ECLI:NL:RBGEL:2014:6214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
AWB-13_7840
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling procesbelang bij zorgindicatie na indicatietermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) en de verweerder inzake een zorgaanvraag op basis van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). De eiseres had een aanvraag ingediend voor zorg, welke aanvankelijk was afgewezen. Na bezwaar werd de aanvraag gegrond verklaard, maar de indicatie werd later opnieuw herzien. De rechtbank moest beoordelen of eiseres nog procesbelang had, nu de indicatietermijnen waren verstreken.

De rechtbank overwoog dat procesbelang aanwezig is als het resultaat van het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en betekenis heeft voor de indiener. Eiseres had in de periode waarvoor zij zorg had kunnen ontvangen, geen zorg in natura genoten en geen kosten gemaakt, waardoor zij niet in een financieel gunstiger positie kon komen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen procesbelang was.

Daarnaast werd overwogen dat een inhoudelijk oordeel van de rechtbank ook relevant kan zijn voor toekomstige aanvragen. Echter, de rechtbank stelde vast dat eiseres recent een operatie had ondergaan, wat mogelijk leidde tot een gewijzigde medische situatie. Dit zou betekenen dat eerdere beoordelingen niet zonder meer van toepassing waren op een nieuwe aanvraag. Desondanks concludeerde de rechtbank dat eiseres geen procesbelang had, omdat zij niet kon aantonen dat er een wezenlijk gewijzigde situatie was die haar in een betere positie zou kunnen brengen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang was. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.E. Marechal, in aanwezigheid van griffier M. Lankamp. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 13/7840

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Osinga),
en

de stichting Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor zorg ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) afgewezen.
Bij besluit van 18 november 2013 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres op grond van de AWBZ een indicatie wordt verstrekt voor Persoonlijke verzorging, klasse 6, voor de duur van drie maanden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Bij besluit van 2 april 2014 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit I ingetrokken en opnieuw beslissende bepaald dat aan eiseres op grond van de AWBZ een indicatie wordt verstrekt voor Persoonlijke verzorging, klasse 7, voor de duur van drie maanden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O. Talhaoui.

Overwegingen

1.
Verweerder heeft het bestreden besluit I vervangen door het bestreden besluit II. Ingevolge 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep in beginsel van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Daar de indicatietermijnen van de bestreden besluiten reeds zijn verlopen, ziet de rechtbank zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres thans nog voldoende procesbelang heeft.
2.
Volgens bestendige rechtspraak is hiervan onder meer sprake als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift met het indienen van het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een uitsluitend formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
3.
Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank van belang dat ter zitting door de gemachtigde van eiseres is medegedeeld dat eiseres in de periode waarvoor zij op grond van de bestreden besluiten in aanmerking kwam voor verstrekking van zorg als bedoeld in de AWBZ, geen zorg in natura heeft genoten en ook geen kosten voor zorg heeft gemaakt. Gelet hierop kan eiseres met haar beroep niet in een - financieel - gunstiger positie komen te verkeren en is er geen sprake van procesbelang als hiervoor bedoeld.
4.
Voorts kan het belang van een betrokkene bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van een besluit ook zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel van de rechtbank kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen van die betrokkene om - vergelijkbare - zorg ingevolge de AWBZ. Daarvan kan alleen sprake zijn indien er geen sprake is van een wezenlijk gewijzigde (gezondheid)situatie.
5.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat eiseres thans een operatie heeft ondergaan, waardoor niet uitgesloten is dat er sprake zal zijn van een gewijzigde medische toestand. Namens eiseres is gesteld dat zij als gevolg van de operatie (tijdelijk) meer zorg nodig heeft dan voordien het geval was. Verweerder heeft zich daarop ter zitting desgevraagd op het standpunt gesteld dat er dientengevolge bij een toekomstige aanvraag een nieuwe medische beoordeling plaats dient te vinden.
6.
Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat er geen sprake is van een wezenlijk gewijzigde (gezondheid)situatie. De eerdere medische beoordelingen kunnen niet onverkort aan een beslissing op een nieuwe aanvraag te grondslag worden gelegd. Bovendien heeft eiseres gesteld dat er van vergelijkbare zorg bij een nieuwe aanvraag geen sprake is. Onder die omstandigheden heeft eiseres dan ook geen procesbelang in de hiervoor omschreven zin. Voor zover eiseres om principiële redenen wenst dat de aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegde medische onderzoeken in beroep worden beoordeeld geldt, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2 is overwogen, dat dit niet is aan te merken als een rechtens te honoreren procesbelang. Dat betekent dat het beroep van eiseres door het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Lankamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.