ECLI:NL:RBGEL:2014:6208

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
AWB-14_1498
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor verblijf in kleinschalig wooninitiatief

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief, en de Raad van bestuur van Agis Zorgkantoor te Amersfoort, de verweerder. Eiser had verzocht om een verhoging van zijn persoonsgebonden budget (pgb) met € 4.000,- wegens zijn verblijf in het wooninitiatief. Verweerder had dit verzoek afgewezen, maar later het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en het pgb met terugwerkende kracht verhoogd met € 1.249,32, ingaande op 9 september 2013. Eiser ging in beroep tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser al op 1 januari 2013 woonde in het kleinschalig wooninitiatief en dat hij aan de voorwaarden voor de toekenning van de verhoging voldeed. De rechtbank oordeelde dat de inschrijving in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba) niet bepalend is voor de toekenning van de verhoging van het pgb. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat de verhoging pas kon worden toegekend vanaf de datum van inschrijving in de Gba. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit door de volledige verhoging van € 4.000,- toe te kennen aan eiser.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 974,- werden vastgesteld, en moest het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/1498

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. G.J.W. Pulles),
en

de Raad van bestuur van Agis Zorgkantoor te Amersfoort, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Punt).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om zijn persoonsgebonden budget (pgb) met een bedrag van € 4.000,- op te hogen, afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en eisers pgb met terugwerkende kracht per 9 september 2013 verhoogd met een bedrag van € 1.249,32.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2014. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn ouders en gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is vanaf oktober 2010 woonachtig in een kleinschalig wooninitiatief in Apeldoorn. Per 9 september 2013 is hij ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie (Gba) op het adres van dit wooninitiatief. Voorheen stond hij bij zijn ouders ingeschreven. Bij besluit van 11 december 2012 heeft verweerder aan eiser op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) voor 2013 een pgb toegekend. Op 16 augustus 2013 heeft eiser verzocht om zijn pgb op te hogen met een bedrag van € 4.000,- wegens verblijf in een kleinschalig wooninitiatief.
2.
Beoordeeld moet worden of verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat een ophoging wegens verblijf in een kleinschalig wooninitiatief pas kan worden toegekend vanaf de datum van inschrijving van de verzekerde in de Gba op het adres hiervan. De rechtbank overweegt als volgt.
3.
Ingevolge artikel 2.6.6, derde lid, van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa), zoals dit gold in 2013 en voor zover hier van belang, verhoogt het zorgkantoor het pgb met € 4.000,- voor een verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief.
Een kleinschalig wooninitiatief is in artikel 1.1.1 onder u van de Rsa gedefinieerd als een woonsituatie waarbij:
a. minimaal 3 en maximaal 26 bewoners een persoonsgebonden budget ontvangen (…), en
b. de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1 van de van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (…).
In artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet Gba) is woonadres, voor zover thans van belang, gedefinieerd als het adres waar de betrokkene woont.
4.
Gezien voormelde definitie van woonadres in artikel 1 van de Wet Gba is voor de vraag waar iemand zijn woonadres heeft de feitelijke woonsituatie doorslaggevend. De inschrijving in de Gba vormt daarvoor slechts een aanwijzing. Uit artikel 2.6.6, derde lid, van de Rsa in samenhang gelezen met de artikel 1.1.1, onder u en sub b, van de Rsa en artikel 1 van de Wet Gba kan derhalve niet worden afgeleid dat een verzekerde voor de opslag wegens verblijf in een kleinschalig wooninitiatief slechts in aanmerking komt vanaf het moment dat hij ook in de Gba op het adres van het wooninitiatief staat ingeschreven. De door verweerder aangehaalde passage uit een aan de Tweede Kamer gerichte brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 oktober 2012 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De door de Minister in de betreffende passage gegeven vanaf 1 januari 2013 luidende definitie van kleinschalig wooninitiatief is gegeven naar aanleiding van de vraag of de tot dan toe gehanteerde criterium van een woonsituatie van minimaal 5 budgethouders op één adres verruimd dient te worden. Deze specifieke context heeft betrekking op artikel 1.1.1, onder u en sub a, van de Rsa. Gelet hierop kan er niet vanuit gegaan worden dat de Minister door in de betreffende definitie te spreken over verblijf op een “Gba-adres” - anders dan dit uiteindelijk in artikel 1.1.1, onder u en sub b, van de Rsa is geregeld - voor ogen heeft gestaan dat de Gba-inschrijving doorslaggevend is voor de vraag of de verzekerde woont in een kleinschalig wooninitiatief. Ten slotte is van belang dat de toelichting op de ten behoeve van 2013 aangepaste Rsa (Stcrt 2012, nr. 26638) evenmin aanknopingspunten biedt voor verweerders standpunt.
5.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat eiser al op 1 januari 2013 woonde in een kleinschalig wooninitiatief en aan de overige criteria voor toekenning van de ophoging is voldaan, had verweerder volledige ophoging van € 4.000,- aan eiser moeten toekennen.
6.
Het bepaalde in artikel 2.6.4, aanhef en onder i, van de Rsa leidt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel, nu eiser in de periode vóór 9 september 2013 in de Gba stond ingeschreven op het woonadres van zijn ouders. Van een situatie waarin een verzekerde blijkens de Gba niet over een woonadres beschikt was in eisers geval derhalve geen sprake.
7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat verweerder het pgb van eiser dient op te hogen met een bedrag van € 4.000,-.
8.
Nu het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag van € 974,- als kosten voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,-, wegingsfactor 1).
9.
Uit de gegrondverklaring van het beroep volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,- aan eiser dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 28 augustus 2013;
- bepaalt dat het aan eiser over de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 toegekende pgb wordt opgehoogd met een bedrag van € 4.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 974,-;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Lankamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.