ECLI:NL:RBGEL:2014:6218

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
05/860407-14, 05/801240-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot overval en medeplichtigheid aan poging tot inbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van poging tot overval op een cafetaria en medeplichtigheid aan een poging tot inbraak. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 05/860407-14 en 05/801240-13. De zittingen vonden plaats op 25 juni en 17 september 2014. De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Ten aanzien van het eerste parketnummer, 05/860407-14, werd de verdachte beschuldigd van het plegen van een overval op 24 november 2012 in Nijmegen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen onvoldoende steun boden voor de beschuldiging. De verklaringen waren inconsistent en er was geen direct bewijs dat de verdachte betrokken was bij de overval. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van deze beschuldiging.

Wat betreft het tweede parketnummer, 05/801240-13, werd de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot inbraak op 23 maart 2013 in Bergharen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij in de auto zat terwijl zijn vrienden probeerden in te breken, niet voldoende had gedaan om medeplichtigheid aan de inbraak te bewijzen. De rechtbank sprak de verdachte ook vrij van deze beschuldiging. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van alle ten laste gelegde feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/860407-14, 05/801240-13
Data zittingen : 25 juni 2014, 17 september 2014
Datum uitspraak : 1 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats].
raadsvrouw : mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/860407-14
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Nijmegen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]
, en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan
en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [benadeelde 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, immers is verdachte (met bedekt gelaat/gezicht) (al
schreeuwende) een [benadeelde 2](gelegen aan de [adres 2]) binnengegaan
en/of heeft verdachte (vervolgens) die [benadeelde 1] een (zilverkleurig)
vuurwapen(pistool), althans een op een vuurwapen(pistool) gelijkend voorwerp
getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) meerdere malen, althans eenmaal,
tegen die [benadeelde 1] geroepen/geschreeuwd "geld pakken!" en/of (daarbij) voornoemd
vuurwapen(pistool), althans een op een vuurwapen (pistool) gelijkend voorwerp,
dichtbij/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft gericht/gehouden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Nijmegen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1]
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers is verdachte
(met bedekt gelaat/gezicht) (al schreeuwende) een [benadeelde 2] (gelegen aan de
[adres 2]) binnengegaan en/of heeft verdachte (vervolgens) die [benadeelde 1] een
(zilverkleurig) vuurwapen(pistool), althans een op een vuurwapen(pistool)
gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) meerdere malen,
althans eenmaal, tegen die [benadeelde 1] geroepen/geschreeuwd "geld pakken!" en/of
(daarbij) voornoemd vuurwapen(pistool), althans een op een vuurwapen
(pistool) gelijkend voorwerp, dichtbij/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft
gericht/gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 05/801240-13
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Bergharen, gemeente Wijchen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur (behorende bij een perceel [adres 3] te Bergharen)weg te nemen een hoeveelheid geld en/of enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de schuur te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of enig goed van zijn gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, door een raam van betreffende schuur met een breekijzer open te breken althans het (linker)raam van deze schuur in te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 23 maart 2013 te Bergharen, gemeente Wijchen ter uitvoering van het door voornoemde personen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur (behorend bij perceel [adres 3] te Bergharen) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die voornoemde verdachte(n) en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen een hoeveelheid geld en/of een goed van zijn gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking die mededaders, met een of meer van die mededader(s), althans alleen, een raam met een breekijzer open te breken, althans een (linker)raam van deze schuur in te slaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 maart 2013 te Bergharen, gemeente Wijchen en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door tijdens de poging inbraak op de uitkijk heeft gestaan(zittend in de auto);

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde 1].
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 05/860407-14 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Volgens de officier van justitie behelst de verklaring van [getuige 1] daderwetenschap.
Beoordeling door de rechtbank
De raadsvrouw heeft zeer uitvoerig gepleit. Hierbij heeft zij echter over het hoofd gezien dat zij haar pleidooi had kunnen beperken tot de bespreking van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen tegen verdachte, te weten:
  • De door aangeefster [benadeelde 1] geschatte lengte en het door haar genoemde slanke postuur van de dader, een signalement dat overeenkomt met dat van verdachte.
  • de de auditu verklaring van [getuige 1];
  • en de, (afgeleide) de auditu verklaring van de vader van [getuige 1], [getuige 2].
De verdere inhoud van het dossier bevat geen bewijs tegen verdachte of is (indirect) afkomstig van [getuige 1]
De rechtbank overweegt over voormelde bewijsmiddelen als volgt:
Het signalement van aangeefster is zeer algemeen en biedt onvoldoende ondersteuning aan de verklaring van [getuige 1]
heeft verklaard dat verdachte haar verteld heeft de overval gepleegd te hebben. Ze verklaart onder meer dat verdachte haar vertelde dat hij de vrouw een pistool op het hoofd had gezet en dat hij een zwarte jas en handschoenen droeg. Dit is ook wat [benadeelde 1] verklaard heeft en de officier van justitie bestempelt deze informatie als ‘daderinformatie’, informatie waar alleen de dader en het slachtoffer over kunnen beschikken. De rechtbank acht het echter niet uitgesloten dat deze informatie [getuige 1] op andere wijze ter oren is gekomen. Zij heeft haar verklaring ruim een jaar na het gebeuren afgelegd en zij kwam vaker in de [benadeelde 2], waar ongetwijfeld over de overval is gesproken. Bovendien heeft [getuige 1] verklaard dat verdachte haar verteld had dat hij de [benadeelde 2] via de achterkant had verlaten. [benadeelde 1] heeft echter verklaard dat het niet anders kan dan dat de dader de [benadeelde 2] via de toegangsdeur had verlaten omdat zijzelf via de achteruitgang was weggevlucht en zij de dader had gezien als hij via die uitgang was gevlucht. In zoverre is de “daderinformatie” in de verklaring van [getuige 1] in strijd met de verklaring van het slachtoffer.
[getuige 2] heeft in zijn eerste gesprek met de politie verteld dat zijn dochter hem verteld had dat verdachte aan haar had verteld de overval gepleegd te hebben. [getuige 2] zou zijn dochter hebben gevraagd verdachte verder uit te horen. [getuige 2] heeft toen zelf mee staan luisteren. Hij heeft verdachte toen horen zeggen dat hij het geweer van iemand gekregen had. In zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris verklaart hij echter dat hij dit niet zo gezegd heeft maar dat hij, toen zijn dochter met verdachte naar haar kamer ging, heeft geluisterd en zo verdachte hoorde praten over een overval die hij gepleegd zou hebben. Nu [getuige 2] wisselend heeft verklaard, bieden deze verklaringen onvoldoende steun aan de verklaring van [getuige 1]
Het bewijs komt dus neer op een algemeen signalement en op twee de auditu verklaringen, waarop wat betreft betrouwbaarheid het een en ander valt af te dingen. Er is daarnaast geen enkel direct bewijs dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de overval op de [benadeelde 2].
Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring dat verdachte op 24 november 2012 geprobeerd heeft de [benadeelde 2] van [benadeelde 1] te overvallen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 05/801240-13 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen. Verdachte wist dat de mededaders wilden proberen in te breken, is ondanks dat in de auto blijven zitten en de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag wijst er op dat hij op de uitkijk heeft gestaan.
Beoordeling door de rechtbank
Met de raadsvrouw en de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte, zoals hij ter zitting van 17 september heeft verklaard, al rijdend met zijn vrienden in andermans auto, niet de reële mogelijkheid heeft gehad zich te distantiëren toen hij hoorde wat zij van plan waren. Verdachte had afstand kunnen en moeten nemen van zijn vrienden.
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen de anderen probeerden in te breken, in de auto met het raam open aan het luisteren was of hij iets hoorde maar dat dit niet geweest is met het doel de anderen te waarschuwen en dus op de uitkijk te staan. Voor het overige bevindt zich in het dossier geen bewijs dat verdachte meer heeft gedaan dan het enkel in de auto zitten wachten tot zijn vrienden terugkwamen. Uit het feit dat de ramen van de auto geopend waren zou de rechtbank moeten afleiden dat verdachte opzet had op het plegen van de inbraak en daar opzettelijk behulpzaam bij zou willen zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd, onder deze omstandigheden onvoldoende is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte medeplichtig is geweest aan de poging tot inbraak.
De rechtbank zal verdachte daarom, zoals ook bepleit was door de raadsvrouw, eveneens van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

4. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 05/860407-14 ten laste gelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.100,-.
Nu de rechtbank verdachte van het primair en subsidiair onder dit parketnummer ten laste gelegde heeft vrijgesproken, zal zij de benadeelde niet ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van de onder parketnummer 05/860407-14 primair en subsidiair en de onder parketnummer 05/801240-13 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (05/860407-14).
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.J.H. van Laethem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2014.