ECLI:NL:RBGEL:2014:6128

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
26 september 2014
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van der Mei
  • Van Lookeren Campagne
  • mr. Van Santen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte na zware mishandeling en vernieling

Op 26 september 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die op 28 maart 2014 een zware mishandeling heeft gepleegd en een auto heeft vernield. De verdachte is ontoerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een persoon, genaamd [slachtoffer], door deze met kracht in het gezicht te schoppen, waardoor het slachtoffer tegen een paaltje is gereden en op de grond is gevallen. Dit leidde tot schade aan het gebit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte op 20 februari 2014 opzettelijk een auto, toebehorende aan [benadeelde 1], beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte, ondanks zijn psychische stoornis, schuldig bevonden aan de feiten, maar heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van zijn ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van behandeling bij GGNet te Apeldoorn. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [benadeelde 2] en [benadeelde 1], voor de geleden schade als gevolg van de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen en de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840279-14 en 05/048825-14 (ttz.gev.)
Datum zitting : 12 september 2014
Datum uitspraak : 26 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. R. Vierhout, advocaat te Nijkerk.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 05/840279-14)
hij op of omstreeks 28 maart 2014,
in de gemeente Apeldoorn,
aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een of meer tand(en) uit de mond, althans gebitschade) heeft toegebracht,
door deze opzettelijk gewelddadig en/of krachtig in het gezicht en/of tegen
het hoofd te trappen of te schoppen, althans door opzettelijk gewelddadig
zodanig krachtig tegen genoemde [slachtoffer] en/of de door hem bestuurde
scooter te schoppen of te trappen, dat hij (genoemde [slachtoffer]) daardoor
tegen een paal(tje) is gereden of gebotst en/of op de straat is gevallen of
terecht gekomen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 maart 2014,
in de gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet genoemde [slachtoffer], (krachtig) in het gezicht en/of tegen
het hoofd heeft geschopt of getrapt, althans zodanig krachtig tegen genoemde
[slachtoffer] en/of de door hem bestuurde scooter heeft geschopt of getrapt,
dat hij (genoemde [slachtoffer]) daardoor tegen een paal(tje) is gereden of
gebotst en/of op de straat is gevallen of terecht gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 28 maart 2014,
in de gemeente Apeldoorn,
opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer], (krachtig) in het
gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt of getrapt, althans zodanig
krachtig tegen genoemde [slachtoffer] en/of de door hem bestuurde scooter
heeft geschopt of getrapt, dat hij (genoemde [slachtoffer]) daardoor tegen een
paal(tje) is gereden of gebotst en/of op de straat is gevallen of terecht
gekomen,
tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een of
meer tand(en) uit de mond, althans gebitschade), althans enig lichamelijk
letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(pkn. 05.840279.14)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 05/048825-14)
hij
op of omstreeks 20 februari 2014
te Apeldoorn
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 juli 2014 en 12 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte en diens raadsman mr. R. Vierhout zijn ter terechtzitting van 12 september 2014 verschenen.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [benadeelde 2] (05/840279-14)
 [benadeelde 1] (05/048825-14)
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 28 maart 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling. Ruim een maand eerder heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van vernieling. Bij beide incidenten is verdachte in beeld gekomen en aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 05/840279-14 en 05/048825-14 tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 05/840279-14 in de eerste plaats verzocht om verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat het door aangever beschreven letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De enkele omstandigheid dat verdachte een trap heeft gegeven tegen iemand die op een scooter zat, is naar de uiterlijke verschijningsvorm onvoldoende om uit af te leiden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou optreden. De raadsman neemt daarbij in aanmerking dat aangever zijn scooter met lage snelheid bestuurde, wat geen risicoverhogende omstandigheid is.
De raadsman stelt voorts dat als gevolg van de bij verdachte vastgestelde stoornis, verdachte geen inzicht had in de gevolgen van zijn handelen en dat reeds om die reden geen sprake kan zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. Ter zake het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
De raadsman van verdachte heeft zich met betrekking tot de zaak met parketnummer 05/048825-14 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot parketnummer 05/84027-14
Op 28 maart 2014 heeft [slachtoffer] mede namens [benadeelde 2] aangifte gedaan van zware mishandeling. [slachtoffer] gaf aan dat hij die dag te Apeldoorn over de Warenargaarde richting de Egelantier reed. [slachtoffer] reed op de scooter van [benadeelde 2], die zelf achterop zat. Het enige wat [slachtoffer] zich kon herinneren is dat hij op de grond lag en dat hij veel pijn aan zijn hoofd en mond had. De scooter lag kapot naast hem. [2]
Tandarts [tandarts] heeft bij brief van 8 april 2014 aangegeven dat een van de gebitselementen uit de alveole (de rechtbank begrijpt: de holte waarin het element gelegen was) was geslagen en dat deze op 28 maart 2014 is teruggezet en gespalkt. Ongeveer een week later bleek het gebitselement niet meer vitaal en is op 7 april 2014 een wortelkanaalbehandeling gestart. De tandarts geeft verder aan dat als de behandeling aanslaat, het element donkerder zal verkleuren en een bleekbehandeling te verwachten is. De tandarts geeft voorts onder meer aan dat er een gerede kans is dat er nog een of meer snijtanden gaan afsterven door de klap. [3]
De ooggetuigen [getuige 1] [4] , [getuige 2] [5] en [getuige 3] [6] verklaarden dat sprake was van een door een man gegeven achterwaartse karatetrap tegen het hoofd of in het bijzonder het gezicht van de bestuurder van de scooter. [getuige 2] zag dat de scooter tegen een paaltje aan kwam en dat de bestuurder op de grond viel. [getuige 2] zag voorts dat de man die de trap had gegeven het portiek van [adres] inliep. [7] De inmiddels gearriveerde politie was het ambtshalve bekend dat op genoemd adres verdachte woonachtig was. Verdachte bleek zich in de nabijheid te bevinden van diens woning en werd daarop aangehouden. [8]
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij een jongen op een scooter een achterwaartse karatetrap heeft gegeven. [9]
De rechtbank is van oordeel dat opzet bewezen kan worden ondanks de bij verdachte vastgestelde stoornis. Ontoerekeningsvatbaarheid in het algemeen betekent geenszins dat geen sprake is geweest van opzettelijk handelen. Slechts bij hoge uitzondering zal op grond van een ernstige stoornis opzet niet kunnen worden aangenomen. Daarvoor is vereist dat bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Dat is in de zaak met parketnummer 05/840279-14 niet het geval. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer aan zag komen rijden, dat hij zich bedreigd voelde en daarna en daarom de jongen een trap gaf. Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat hij over straat liep en zag dat er een brommer ‘vol gas’ in een ‘verboden gebied’ reed. Gelet op het voorgaande heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de situatie op dat moment beoordeeld en heeft verdachte daarop gereageerd door achterwaarts een karatetrap te geven. In die specifieke gedraging ligt het opzet besloten. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
De rechtbank is op basis van voormelde medische verklaring verder van oordeel dat het bij het slachtoffer ontstane letsel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. Het betreft immers letsel aan de voorzijde van het gebit, dat als ontsierend dient te worden aangemerkt. Om die reden wordt het primair ten laste gelegde bewezenverklaard.
Met betrekking tot parketnummer 05/048825-14
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [10] .
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] [11] ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 september 2014. [12]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/840279-14 primair en 05/048825-14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
(parketnummer 05/840279-14)
Primair:
hij op 28 maart 2014,
in de gemeente Apeldoorn,
aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(een tand uit de mond, althans gebitschade) heeft toegebracht,
door deze opzettelijk gewelddadig en krachtig tegen het hoofd te trappen, dat hij (genoemde [slachtoffer]) daardoor tegen een paaltje is gereden en op de straat is gevallen;
(parketnummer 05/048825-14)
hij
op 20 februari 2014
te Apeldoorn
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Volkswagen Golf), toebehorende aan [benadeelde 1], heeft beschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/840279-14:
primair: zware mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 05/048825-14:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Omtrent de persoon van de verdachte zijn een tweetal rapportages uitgebracht, te weten:
- een Pro Justitia rapportage d.d. 29 juli 2014 uitgebracht door [psychiater], psychiater, en
- een Pro Justitia rapportage d.d. 25 juli 2014 uitgebracht door [psycholoog], GZ-psycholoog.
De deskundige [psychiater] voornoemd heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type en cannabisafhankelijkheid in remissie. Er zijn daarnaast aanwijzingen voor het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. Dit risico hangt nauw samen met de aanwezige psychiatrische problematiek en kan slechts afdoende worden beteugeld door adequate behandeling. [psychiater] heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als ontoerekeningsvatbaar en heeft geadviseerd om verdachte voor de duur van maximaal een jaar in een forensisch psychiatrische kliniek te plaatsen op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Een dergelijke behandeling dient bij voorkeur plaats te vinden in een FPA in de eigen regio. Inname en compliance van antipsychotische medicatie is hierbij van essentieel belang. Verdachte dient voorts te worden begeleid in alle noodzakelijke vervolgstappen ten aanzien van preventie en terugval, de verslavingsproblematiek in het bijzonder.
De deskundige [psycholoog] voornoemd heeft eveneens geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en een afhankelijkheid van cannabis (gedeeltelijk in remissie). [psycholoog] heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde te beschouwen is als ontoerekeningsvatbaar. Teneinde het gevaar op recidive te verminderen is het, aldus [psycholoog], noodzakelijk dat betrokkene behandeld wordt voor zijn psychiatrisch ziektebeeld. Niet alleen op het gebied van psychofarmaca, maar ook op het gebied van bijvoorbeeld psycho-educatie. Hoe hij met andere woorden zijn leven vorm moeten geven teneinde zo stabiel mogelijk te functioneren, waarbij ook een belangrijke rol is weggelegd voor het zich onthouden van middelengebruik. Dit kan naar de mening van [psycholoog] het
best plaatsvinden binnen een klinische behandelsetting in het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Als een dergelijke plaatsing realiseerbaar is binnen GGNet te Apeldoorn, heeft dit de voorkeur van [psycholoog], omdat verdachte daar goed bekend is.
Bij rapport van 7 juli 2014 heeft Reclassering Nederland zich geconformeerd aan het advies van de pro justitia rapporteurs.
De rechtbank neemt de conclusies op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Op grond van voormelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De motivering van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie. In aanvulling daarop heeft de raadsman bepleit om in het vonnis op te nemen dat verdachte bij GGNet in Apeldoorn dan wel in een ander psychiatrisch ziekenhuis in de buurt, zoals bijvoorbeeld Warnsveld, wordt geplaatst.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat de kans dat de verdachte wederom strafbare feiten zal plegen als hij niet behandeld wordt, matig tot groot is. Beide gedragsdeskundigen adviseren dan ook om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis (voor de duur van maximaal één jaar). Daarbij wordt door de GZ-psycholoog in overweging gegeven de verdachte te plaatsen bij GGNet te Apeldoorn, aangezien de verdachte aldaar bekend is.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is voor de duur van één jaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is voldaan aan de wettelijke vereisten, te weten dat het strafbare feit aan de verdachte wegens voornoemde ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de veiligheid van verdachte, van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist.
6A. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot parketnummer 05/850279-14
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.040,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot betaling van het bedrag van € 1.040,-- toe te wijzen vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daartoe voorgeschreven dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de benadeelde partij niet rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit. De raadsman heeft in het bijzonder aangevoerd dat de gevorderde schade buiten het beschermingsbereik van de overtreden strafbepaling valt.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat op basis van door hem gevonden marktprijzen uitgegaan moet worden van een lagere dagwaarde van de scooter dan door het door de benadeelde partij ingeschakelde expertisebureau is begroot. De raadsman verzoekt bij een toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uit te gaan van ongeveer € 500,--.
Met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel heeft de raadsman bepleit dat verdachte gelet op het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht een dergelijke maatregel niet opgelegd kan worden,
Beoordeling door de rechtbank
De raadsman heeft de vordering van [benadeelde 2] (gedeeltelijk) weersproken. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar. De rechtbank overweegt daarbij dat voor een vergoeding alleen in aanmerking komt die schade die rechtstreeks het gevolg is van het feit zoals in de tenlastelegging is omschreven. De schade zelf hoeft niet in de tenlastelegging te worden vermeld (Kamerstukken II 1989/90, 21 345, nr. 3, p. 17). Uit HR 20 oktober 1992, NJ 1993, 157 volgt dat ook schade aan individuele goederen die buiten het beschermingsbereik van de overtreden strafbepaling vallen als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feit kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daarbij dat de tot de schade leidende manoeuvre van de scooter niet los gezien kan worden van de omstandigheid dat het slachtoffer [slachtoffer] de scooter door de schop op zijn hoofd niet meer onder controle kon houden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de raadsman zijn stelling over het door de benadeelde ingeschakelde expertisebureau onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank merkt daarbij op dat artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 januari 2014 – en dus gelegen voor het tijdstip waarop het feit is begaan – in dier voege is gewijzigd dat de schadevergoedingsmaatregel ook opgelegd kan worden indien (de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht en) een last als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
Met betrekking tot parketnummer 05/048825-14
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 449,39.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot betaling van het bedrag van € 449,39 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daartoe voorgeschreven dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar het de hoogte van de toewijzing van de benadeelde partij betreft. Met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel heeft de raadsman bepleit dat verdachte gelet op het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht een dergelijke maatregel niet opgelegd kan worden,
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van [benadeelde 1] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank merkt daarbij opnieuw op dat artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 januari 2014 – en dus gelegen voor het tijdstip waarop het feit is begaan – in dier voege is gewijzigd dat de schadevergoedingsmaatregel ook opgelegd kan worden indien (de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht en) een last als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/840279-14 primair en 05/048825-14 tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert
(ten aanzien van parketnummer 05/840279-14)
primair: zware mishandeling
(ten aanzien van parketnummer 05/048825-14)
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
  • verklaart de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging;
  • gelast plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis - zo mogelijk bij GGNet te Apeldoorn of een in de nabijheid hiervan gelegen ander psychiatrisch ziekenhuis - voor de duur van één jaar;

(parketnummer 05/048825-14)

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde 2], te betalen € 1.040,-- (duizendenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening].
- veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], te betalen € 1.040,-- (duizendenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
(parketnummer 05/048825-14)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde 1], te betalen € 449,39 (vierhonderdennegenenveertig euro en negenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], te betalen € 449,39 (vierhonderdennegenenveertig euro en negenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom] te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. Van der Mei (voorzitter), Van Lookeren Campagne en mr. Van Santen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Regio Noord- en Oost-Gelderland, district Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0621-2014042577, gesloten op 29 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 15
3.Bijlage bij geneeskundige verklaring
4.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 22
5.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 24
6.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 26
7.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 24
8.Proces-verbaal van aanhouding, p. 7
9.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 september 2014
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0621-2014025304, gesloten op 4 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Proces-verbaal aangifte, p. 5
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 12 september 2014