02)
- een factuur gedateerd 14-05-09 van in totaal € 43.845,55 (inclusief € 7.000,55 BTW) [99] betreft ‘Het verbouwen van zowel de heren als de dames toiletten, in zowel het restaurant gedeelte alsmede het discotheek gedeelte, hierbij ingbegrepen het verleggen van meerdere waterleidingen, vernieuwen van sanitair/ventilatiepunten/spoelbakken/urinoirs en het grondwaterpompsysteem in bijgebouw’ (D-23-03)
- een factuur gedateerd 26-05-09 van in totaal € 33.801,95 (inclusief € 5.369,95 BTW) [100] betreft ‘Het verbouwen van de voormalige rookruimte. Inbegrepen: realiseren van een bar (steen)/afwerking (hout), betegeling, extra nooduitgang, technische ruimte voor licht/geluid/Dj, verbindingen realiseren naar hoofd technische ruimte (kelder) incl verbinding naar versterker + realiseren van sprinkler installatie, en watertoevoer vanuit Grondwaterpomp systee, voor koeling van de laser techniek.’ (D-23-04)
- een factuur gedateerd 10-06-09 van in totaal € 31.017,35 (inclusief € 4.952,35 BTW) [101] betreft ‘inrichten van 8 werkplekken incl bureau, bureaustoelen, 5x systeemkast, TFT schermen, printers, laptops, dossierkasten, spreektafel, spreektafelstoelen, decoratiemateriaal etc’ (D-24-01)
- een factuur gedateerd 18-06-09 van in totaal € 8.001,97 (inclusief € 1.277,62 BTW) [102] betreft ‘afbreken van speeltuin + fatsoeneren van de huidige kavel incl repareren van diverse aanwezige houten bloembakken, verwijderen van enkele grote sierstenen het onderhoud en fatsoeneren van gehele grondstuk. Herhaling van egaliseren gehele parkeerterrein, aanleggen/onderhouden van de tuinen, hoveniersdiensten met betrekking tot de gehele kavel incl. de kavel waar de kantoorruimte is gelegen’ (D-24-02).
[naam BV 4] B.V. heeft over de maanden mei en juni 2009 geen aangifte omzetbelasting gedaan. [103] [naam BV 6]B.V. heeft aangiftes omzetbelasting gedaan over het tweede kwartaal van 2009 en over de maanden juli tot en met september 2009. In deze aangiftes heeft [naam BV 6]B.V. geen omzet opgegeven, maar enkel voorbelasting teruggevraagd. [104]
[betrokkene 1] was in de maanden mei en juni 2009 directeur van [naam BV 6]B.V. [105] [medeverdachte] was in de maanden mei en juni 2009 directeur van [naam BV 4] B.V. [106]
[betrokkene 1] heeft, zo verklaart hij, geen belastingaangifte gedaan, weet niets van de facturen en de daarop vermelde werkzaamheden en heeft geen verbouwing gezien. [107]
Volgens verdachte zien de facturen op daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden in en rondom het [dansgelegenheid]. Het pand is geschilderd en de andere werkzaamheden zijn, zo verklaart hij ter zitting, verricht door een jongen wiens naam hij niet meer weet en waarvan hij weet dat hij in de buurt woont ‘een aardige jongen met een rode neus.’ [108]
Factuur D-23-02 betreffende schilderwerkzaamheden
[betrokkene 2], die met zijn bedrijf Schildersbedrijf [naam schildersbedrijf] de schilderwerkzaamheden aan de buitenkant van het [dansgelegenheid] heeft verricht, heeft, na offertes d.d. 13 mei 2009 en 18 mei 2009, voor de schilderwerkzaamheden d.d. 19 mei 2009 een bedrag van € 10.115,- inclusief BTW aan [naam BV 4] B.V. gefactureerd. De werkzaamheden zijn in week 21 en 22 van 2009
(rechtbank: de laatste twee weken van mei 2009)verricht en de factuur is nooit betaald. [109] Gelet op de hoogte van de factuur van [betrokkene 2] en gelet op de datum van de offertes en de factuur, is het opmerkelijk dat de factuur van [naam BV 4] B.V. dateert van 11 mei 2009, te weten van voor de eerste offerte, en in totaal bijna drie maal zoveel als de factuur van [betrokkene 2], namelijk € 29.892,80 inclusief BTW, bedraagt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij met [naam BV 4] B.V. een keer voor [naam BV 6]schilderwerkzaamheden heeft laten uitvoeren. Hij heeft de factuur van de schilder gekregen en dat aan [naam BV 6]B.V. doorbelast met ‘ietsje’ ertussen. De factuur met betrekking tot de schilderwerkzaamheden (D-23-02) van € 29.892,80 heeft [medeverdachte] opgemaakt. De rekening van de schilder is volgens [medeverdachte] niet betaald en [naam BV 6]B.V. heeft de factuur van [naam BV 4] B.V. met betrekking tot de schilderwerkzaamheden ook niet betaald. [110]
Gelet op alle omstandigheden, te weten samengevat:
- het niet betaald zijn van de factuur en nu gesteld noch gebleken is dat daadwerkelijke betaling van de factuur is verlangd
- het grote verschil in hoogte tussen de factuur van Schildersbedrijf [naam schildersbedrijf] ([betrokkene 2]) aan [naam BV 4] B.V. en de aan de belastingaangifte ten grondslag gelegde factuur van [naam BV 4] B.V. aan [naam BV 6]B.V., terwijl gesteld noch gebleken is dat dit verschil door enige prestatie wordt gerechtvaardigd
- het opmaken van de factuur nog voordat de werkzaamheden door [betrokkene 2] waren gefactureerd
- en nu door [naam BV 4] B.V. en door [naam BV 6]B.V. geen omzet is opgegeven
acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de factuur D-23-02 betreffende de schilderwerkzaamheden valselijk is opgemaakt voor zover het betreft de hoogte van de factuur. De rechtbank acht gelet op voornoemde omstandigheden eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de facturen zijn opgemaakt met het doel de Belastingdienst tot uitkering van voorbelasting aan [naam BV 6]te bewegen.
De overige facturen (D-23-01, D-23-03, D-23-04, D-24-01en D-24-02)
[medeverdachte] weet niet te verklaren over andere werkzaamheden die zouden zijn verricht vanuit [naam BV 4] voor [naam BV 6] Entertainment. Gevraagd naar de overige facturen van [naam BV 4] B.V. aan [naam BV 6]BV (D-23-01, D-23-03, D-23-04, D-24-01en D-24-02) en de daarop vermelde werkzaamheden beroept [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht. [111]
Getuige [getuige 2], heeft namens [naam BV 10] B.V., de verhuurder van het [dansgelegenheid], verklaard [112] dat het [dansgelegenheid] per 1 mei 2009 is verhuurd aan [naam BV 6]B.V., dat de huur niet betaald is en dat hij altijd van doen had met verdachte en een zekere [getuige 2] verklaart, gevraagd naar de gefactureerde werkzaamheden, dat de schilderwerkzaamheden buiten zijn verricht, dat het zou kunnen dat de grond/het kavel is gefatsoeneerd, maar dat hij niets weet van verbouwingen van toiletten en de rookruimte en van het inrichten van acht werkplekken. Voor het verleggen van leidingen is voorts toestemming van de verhuurder nodig, zo verklaart [getuige 2]. Ook een door [getuige 2] tijdens het verhoor gebelde vertegenwoordiger, die, zo begrijpt de rechtbank, het kennelijk zou moeten weten als er iets verbouwd wordt, vertelt niets te weten van interne verbouwingen. Wel weet de vertegenwoordiger dat de buitenkant netjes is gemaakt en dat het pand is geschilderd. [113]
[getuige 3] [114] verklaart dat verdachte hem heeft gevraagd bepaalde zaken te regelen voor het [dansgelegenheid], zoals het onderhoud van de tuin. Concreet heeft hij, zo verklaart hij, de tuin opgeruimd bij het [dansgelegenheid]. Hiervoor heeft hij niets betaald gekregen.
Zeker gezien de kennelijk bij de betrokken bedrijven ontbrekende omzet, gaat het om relatief grote bedragen die in een betrekkelijk korte tijd gefactureerd zijn. Gelet op de bedragen en de aard van de werkzaamheden, moeten er ook werkzaamheden van aanzienlijke omvang zijn verricht, danwel moet zijn afgesproken dat deze werkzaamheden van aanzienlijke omvang zouden gaan worden verricht. De gefactureerde werkzaamheden (onder meer hoveniersdiensten, egalisatie van het parkeerterrein, onderhoud van de tuin en tamelijk ingrijpende verbouwingenverklaring waaronder de realisatie van een technische ruimte voor licht, geluid en DJ en het verbouwen van de toiletruimtes) zijn bovendien in hoge mate specialistische van aard. Gesteld noch gebleken is dat [medeverdachte] de werkzaamheden zelf heeft verricht/zou (kunnen) verrichten, hetgeen gelet op de diversiteit aan specialistische werkzaamheden ook niet voor de hand ligt. Nu gesteld noch gebleken is dat er op het moment dat de facturen werden opgemaakt nog anderen dan [medeverdachte] werkzaam waren binnen [naam BV 4] B.V., zal een derde moeten zijn gecontracteerd voor de gefactureerde werkzaamheden. Dat dit is gebeurd en wie dit dan is geweest is gesteld noch gebleken.
Verdachte en [medeverdachte] hebben niets concreets en verifieerbaars gesteld over de totstandkoming van de werkzaamheden en door wie en wanneer de werkzaamheden zijn of zouden gaan worden verricht, terwijl dit wel op hun weg had gelegen nu zij de enigen zijn die hierover iets zouden kunnen verklaren. De door de verdachte in algemene termen gestelde realiteitswaarde van de gefactureerde prestaties is door hem niet onderbouwd en door hem zijn evenmin aanknopingspunten verstrekt op grond waarvan nader onderzoek zou kunnen plaatsvinden naar de gefactureerde werkzaamheden. Nu in het strafrechtelijk onderzoek ook verder geen aanknopingspunten te vinden zijn dat de op de facturen vermelde prestaties daadwerkelijk zijn verricht of dat iemand zich heeft verbonden tot het tegen betaling verrichten van de op de facturen genoemde prestaties, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht of dat overeengekomen is dat de werkzaamheden tegen betaling van de op de facturen opgenomen bedragen zouden worden verricht.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de verklaring van [getuige 3] dat hij de tuin heeft opgeruimd en hiervoor niet betaald heeft gekregen. De rechtbank gaat er ook vanuit dat het netjes maken /fatsoeneren van de kavel waarover [getuige 2] verklaart door [getuige 3] is gebeurd. Voorzover anderen dan [getuige 3] meer hebben gedaan, had het weg van verdachte gelegen hierover nader te verklaren. Nu hij dit niet heeft gedaan, gaat de rechtbank ook uit van valsheid van de facturen D-23-01en D-24-02.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, alles in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de hiervoor genoemde facturen van [naam BV 4] B.V. aan[naam BV 6] B.V. valselijk zijn opgemaakt. Nu van werkzaamheden niets is gebleken, de facturen niet zijn betaald, gesteld noch gebleken is dat is geprobeerd betaling te verkrijgen, en nu door [naam BV 4] B.V. geen omzet is aangegeven, moet het opmaken tot doel hebben gehad de Belastingdienst tot uitkering van voorbelasting aan[naam BV 6] B.V. te bewegen.
Nu enerzijds [medeverdachte] heeft verklaard de valse factuur betreffende de schilderwerkzaamheden te hebben opgemaakt, en [medeverdachte] overigens heeft verklaard in het algemeen degene te zijn die de facturen van [naam BV 4] B.V. opmaakt en nu gesteld noch gebleken is dat in de tenlastegelegde periode een ander of anderen dan [medeverdachte] betrokken was of waren bij [naam BV 4] B.V. en nu anderzijds verdachte vergaand betrokken was bij [naam BV 6]B.V., de belastingaangifte en de overlegging van de facturen aan de belastingdienst en nu verdachte en [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode goede vrienden waren [115] , kan het niet anders dan dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide verdachten en hun betrokken vennootschappen.
Nu de besproken facturen ten grondslag liggen aan de aangifte over het tweede kwartaal van 2009, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk onjuist aangifte heeft gedaan over dit kwartaal, door op de aangifte de op de facturen in rekening gebrachte BTW en daardoor een te hoog bedrag aan voorbelasting terug te vragen.
Verdachte heeft de aangifte gedaan en heeft de onderliggende facturen aan de belastingdienst heeft verstrekt. Verdachte droeg dus kennelijk zorg voor de belastingaangifte van de vennootschap. Verdachte kan derhalve worden geacht gedurende de ten laste gelegde perioden feitelijk leiding te hebben gegeven aan het doen van de aangifte omzetbelasting door de vennootschap.
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde feit.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal omschrijving wapens en munitie p. 736 t/m 738 en de daarbij horende fotomap wapens en munitie, p. 739 t/m 743;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 169;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 augustus 2014.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
[naam CV/BV] CV op verschillende tijdstippen in de periode november 2008 tot en met maart 2009, in Nederland, (telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) voor de omzetbelasting over na te noemen maanden, te weten de maanden oktober 2008 tot en met februari 2009, onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen, terwijl die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid (telkens) hierin bestaan, dat in dat aangiftebiljet over de periode 8 tot en met 31 oktober 2008 en in de (digitale) aangiften over de maand(en) november
2008, december 2008, januari 2009 en februari 2009 (telkens)
ten onrechte een terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2.
[naam CV/BV] CV te Doetinchem, op een of meer verschillende tijdstippen in de periode december 2008 tot en met maart 2009, alleen, (telkens) opzettelijk, terwijl genoemde rechtspersoon, (telkens) ingevolge het artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in ieder geval in gevolge de Belastingwet, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan de Belastingdienst Oost/kantoor Doetinchem, terwijl die feite ner (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende zij, verdachte, met genoemd doel:
a. een (kopie-)factuur van [naam BV 1]BV aan [naam CV/BV] BV (noot: terwijl genoemde, geadresseerde rechtspersoon "CV" in haar naam droeg) dd. 29 oktober 2008, waarmee een bedrag van Euro 245.437,50 (incl. BTW) aan commissie in rekening werd gebracht;
en
vier, (kopie-)facturen van [naam BV 2] BV aan [naam CV/BV] CV respectievelijk gedateerd 13 november 2008, 18 december 2008, 14 januari 2009 en 5 februari 2009 waarmee respectievelijk bedragen van Euro 327.250,- (incl. BTW), Euro 357.000,- (incl. BTW), Euro 476.000,- (incl. BTW) en Euro 357.000,- (incl. BTW) aan commissie in rekening werd gebracht,
aan een of meer ambtenaren van de Belastingdienst Oost/kantoor Doetinchem overgelegd, terwijl die valse vorm er (telkens) in bestond dat die facturen (telkens) geheel fictief waren althans dat (telkens) geen of nagenoeg geen qua aard en/of omvang reële dienst(en), in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, daarvoor waren/was verricht of ten grondslag lag(en) aan die facturen,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
3.
[naam BV 3] BV op meer verschillende tijdstippen in de periode eind mei 2009 tot en met eind juni 2009, in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere rechtspersoon en een natuurlijke persoon, (telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangifte(n) voor de omzetbelasting over de maand(en) mei 2009 en juni 2009, onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen, terwijl die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid (telkens) hierin bestaan, dat in de (digitale) aangiften over de maand(en) mei 2009 en juni 2009 (telkens) ten onrechte een terug te betalen bedrag werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
4.
[naam BV 3] BV in Nederland, op 20 augustus 2009, tezamen en in vereniging met een andere rechtspersoon en met een natuurlijke persoon, (telkens) opzettelijk, terwijl genoemde rechtspersoon, (telkens) ingevolge het artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in ieder geval in gevolge de Belastingwet, als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld aan de Belastingdienst Amsterdam, terwijl die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende zij, verdachte, met genoemd doel:
a. een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV d.d. 25 mei 2009, waarmee een bedrag van Euro 4.248,30 (incl. BTW) ter zake van (zakelijk weergegeven) fotografie- en internetwerkzaamheden in rekening werd gebracht; (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-13-02, doorgenummerde bladzijde 1206)
en
een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV dd.28 mei 2009, waarmee een bedrag van Euro 86.483,25 (incl. BTW) aan commissie in rekening werd gebracht (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-13-03, doorgenummerde bladzijde 1208)
en
een (kopie-)factuur van [naam BV 4] BV aan [naam BV 3] BV d.d. 12 juni 2009, waarmee een bedrag van Euro 47.793,38 (incl. BTW) ter zake van (zakelijk weergegeven) fotografie- en internetwerkzaamheden in rekening werd gebracht; (vindplaats (kopie)-factuur, bijlage D-14-04, doorgenummerde bladzijde 1271)
aan de Belastingdienst Amsterdam toegezonden of doen toekomen, terwijl die valse vorm er (telkens) in bestond dat die facturen (telkens) geheel fictief waren,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafbare feiten opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
5.
[naam BV 5] BV op een tijdstip in de periode eind juni2009 tot en met augustus 2009, in Nederland, tezamen en in vereniging met een rechtspersoon en natuurlijke persoon, opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, een bij de Belastingwet voorziene aangifte
,als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009 onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur derbelastingen terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan, dat in de (digitale) aangifte over het tweede kwartaal van 2009 een te hoog bedrag aan voorbelasting werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijkleiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging
6.
[naam BV 6]BV op of omstreeks 29 juni 2009,
in Nederland, tezamen en in vereniging met een andere rechtspersoon en een natuurlijke persoon,
opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, een
bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het tweede
kwartaal van 2009, onjuist heeft gedaan bij de Inspecteur der
belastingent terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan, dat in de (digitale) aangifte over het tweede kwartaal van 2009 een (te hoog) bedrag aan
voorbelasting en ten onrechte een terug te betalen bedrag
werd vermeld,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging
7.
hij op 27 april 2010 te Westervoort, voorhanden heeft gehad:
a. a) een gaspistool, merk Walther, type P99, kaliber 9 millimeter, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1,categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie;
b) een nabootsing van een pistool van het merk Walther, model P99, zijnde een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie;
c) een pistoolhouder van het merk Walther, type P99, kaliber 9x19 millimeter, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie;
d) een loop, bestemd voor het verschieten van projectielen middels een vuurwapen, zijnde een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en munitie.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Feitelijk leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 2:
Feitelijk leiding geven aan het ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl dit feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 3:
Feitelijk leiding geven aan medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 4:
Feitelijk leiding geven aan medeplegen van het ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl dit feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 5:
Feitelijk leiding geven aan medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 6, primair:
Feitelijk leiding geven aan medeplegen van het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Ten aanzien van feit 7:
Handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie
en
Handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis rekening gehouden met de grootte van het fiscale benadelingsbedrag en het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door hun handelen het voor ondernemers gunstige en op vertrouwen gebaseerde belastingsysteem hebben ondermijnd. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd zich expliciet uit te laten over de vraag of bij het bepalen van de strafmaat uitgegaan moet worden van het fiscale benadelingsbedrag (het ten onrechte teruggevraagde bedrag) of het strafrechtelijke benadelingsbedrag (het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag).Voorts heeft de officier rekening gehouden met de mate waarin verdachte voordeel heeft genoten, het feit dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de tijd die zijn cliënt voorlopig gehecht is geweest, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van zijn cliënt. Ook wijst de raadsman op het feit de justitiële documentatie van zijn cliënt geen melding maakt van nieuwe strafbare feiten. Gelet op het bovenstaande verzoekt de raadsman de rechtbank een onvoorwaardelijke straf op te leggen, gelijk aan de periode die zijn cliënt in deze zaak voorlopig gehecht is geweest, alsmede de maximaal op te leggen werkstraf of een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 5 augustus 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) belastingfraude en overtreding van de Wet wapens en munitie. De Belastingdienst moet er op kunnen vertrouwen dat op goede grond belasting wordt teruggevraagd en dat documenten die zij van belastingplichtigen krijgt ten bewijze van betalingen/betalingsverplichtingen echt en onvervalst zijn. Verdachte heeft dit vertrouwen meermalen en op listige wijze beschaamd. Voorts wordt het handelen van verdachte in de maatschappij als zeer verwerpelijk ervaren. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen dan ook aan.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank het fiscale benadelingsbedrag, oftewel het beoogde fiscale nadeel, als uitgangspunt. Dat in ogenschouw nemend, alsmede de ernst van de feiten en het feit dat verdachte reeds eerder veroordeeld is ten aanzien van frauduleuze handelingen, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank echter ook rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn is overschreden. Uit vaste jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad volgt dat de redelijke termijn aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen op het moment van de doorzoeking in de woning van verdachte, op 27 april 2010. Als uitgangspunt dient te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Van eventuele uitzonderingen op dit uitgangspunt is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat brengt mee dat de redelijke termijn met twee jaren en vier maanden is overschreden. Een deel van het tijdsverloop is een gevolg van door de verdediging ingediende en door de rechtbank toegewezen onderzoekshandelingen, die belangrijk waren voor het onderzoek. Tevens heeft het enige tijd geduurd voordat de zaak een eerste maal door het openbaar ministerie voor regie bij de rechtbank werd aangebracht.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden dat de fiscus voor een deel van de door verdachte verzochte teruggaves niet daadwerkelijk is overgegaan tot uitbetaling aan verdachte.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, een (forse) werkstraf niet aan de orde is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 51, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68, 69 en 72 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. F.M.A. 't Hart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 augustus 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opsporingsambtenaren Belastingdienst/FIOD, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 45188, getekend 21 februari 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 11 juni 2009, D-28, p. 1411 en het schriftelijke bescheid inhoudende een uittrekstel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 26 mei 2010, D-28-01, p. 1412.
3.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel van [naam], D-27, p. 1409 en 1410 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en de schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over de maanden oktober 2008, D-06, p. 1182 en D-06-A, p. 1183, november 2008, D-07, p. 1187, december 2008, D-08, p. 1189, januari 2009, D-09, p. 1192 en februari 2009, D-10, p. 1199 en het schriftelijke bescheid, inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-01, p. 1475, midden.
5.Het schriftelijke bescheid inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over de maanden oktober 2008, D-06, p. 1182.
6.De schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over de maanden november 2008, D-07, p. 1187, december 2008, D-08, p. 1189, januari 2009, D-09, p. 1192 en februari 2009, D-10, p. 1199.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van [inspecteur] d.d. 22 december 2008, D-06-01, p. 1184.
8.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 1]B.V. d.d. 29 oktober 2008, D-01, p. 846.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van inspecteur [inspecteur] d.d. 30 maart 2009, D-09-01, p. 1193 t/m 1195.
10.De schriftelijke bescheiden inhoudende (kopie)facturen van [naam BV 2] B.V., respectievelijk gedateerd 13 november 2008, D-02, p. 853, 18 december 2008, D-03, p. 909, 14 januari 2009, D-04, p. 967 en 5 februari 2009, D-05, p. 1071.
11.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 1 juli 2009, D-29, p. 1418 en het schriftelijke bescheid inhoudende een uittrekstel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 26 mei 2010, D-29-01, p. 1419.
12.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel van [naam], D-27, p. 1409 en 1410 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014.
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en de schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over de maanden mei 2009, D-13, p. 1204 en juni 2009, D-14, p. 1264 en het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-02, p. 1486, midden.
14.Het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-02, p. 1486, midden.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-02, p. 495.
16.Het schriftelijke bescheid inhoudende (kopie)facturen van [naam BV 4] B.V., respectievelijk gedateerd 25 mei 2009, D-13-02, p. 1206 en 28 mei 2009, D-13-03, p. 1208.
17.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-02, p. 495.
18.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. gedateerd 12 juni 2009, D-14-04, p. 1271.
19.Het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van verdachte aan de Belastingdienst Amsterdam, D-13-01, p. 1205.
20.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 1 juli 2009, D-30, p. 1423 en Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 26 mei 2010, D-30-01, p. 1426.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en de schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, D-18, p. 1280 en de maand juli 2009, D-19, p. 1351 en het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-03, p. 1498, tweede alinea.
22.De schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, D-18, p. 1280 en de maand juli 2009, D-19, p. 1351.
23.De schriftelijke bescheiden inhoudende aangiften voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, D-18, p. 1280 en de maand juli 2009, D-19, p. 1351.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014 en het schriftelijke bescheid inhoudende een aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, D-64, p. 1849 en het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-08, p. 1525.
25.Het schriftelijke bescheid inhoudende een aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2009, D-64, p. 1849.
26.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014.
27.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregisterhistorie Kamer van Koophandel d.d. 11 juli 2009, D-45, p. 1672.
28.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 30 juni 2009, D-45-01, p. 1673.
29.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 11 februari 2010, D-46, p. 1674.
30.Het proces-verbaal van ambtshandeling verb. [verbalisant 1] en[verbalisant 3], AH-32, p. 673 onderaan en p. 674 bovenaan.
31.De schriftelijke bescheiden inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 1]en [naam CV/BV] B.V., D-01-01, p. 847 en commissieovereenkomsten tussen [naam BV 2] B.V. en [naam CV/BV] C.V., D-02-01, p. 855, D-03-01, p. 911, D-04-01, p. 969 en D-05-01, p. 1073.
32.Het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris van getuige [getuige 1], p. 3 van dat proces-verbaal en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], R3-002c, p.441 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], R3-002h, p. 489.
33.Het schriftelijke bescheid inhoudende een beschikking van Staatsanwalschaft Detmold, R3-002e, p. 445.
34.Het schriftelijke bescheid inhoudende een beschikking van Staatsanwalschaft Detmold, R3-002e, p. 445 en 446.
35.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, V-01-03, p. 174 en 175 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2014.
36.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, V-01-03, p. 175.
37.De schriftelijke bescheiden inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 1]B.V. d.d. 29 oktober 2008, D-01, p. 846 en (kopie)facturen van [naam BV 2] B.V., respectievelijk gedateerd 13 november 2008, D-02, p. 853, 18 december 2008, D-03, p. 909, 14 januari 2009, D-04, p. 967 en 5 februari 2009, D-05, p. 1071.
38.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 11 juni 2009, D-45, p. 1670 en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 1]B.V. d.d. 29 oktober 2008, D-01, p. 846.
39.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 11 juni 2009, D-28, p. 1411 en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 1]B.V. d.d. 29 oktober 2008, D-01, p. 846.
40.De schriftelijke bescheiden in houdende (kopie)facturen van [naam BV 2] B.V. respectievelijk gedateerd 13 november 2008, D-02, p. 853, 18 december 2008, D-03, p. 909, 14 januari 2009, D-04, p. 967 en 5 februari 2009, D-05, p. 1071.
41.De schriftelijke bescheiden inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 1]en [naam CV/BV] B.V., D-01-01, p. 847 en commissieovereenkomsten tussen [naam BV 2] B.V. en [naam CV/BV] C.V., D-02-01, p. 855, D-03-01, p. 911, D-04-01, p. 969 en D-05-01, p. 1073.
42.Het proces-verbaal van ambtshandeling, AH-17, p. 550, onder 12B.
43.Proces-verbaal van relaas p.51.
44.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2014.
45.Het vonnis van de rechtbank Almelo d.d. 30 maart 2012, parketnummer 08/996001-11.
46.Het proces-verbaal van verhoor getuige [inspecteur], G-02-01, p. 260.
47.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 25 augustus 2009, D-31, p. 1433.
48.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 25 augustus 2009, D-31, p. 1433 en het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel d.d. 28 april 2010, D-31-01, p. 1434.
49.Het overzichtsproces-verbaal, dossiernummer 45188, p. 6, onderaan.
50.Het overzichtsproces-verbaal, dossiernummer 45188, p. 6, bovenaan.
51.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, V-01-01, p. 167.
52.Het schriftelijke bescheid inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 4] B.V. en [naam BV 3] B.V., D-13-03-01, p. 1210.
53.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-01, p. 224, midden.
54.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-01, p. 224, boven het midden.
55.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-02, p. 228, bovenaan.
56.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-02, p. 228, bovenaan.
57.Het schriftelijke bescheid inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 4] B.V. en [naam BV 3] B.V., D-13-03-01, p. 1210.
58.Het schriftelijke bescheid inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 4] B.V. en [naam BV 3] B.V., D-13-03-01, p. 1210 en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 28 mei 2009, D-13-03, p. 1208.
59.Het schriftelijke bescheid inhoudende een commissieovereenkomst tussen [naam BV 4] B.V. en [naam BV 3] B.V., D-13-03-01, p. 1210.
60.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 28 mei 2009, D-13-03, p. 1208 en het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-17, p. 549, onderaan.
61.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 28 mei 2009, D-13-03, p. 1208.
62.Het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-17, p. 550, onder 12B.
63.Het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] van de Belastingdienst Apeldoorn, D-41-01, p. p. 1626, midden.
64.Het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-02, p. 1486, midden en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 28 mei 2009, D-13-03, p. 1208.
65.Het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van inspecteur [inspecteur] d.d. 30 maart 2009, D-09-01-A, p. 1196 t/m 1198 en het overzichtsproces-verbaal, dossiernummer 45188, p. 62, onderaan.
66.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2014.
67.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014.
68.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014.
69.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, V-01-01, p. 184, onder het midden.
70.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-01, p. 224, midden.
71.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-01, p. 224, boven het midden.
72.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-02, p. 228, bovenaan.
73.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-02, p. 228, bovenaan.
74.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], V-05-04, p. 240, midden.
75.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 25 mei 2009, D-13-02, p. 1206 en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 12 juni 2009, D-14-04, p. 1271 en het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-18, p. 552.
76.Het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 25 mei 2009, D-13-02, p. 1206 en het schriftelijke bescheid inhoudende een (kopie)factuur van [naam BV 4] B.V. d.d. 12 juni 2009, D-14-04, p. 1271.
77.Het schriftelijke bescheid inhoudende een proces-verbaal van ambtshandeling, AH-17, p. 550, onder 12B.
78.Het schriftelijke bescheid inhoudende een brief van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] van de Belastingdienst Apeldoorn, D-41-01, p. p. 1626, midden.
79.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte], p. 231.
80.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 augustus 2014; een schriftelijk bescheid te weten een brief van 27 augustus 2009 van de Belastingdienst aan [naam BV 5] B.V., D-19-01 p. 1352; een proces-verbaal van ambtshandeling, AH -03, p.496 4e en 5e alinea.
81.Een proces-verbaal van ambtshandeling, AH -03, p.498 4e en 5e alinea.
82.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-18-01-10 p.1294.
83.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-18-01-26 p.1313.
84.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-18-01-35 p.1338.
85.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-18-36-01 p.1346.
86.Een proces-verbaal van ambtshandeling, AH -03, p.498 en schriftelijke bescheiden D-26-01 en D-26-02 P.1405 en 1406
87.Een proces-verbaal van ambtshandeling, AH -03, p.499 en schriftelijke bescheiden D-33-05 p. 1451 en D-18 p.1280
88.Het schriftelijke bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel D-32 en D32-01 p.1440-1443.
89.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] p.231.
90.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p.185 en verklaring ter terechtzitting van 14 augustus 2014.
91.Overzichtsproces-verbaal p.83; schriftelijke bescheiden, te weten de kwitanties p.1315, p.1320, p.1325, p.1340.
92.Rapportage ‘Vergelijkend onderzoek handtekeningen [medeverdachte]’ d.d. 24 januari 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut.
93.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p.185.
94.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014, getuige [getuige 5] (G4) p.320.
95.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014; het schriftelijke bescheid inhoudende een op 21 augustus 2009 door de Belastingdienst ontvangen brief van [betrokkene 1], namens [naam BV 6]B.V.; het proces-verbaal van ambtshandeling Ah-04 p. 502-503.
96.Een proces-verbaal van ambtshandeling, AH -03, p.498 4e en 5e alinea.
97.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-23-01 p.1383
98.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-23-02 p.1385
99.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-23-03 p.1387
100.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-23-04 p.1389
101.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-24-01 p.1392
102.Het schriftelijke bescheid inhoudende de factuur D-24-02 p.1394
103.Het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring omzetbelasting met betrekking tot [naam BV 4] B.V. D-37-04 p.1505
104.Het schriftelijke bescheid inhoudende een ambtsedige verklaring Omzetbelasting van[ambtenaar], ambtenaar Belastingdienst/Centrale administratie, met bijlagen, D-37-08, p. 1525 en p.1530-1434; proces-verbaal van ambtshandeling Ah-04, p.503 4e alinea.
105.Het schriftelijk bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel D-25, p.1398.
106.Het schriftelijk bescheid inhoudende een uittreksel Handelsregister Kamer van Koophandel D-31, p.1433 en D-31-01 p.1434.
107.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] (V-08-01) p.249, 2e alinea, en p.251, 1e alinea.
108.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014
109.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] (G-07) p.329 en de bijlage bij het verhoor p.334.
110.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V-05-03) p. 234 en (V-05-04) p.239.
111.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V-05-04) p.239-240.
112.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] (G-01-01) p. 255-256
113.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] (G-01-01) p. 256
114.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3](G-08-01) p.338.
115.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2014, getuige [getuige 5] (G4) p.320.