ECLI:NL:RBGEL:2014:6205

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
05/840504-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en bedreiging van toenmalige partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1], heeft mishandeld en bedreigd. De feiten vonden plaats in de periode van 15 juli 2013 tot en met 29 mei 2014, waarbij de verdachte in verschillende incidenten geweld heeft gebruikt tegen zijn partner, die op dat moment zwanger was. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en stompen van de vrouw op haar buik en hoofd, alsook het bedreigen van haar en hun drie maanden oude zoontje met zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2014 behandeld, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.C.E. Draisma.

De officier van justitie heeft gerekwireerd en de verdachte heeft zich verdedigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mishandeling en bedreiging door de verdachte wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van enkele delen van de tenlastelegging die niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zijn levensgezel meermalen heeft mishandeld en haar op 29 mei 2014 heeft bedreigd met een kinderstoel, wat bij de vrouw de redelijke vrees heeft doen ontstaan dat zij daadwerkelijk met de stoel zou worden geslagen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met mevrouw [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de positieve houding van de verdachte in de behandeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/840504-14
Datum zitting : 16 september 2014
Datum uitspraak : 30 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. I.C.E. Draisma, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2013 tot en met 29 mei 2014 te Nijmegen en/of Putten en/of Amersfoort en/of Arnhem en/of Nijkerk en/of (elders) in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- ( terwijl zij zwanger was)(met kracht) op/tegen haar buik heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of (elders)
- op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen haar be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2013 tot en met 29 mei 2014 te Nijmegen en/of Putten en/of Amersfoort en/of Arnhem en/of Nijkerk en/of (elders) in Nederland [slachtoffer 1] en/of haar/hun 3 maanden oude zoontje genaamd [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk
- op korte afstand van die [slachtoffer 1] gaan staan en/of (daarbij) een (kinder)stoel dreigend boven zijn, verdachtes, hoofd heeft gehouden en/of
voornoemde [slachtoffer 1] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd:
- " als ze weg zijn ben ik nog niet klaar met jou, geloof me ze zullen je nooit meer terugvinden, ik maak je kapot" en/of
- " belazer me nooit, want ik maak je kapot, je zal nooit ergens veilig zijn, je zal je leven lang over je schouder kijken" en/of
- " donder op naar die hoerenfamilie van je, ik maak ze allemaal kapot want ook aan die hoerenfamilie heb ik schijt" en/of
- " ik maak je kapot, ik achtervolg je tot in de hel, je denkt dat je sterk bent maar wacht maar totdat ik op eigen terrein ben" en/of
- " mag ik nog even met mijn zoon knuffelen en afscheid van hem nemen? Dan knuffel ik hem en gooi hem op de grond, bam, heb ik TBS, want ik ben net Hitler, ik niets jij niets" en/of
- " ik maak dat jong kapot" en/of
- " dan wordt het een hele gezellige dag en draait het uit op een familiedrama. Bel maar 112, dan ren ik naar de keukenla en gaat het met een heleboel bloed en geweld" en/of
- " dat is goed, jij gaat terug naar Nijkerk, maar hij gaat dood, want je weet het ik ben net Hitler, ik niets jij ook niets" en/of
- " je weet niet half met wie je je hebt ingelaten, ik ben gewoon een moordenaar", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. I.C.E. Draisma, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. C. van de Lustgraaf, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 maart 2013 hebben verdachte en mevrouw [slachtoffer 1] elkaar leren kennen en daarna hebben zij een relatie gekregen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1], in de periode van 12 mei 2014 tot en met 29 mei 2014 tegen haar been heeft geschopt en haar heeft geslagen in haar zij en op haar linker bovenarm. Tevens heeft hij haar op 29 mei 2014 met zware mishandeling bedreigd door voor haar te gaan staan met een kinderstoel boven zijn hoofd. Dit baseert zij op de aangifte en de getuigenverklaringen en medische gegevens die deze aangifte bevestigen. Voor het overige dient verdachte te worden vrijgesproken nu het dossier – behalve de aangifte – geen andere wettige bewijsmiddelen bevat.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet geloofwaardig is nu deze verklaring op geen enkele wijze wordt ondersteund door andere wettige bewijsmiddelen. Met betrekking tot het tweede tenlastegelegde feit heeft zij nog aangevoerd dat het enkel met een stoel boven het hoofd staan geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kan opleveren.
De beoordeling door de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling voor zover die ziet op het slaan en/of stompen op/tegen de buik en/of hoofd en/of gezicht van [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dit geldt ook voor de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging voor zover die ziet op de woorden die verdachte zou hebben geuit. Verdachte zal daarom ten aanzien van deze delen van de ten laste gelegde feiten partieel worden vrijgesproken.
Daarbij is de rechtbank – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling met betrekking tot het schoppen en/of trappen op/tegen de be(e)n(en) van [slachtoffer 1] eveneens niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij per ongeluk [slachtoffer 1] heeft aangeraakt terwijl hij zijn ene been van zijn andere been haalde. [slachtoffer 1] heeft daarentegen verklaard dat zij door verdachte met kracht werd getrapt op haar been. Nu de verklaring van aangeefster geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] met kracht heeft geschopt en/of getrapt. De schriftelijke uitwerking van geluidsopnames van een gesprek tussen kennelijk verdachte en aangeefster kunnen evenmin tot dit bewijs dienen. Van deze geluidsopnames is niet duidelijk door wie en op welke wijze de opnames zijn gemaakt. Ook volgt er niet uit op welke datum deze opnamen zijn gemaakt.
Verdachte zal daarom ten aanzien van dit gedeelte van de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling eveneens partieel worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten – behoudens de hierboven beschreven delen van de ten laste gelegde feiten waarvoor verdachte partieel zal worden vrijgesproken wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert haar oordeel op de navolgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft over deze gebeurtenis als volgt verklaard:
“(…) Op woensdag 28 mei 2014 was ik weer op bezoek in de gevangenis bij [verdachte]. Tijdens het bezoek kreeg ik te horen dat hij mee naar huis mocht. (…) Later is hij toch met mij en mijn ouders meegegaan naar Nijkerk. (…) Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij vond dat ik een te bijdehante bek kreeg. [verdachte] stond naast me. Ik zag en voelde dat hij met zijn rechterhand met gebalde vuist op mijn linker bovenarm stompte. Ik voelde direct pijn in mijn arm. (…) Ik voelde ’s nachts dat ik niet op mijn arm kon liggen, omdat deze pijn deed van de vuistslag die hij mij had gegeven. De volgende ochtend zag ik dat mijn arm blauw was. [3] (…) Ik wilde de kamer uit lopen. Ik zag dat [verdachte] de weg naar de deur blokkeerde. (…) Ik voelde dat ik toen ik in de deuropening stond nog een klap in mijn linkerzij kreeg. [4] (…)
[verdachte] en ik waren weer terug in de wachtruimte van het ziekenhuis. We kregen ruzie. (…) Ik zag dat [verdachte] een kinderstoel oppakte en naar mij keek. (…) Ik zag dat hij de stoel dreigend boven zijn hoofd hield. Ik zag dat hij klaar was om mij er mee te gaan slaan. (…) Ik zag dat hij zijn arm met de stoel liet zakken. (…) Ik zag dat hij zich omdraaide en de stoel door de wachtkamer smeet. (…)” [5]
De verklaring van aangeefster ziet op diverse incidenten.
Het gebruik van fysiek geweld tegen aangeefster, zijnde de vuistslag op de linker bovenarm, wordt bevestigd door de in het dossier bevindende geneeskundige verklaring van 30 mei 2014 en een waarneming van verbalisant. Hieruit blijkt dat zowel door de verbalisant als door de arts een verkleuring (blauwe hematoom) is waargenomen op de linker bovenarm van aangeefster. [6]
Voorts wordt de verklaring van aangeefster met betrekking tot de vuistslag op de linker bovenarm en de klap in de linkerzij bevestigd door de getuige [getuige 1] (zus van aangeefster). Zij heeft verklaard:
“(…) Toen ik nog met [slachtoffer 1]
(de rechtbank leest: aangeefster)in de wachtruimte zat in het ziekenhuis heb ik een blauwe plek op haar linker arm gezien. (…) [slachtoffer 1] vertelde mij dat [verdachte]
(de rechtbank leest: verdachte)haar die ochtend een vuistslag had gegeven. (…) Ook vertelde [slachtoffer 1] mij dat zij in haar linker zij ook een blauwe plek had die [verdachte] veroorzaakt had. (…)” [7]
De verklaring van aangeefster ten aanzien van de bedreiging met een kinderstoel door verdachte in het ziekenhuis wordt bevestigd door een aantal getuigen. Zo heeft getuige [getuige 2] (beveiliger) het volgende verklaard:
“(…) Ik zag dat de man
(de rechtbank leest: verdachte)samen met zijn vriendin en kindje tegenover de balie in de kinderroom waren gaan zitten. (…) Ik zag en hoorde dat de man aan het schelden en aan het schreeuwen was tegen zijn vriendin. Ik hoorde een klap, maar kon niet zien waarvan dat was. Ik zag dat hij een kinderstoel boven zijn hoofd vast hield en hiermee voor zijn vriendin ging staan. Zijn vriendin had het kindje in haar armen vast. Ik had het gevoel dat hij haar met de stoel wilde gaan slaan. (…) Ik zag dat hij de stoel weer zette en naar de glaswand liep van de spoedeisende hulp. (…)” [8]
Tevens heeft getuige [getuige 3] (verpleegkundige) het volgende verklaard:
“Op 29 mei 2014 wat ik aan het werk in het Meander Medisch Centrum (…) te Amersfoort. (…) Ik heb de man
(de rechtbank leest: verdachte), in overleg met de beveiliging, in de wachtkamer plaats laten nemen. (…) De man zat in de wachtkamer met zijn vriendin en haar 3 maanden oude baby erbij. Toen de man aan een van de beveiligers vroeg of ze daar voor hem waren en dat bevestigd werd, hoorde ik dat de man begon te schreeuwen. Ik zag dat de man de stoelen uit de wachtkamer op pakte en daarmee in de ruimte begon te gooien. (…)” [9]
Gelet op vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 28 mei 2014 tot en met 29 mei 2014 meermalen zijn levensgezel, mevrouw [slachtoffer 1], heeft mishandeld door haar op/tegen haar lichaam te slaan en te stompen. [slachtoffer 1] heeft als gevolg hiervan pijn en/of letsel (blauwe plekken) bekomen. Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 mei 2014 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling. Verdachte is met een kinderstoel boven zijn hoofd – al schreeuwend en scheldend – vlak voor aangeefster gaan staan, terwijl zij op dat moment op een stoel zat en hun 3 maanden oude zoontje vast had. De rechtbank is van oordeel dat daardoor bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar daadwerkelijk met deze stoel zou slaan. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw in deze.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 1:
hij in de periode van 28 mei 2014 tot en met 29 mei 2014 te Nijkerk, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1], op/tegen haar lichaam heeft geslagen en gestompt waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2.
hij op 29 mei 2014 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk
- op korte afstand van die [slachtoffer 1] gaan staan en heeft (daarbij) een kinderstoel dreigend boven zijn, verdachtes, hoofd gehouden
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling van zijn levensgezel, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met zware mishandeling
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met voorwaarden overeenkomstig het recente reclasseringsrapport en een contactverbod met mevrouw [slachtoffer 1]. Hiertoe heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de LOVS-oriëntatiepunten en het gegeven dat de behandeling van verdachte bij De Hulsen tot op heden goed verloopt.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht een straf gelijk aan de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op te leggen. Een voorwaardelijk strafdeel is volgens de raadsvrouw overbodig nu verdachte zich houdt aan de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. Tevens zijn door de politierechter op 14 oktober 2013 soortgelijke bijzondere voorwaarden opgelegd en deze proeftijd loopt nog tot en met 28 oktober 2015. Volgens de raadsvrouw is deze periode voldoende voor een adequate behandeling van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, d.d. 8 juni 2014;
 een behandelplan opgesteld door [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 3 juni 2014, betreffende verdachte;
 een beknopte voorlichtingsrapportage van GGZ IrisZorg unit Nijmegen, d.d. 6 juni 2014, betreffende verdachte;
 een voorlichtingsrapportage van GGZ Tactus Twente, d.d. 17 juli 2014, betreffende verdachte, en
 een voortgangsverslag van GGZ IrisZorg unit Nijmegen, d.d. 11 september 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zijn toenmalige vriendin meermalen mishandeld door haar te stompen en te slaan. Ook heeft hij haar bedreigd met zware mishandeling door – al schreeuwend – in een wachtruimte van een ziekenhuis op korte afstand van haar met een stoel boven zijn hoofd te staan. Dergelijke gedragingen leiden tot gevoelens van onveiligheid en onzekerheid in het dagelijks leven, zeker wanneer de feiten worden begaan in huiselijke kring. Voor slachtoffers geldt dat zij vaak op langere termijn nog last ondervinden van de tegen hen gepleegde mishandelingen. De rechtbank is van oordeel dat geweld niet de oplossing mag zijn voor huiselijke conflicten en rekent deze feiten verdachte dan ook aan. Verder is het niet de eerste keer dat verdachte zich voor dergelijke delicten moet verantwoorden. Verdachte heeft een zeer fors strafblad en is de laatste jaren meermalen veroordeeld tot gevangenisstraffen voor onder meer mishandeling en bedreiging.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie de enige passende straf is. Dat de rechtbank minder handelingen bewezen vindt dan de officier de justitie doet daaraan, gezien het forse strafblad van verdachte, niet af.
Wel houdt de rechtbank, net als de officier van justitie, rekening met de positieve houding van verdachte, zoals beschreven in het voortgangsverslag van GGZ IrisZorg. Verdachte is op 18 augustus 2014 in het kader van de gestelde schorsingsvoorwaarden opgenomen op de afdeling [afdeling] te Nijmegen. Hij houdt zich goed aan de gestelde voorwaarden en gemaakte afspraken en stelt zich begeleidbaar op. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijk strafdeel de voorwaarden verbinden overeenkomstig het recente reclasseringsrapport alsmede een contactverbod met mevrouw [slachtoffer 1].

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14c, 14d, 27, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 75 (vijfenzeventig) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich gedurende de proeftijd, op de tijden en plaatsen als door of namens de instelling/behandelaar aan te geven, onder behandeling zal stellen bij Iriszorg FACT team of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieregulatie problematiek;
5. zich vanaf het starten van en gedurende de proeftijd, of zolang de reclassering dat nodig acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten Iriszorg de Hulsen, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]), zolang en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Tactus reclassering aan de [locatie]. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij zal zich moeten houden aan de afspraken gegeven door of namens Tactus reclassering.
Geeft opdracht aan Tactus reclassering te Enschede tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de – thans geschorste – voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Ruessink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, veelvoorkomende criminaliteit Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081M-2014054318, gesloten op 26 juni 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 13.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1], p. 15.
4.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1], p. 16.
5.Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1], p. 17.
6.De geneeskundige verklaring opgemaakt door [arts], p. 25 en het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1]
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 42.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 49.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 35.