ECLI:NL:RBGEL:2014:6072

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
268346
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van afsluiting van buurweg voor gemotoriseerd verkeer

In deze zaak, die op 24 september 2014 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagden. De eisers vorderen de verwijdering van een paaltje dat de toegang tot de weg, gelegen tussen de percelen van de gedaagden, blokkeert voor gemotoriseerd verkeer. De eisers stellen dat deze weg, aangeduid als [straat], een buurweg is in de zin van artikel 719 (oud) BW, en dat zij recht hebben op toegang tot deze weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weg in het verleden door gemotoriseerd verkeer is gebruikt en dat er geen verzet is geweest van de gedaagden tegen dit gebruik. De rechtbank oordeelt dat de afsluiting door gedaagden onrechtmatig is, omdat de weg bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik. De vorderingen van eisers worden toegewezen, en gedaagden worden verplicht om de afsluiting binnen 24 uur na betekening van het vonnis te verwijderen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan deze verplichting voldoen. In reconventie hebben gedaagden een eis ingediend, maar deze wordt niet ontvankelijk verklaard omdat zij niet zijn verschenen met een advocaat. De rechtbank veroordeelt gedaagden in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/268346 / KG ZA 14-402
Vonnis in kort geding van 24 september 2014
in de zaak van

1.[eisers],

wonende te [plaats],
2.
[eisers],
wonende te [plaats],
3.
[eisers],
wonende te [plaats],
4.
[eisers],
wonende te [plaats],
5.
[eisers],
wonende te [plaats],
6.
[eisers],
wonende te [plaats],
7.
[eisers],
wonende te [plaats],
8.
[eisers],
wonende te [plaats],
9.
[eisers],
wonende te [plaats],
10.
[eisers],
wonende te [plaats],
11.
[eisers],
wonende te [plaats],
12.
[eisers],
wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M. Nijensteen te Utrecht,
tegen

1.[gedaagden],

wonende te [plaats],
2.
[gedaagden],
wonende te [plaats],
3.
[gedaagden],
wonende te [plaats],
4.
[gedaagden],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procederende in persoon,
rechtshelper mr. J.R. Dobbelsteijn Bisschops te Ingen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de op voorhand toegezonden producties van [eisers]
  • de op voorhand toegezonden eis in reconventie en producties van [gedaagden]
  • de mondelinge behandeling ter plaatse
  • de pleitnota van [eisers].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[straat] te [plaats] is een weg gelegen tussen de [straat] en de [straat]. De toegang tot deze weg bevindt zich tussen de woningen aan de [adres] en [adres], de woningen van [gedaagden]. [straat] loopt eerst over de percelen, kadastraal bekend [perceel], waarvan [gedaagden] eigenaar zijn. Daarna gaat [straat] verder over de percelen van [eisers] in de richting van de [straat]. Op het smalste gedeelte meet de weg 2.30m. Voor de [straat] houdt de bestrating op en is een hek geplaatst. Achter het hek loopt een smal voetpad naar de dijkvoet.
2.2.
Tot 1982 was [straat] een onverharde weg. In 1982 heeft de [gemeente] onder [straat] riolering en gasleidingen aangelegd en [straat] bestraat met klinkers.
2.3.
In het voorstel van burgemeester en wethouders van de [gemeente] (thans [gemeente]) van 22 september 1982 tot het bestemmen van [straat] tot openbare weg is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Zoals u bekend kan zijn verkeren de werkzaamheden met betrekking tot de riolering van [straat] te [plaats] in een afrondende fase. Naast votering van de noodzakelijke gelden, de aankoop van de ondergrond van [straat] en de vestiging van erfdienstbaarheden dient de openbaarheid van de onderhavige weg nog te worden geregeld. Ingevolge artikel 4, lid 1 van de Wegenwet is een weg onder meer openbaar wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van de Wegenwet (1 oktober 1932), gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest. (…).
Hoewel aangenomen kan worden dat [straat] sedert het begin van de twintigste eeuw voor een ieder toegankelijk is geweest en derhalve het openbare karakter van die weg moeilijk kan worden ontkend, geven wij de voorkeur eraan (om elke onduidelijkheid te vermijden) dat de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg geeft. (…).
Onder rechthebbende wordt in de Wegenwet (artikel 3) verstaan de rechthebbende krachtens burgerlijk recht waaronder tevens begrepen wordt de rechthebbende krachtens een beperkt recht gelijk een erfdienstbaarheid. Voorengenoemde rechthebbende, de [gemeente], heeft ingevolgde artikel 14 Wegenwet alle verkeer over de weg ([straat]) te dulden.
Wij stellen u voor [straat] tot een openbare weg te bestemmen door vaststelling van het bij dit voorstel behorende ontwerp-besluit.
(…).
2.4.
Bij besluit van 30 september 1982 heeft de [gemeente] de weg tot openbare weg, in de zin van artikel 4 lid 1 van de Wegenwet, bestemd.
2.5.
In een brief van 12 juli 1989 van [naam 1] en [gedaagde sub 3] aan de [gemeente] is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
(…)
Wij nooit wisten en geweten hebben, dat de gemeente eigennaar was van het gedeelte [straat] tussen no. 30 en 32.
(…)
Wij het afval verwijderings bedrijf de doorgang niet hebben ontzegt, maar wel hebben gezegtdat alles wat kapot gereden word betaald moet worden, waarna de bestuurder er van af zag.
(…).
2.6.
In een brief van 12 juli 1989 hebben [naam 1] en [gedaagde sub 3] het volgende aan de [gemeente] geschreven:
In 1982 hebben wij toestemming gegeven aan de [gemeente] om doorgang te verlenen voor de aanleg van riolering, en aan het gasbedrijf voor de aanleg van gas ten behoeve van [straat] bewoners.
Wij hebben toen uitdrukkelijk gezegt dat wij geen afstand deden van het [straat] gedeelte tussen no. [nummer] en [nummer] omdat wij geen enkel belang hadden bij de aanleg hiervan eerder nadeel.
Daar is door de gemeente mee accoord gegaan, en ter compensatie zou de gemeente het gedeelte verharden en voorzien van verkeers borden.
Ook zou [straat] aan de dijkzijde worden afgezet zodat het een aanduiding zou krijgen van doodlopende weg.
Nu zeven jaar later staan er nog steeds geen verkeersborden en is [straat] weer gewoon een doorlopende weg geworden dank zij een [straatbewoner].
Wij vinden het vreemd dat wij na zeven jaar pas te horen krijgen dat onze grond bestemming openbare weg is gegeven.
Wij verzoeken bij deze om enige opheldering en nakoming van gemaakte afspraken.
2.7.
[gedaagden] hebben in 2007 het woonhuis aan de [straat] gekocht. In augustus 2007 hebben zij een brief gestuurd aan [eisers], onder meer over het gebruik van [straat] voor gemotoriseerd verkeer. Zij hebben daarbij [eisers] in overweging gegeven mee te denken over een andere ontsluiting van [straat], bijvoorbeeld via de dijk.
2.8.
Per brief van 31 december 2011 hebben [gedaagden] aan [eisers], voor zover van belang, het volgende geschreven:
“(…).
Wij hebben u in 2007 al laten weten dat wij eigenaar zijn van het stuk grond wat zich voor en naast onze woningen bevind. Ook hebben wij verteld dat het er geen recht van overpad is gevestigd op deze percelen. Dit kunt u nakijken in uw akte van levering van uw woning.
(…)
De gemeente is naar aanleiding van het raadsbesluit (wederopenstelling [straat] richting Dijkzijde) met ons in onderhandeling gegaan. Deze onderhandelingen lopen nog. Wij zijn namelijk van mening dat de afsluiting medio jaren negentig onrechtmatig is geweest.
(…) Slechts in het geval dat de gemeente kan aantonen dat het raadsbesluit niet haalbaar is, zijn wij bereid mee te werken aan een te vestigen recht van overpad. Tot dat moment mogen aanliggende erven gebruik maken van ons eigendom uit hoofde van noodweg.
Een eventuele vestiging van een recht van overpad brengt ook kosten mee voor de gebruikers, dit is wettelijk vastgesteld.
Wij wijzen u er dus op dat:
Het recht van noodweg pas sinds medio jaren negentig wordt genoten. Aangezien er tot dat moment een reguliere uitgang was aan de dijkzijde.
U derhalve door onze tuin (noodweg) uw perceel bereikt.
Wij u niet toe hoeven laten op ons terrein omdat recht op noodweg van kracht is op lopende bereikbaarheid. (deze is immers nog steeds vanaf [straat] bereikbaar, voetpad aanwezig).
Wij onderhandelingen voeren met [gemeente] om tot een oplossing te komen conform besluit Raad van [gemeente] over oplossingen Black Spots ten behoeve van hulpdiensten. Dit is op initiatief van [gemeente].
(…).
2.9.
In de maand juni 2012 hebben [gedaagden] een auto geplaatst op het begin van [straat] tussen hun woningen aan de [straat] waardoor [straat] niet meer per auto bereikbaar was.
2.10.
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de [gemeente] de door [gedaagden] gestalde auto met toepassing van bestuursdwang verwijderd. [gedaagden] hebben tegen dit besluit bezwaar en vervolgens beroep aangetekend. Bij uitspraak van 18 februari 2014 heeft de bestuursrechter van de rechtbank Gelderland het beroep gegrond verklaard en het besluit van 29 juni 2012 vernietigd. De rechtbank oordeelde dat [straat] geen openbare weg is in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het gemeentebestuur van de [gemeente] was daarom niet bevoegd om bestuursdwang toe te passen.
2.11.
Op 30 juli 2014 hebben [gedaagden] door middel van een paaltje de toegang naar [straat] vanaf de [straat] afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.
2.12.
Door [eisers] is een aantal verklaringen van oud bewoners van [straat] overgelegd. Deze verklaringen luiden, voor zover van belang, als volgt:
[naam 2]:
“Ik ben [naam 2], geboren in [jaar] en wel op [adres], toendertijd huisnr. [nummer].
Zover ik weet kochten mijn grootouders begin 1900 het pand [adres] te [plaats]. Mijn vader, [naam 3], kocht rond het jaar 1910 dit pand weer van zijn schoonouders, de familie [naam 4].
Mijn vader begon een bier – en limonadehandel (agentschap van 2 bierbrouwerijen) en had steeds een vrachtwagen (ca. 2 ton laadvermogen) om zijn bedrijf te kunnen uitvoeren. Dit was van ca. 1915 tot 1961.
Ik heb tot [jaar], dus 27 jaar, bij mijn ouders op [straat] gewoond. Aan beide zijden vanaf de [straat] gezien ingang [straat] stonden en staan nog steeds dezelfde woningen. In het linkerpand vanaf de [straat] gezien waren in 1 pand 2 bedrijven gevestigd, en wel een moffelarij ([naam 5]) en rechts in ditzelfde pand en direct aanpalend aan [straat] een bedrijf sanitair-dakbedekking (Theo [naam 5]). Deze twee ondernemers hebben bij mijn weten [eisers] nooit de vrije toegang tot [straat] betwist. Zo ook niet de bewoner van de rechter woning vanaf de [straat] gezien (fam.[naam 6]). Ook de toenmalige [gemeente] heeft bij mijn weten [eisers] op geen enkele wijze de toegang belemmerd.
De ingang tot [straat] vanaf de [straat] was de enige mogelijkheid om met paard en wagen/auto bij de woningen te komen. Er was al jarenlang, en er is nog steeds een zogenaamd “olifantenpad” om lopend of met de fiets de dijk te bereiken.”
[naam 7]:
“(…).
Ik ben op [datum] geboren op [straat] te [plaats]. (…) [straat] was en, voor zover ik weet, is altijd een doodlopende weg geweest. Links voor de ingang was toentertijd het electro technisch bedrijf van de fa. [naam 5] gevestigd en aan de rechterkant het bedrijf van huisschilder [naam 1]. Het einde van [straat] bevond zich aan de voet van de [straat]. De opgang van [straat] naar de dijkweg bestond uit een smal voetgangerspad. Naast de langs [straat] gesitueerde arbeiderswoningen waren er ook twee bedrijven actief die gebruik maakten van klein vrachtvervoer. Dit waren de fa. [naam 3], handelaar in alcoholische dranken en fa. [naam 8], handelaar in meel- en agrarische producten. Om hun handelsactiviteiten uit te kunnen voeren, maakten zij met hun kleine vrachtvoertuigen veelvuldig gebruik van de [straat]. (…)”.
[naam 9]:
“(…).
Ik heb hier gewoond bij mijn ouders t/m mijn trouwdag in [jaar].
In 1976 ben ik samen met mijn broer [naam 10] een rijwielzaak begonnen in een schuur bij onze ouders op [straat] t/m 1985.
[straat] is tot en met 1982 een onverhard pad geweest dat door de bewoners bijgehouden werd.
Vanaf no: 18 werd deze doorgang smaller ongeveer 1.50 m. tot de dijkopgang.
Tegen de dijk op was er een voetpad met een breedte van ongeveer 1 m. waar men met de fiets of lopend tegenop ging.
Dit pas werd hoofdzakelijk gebruikt door de mensen uit het dorp die met de fiets naar hun werk op de steenfabriek gingen.
De in en uitgang van [straat] is altijd aan de [straat] geweest, ook al in de tijd van mijn vader die al vanaf zijn 12 levensjaar op [straat] is komen wonen deze is geboren in [jaar].
Onze vader [naam 11] heeft ons regelmatig verteld dat hij zijn jeugd- jaren wat bijverdiende door te helpen bij de drankenhandel [naam 3] gelegen op [straat] no: [nummer] tegenover zijn ouderlijke woning no: [nummer]. Deze Firma [naam 3] had toen een kleine vrachtauto waarmee de dranken vanaf [straat] naar de [straat] hun uitgang vonden.
Naast onze ouders op no: [nummer] woonde [naam 8] deze had een Meel en veevoeder handel aan huis en bracht de bestellingen naar zijn klanten met een Volkswagenbus waarmee hij per dag vele malen over [straat] richting [straat] reed, (gestart in 1965 tot ongeveer 1980.)
Meel en veevoederhandel werd bevoorraad door een kleine vrachtauto vanuit de [straat] over [straat].
Toen wij in 1976 met onze Fietsenzaak begonnen werden wij ook bevoorraad door diverse bussen en regelmatig door een kleine vrachtauto die ook vanaf de [straat] over [straat] de spullen bezorgden.
Ook onze klanten kwamen voor 95% vanuit het dorp richting [straat] vanaf de [straat] (ook met de auto)
Vanaf 1985 hebben wij een nieuw pand betrokken [adres] te [plaats], maar onze opslag is op [straat] no: [nummer] gebleven.
(…)
In 1982 is [straat] voorzien van gas/riolering/lantarenpalen en is [straat] verhard en bestraat door de Gemeente, hiervoor hebben de bewoners een gedeelte van hun tuin afgestaan en in overleg is er toen besproken dat er uitweg naar de [straat] altijd mogelijk zou blijven. (Omdat dit ook altijd de in en uitgang geweest is).
(…)”.
[naam 8]:
“(…).
Ik ben geboren op (…) en ben opgegroeid tot aan mijn trouwdag ([jaar]) op [straat] nr [nummer].
Deze was toen onverhard, maar wel toegankelijk voor paard en wagen/auto tot aan [straat] [nummer]{ mijn ouderlijk huis}en van af hier tot aan de dijk voor fiets verkeer.
Ik kan mij nog goed herinneren dat bij [naam 3], wonende halverwege [straat] een vrachtwagen kwam om Oranje Boom bier en limonade te brengen vanaf de [straat].
Vanaf de 1968 ging mijn vader voor zich zelf werken als verkoop punt van veevoer en bracht dit ook naar de klanten met een bestel bus.
Conclusie hij reed diverse malen per dag met zijn bus over [straat] naar de [straat]. Vanaf het moment dat mijn vader gepensioneert was en tot hij naar een bejaarde woning verhuisde in 1997 reed hij nog altijd met zijn auto vanaf huis naar de [straat] over [straat].
De voorraad van zijn bedrijf werd 1 maal per week gedaan door een transport bedrijf met een vrachtwagen van uit de [straat].
Ook bij onze buren, fam [naam 9] die een fietsen zaak hadden, werd de voorraad van onderdelen en nieuwe fietsen gedaan door een vrachtwagen die op onze dam omkeerde om zo weer terug naar de [straat] te rijden.
In de loop van de jaren 80 kregen de bewoners veel last van water en modder waardoor [straat] moeilijk te berijden was, toen heeft de gemeente besloten om riolering aan te brengen en tevens deze te bestraten.
Dit als gevolg dat iedereen wat grond moest afstaan voor 1 gulden {symbolisch} echter dit is nooit bij de notaris gepasseerd.
Ik zelf heb na mijn rijbewijs gehaald te hebben altijd met mijn auto naar ons huis gereden.
Conclusie van dit verhaal is dat er al meer dan 70 jaar met paard en wagen en later met auto over [straat] gereden wordt vanaf de [straat].
(…).”
2.13.
[gedaagden] hebben, voor zover van belang, de volgende verklaringen op voorhand toegestuurd:
Een verklaring van 28 juli 2012 van [naam 12] en [naam 13], wonende aan de [adres], die voor zover van belang, luidt als volgt:
“Verklaring aanleg straatwerk op percelen privé-eigendom voorzijde toegang [straat].
(…)
Bij deze verklaar ik [naam 12], geboren op (…) dat ik 4 maanden na afloop van rioleringswerken [straat] op het gemeentehuis in [plaats] ben geweest om daar een bedrag van f 3000,00 gulden in een gesloten envelop af te geven aan de toenmalige wethouder [naam 14].
De opzichter van de toenmalige gemeente [naam 15] had ons laten weten dat de verharding niet zou worden gerealiseerd wegens groot geldgebrek toenmalige [gemeente].
Het bedrag ben ik samen met mijn man [naam 13]. (…) komen brengen omdat er bij de [gemeente] geen geld was om de uitloper vanaf [straat] over duiker naar voorzijde van pand [straat] [nummer] en [nummer] verder te voorzien van enige verharding. Het werk was bij duiker gestopt. En er lag een grote zandbak door het graven t.b.v. de riolering.
Wij hebben tot op de dag van vandaag welk onderhoud aan de eigendommen gelegen tussen [straat] [nummer] en [nummer] geweigerd. Wij komen tot de conclusie en terecht dat de ondergrond van de weg en de bovengrondse infrastructuur bij ons, en in eigendom is, en door ons betaald is en wordt onderhouden.
(…).”
[naam 16]:
“(…).
Ik herinner mij dat [naam 9] een rijwielzaak had aan [straat] tegen de [straat] aan. Daarvandaan werden fietsen en brommers verkocht en gerepareerd.
Deze winkel/werkplaats was bereikbaar via het voetpad tussen de woning [straat] [nummer] en [nummer].
(…)
Ik heb gezien dat er grote vrachtwagens met fietsen voor het pand van Fam. [naam 17] werden gelost. De fietsen werden dan lopend weggebracht naar hun pand. Toen het teveel werk werd en de afstand immers te lang was, werden de fietsen bij de [straat] afgeleverd en naar beneden gebracht.”
[naam 12], woonachtig op de [adres]:
“Wij huurden de helft van het pand [adres] in [plaats] vanaf mijn huwelijk met [naam 18]. In 1957 trokken wij in het huis.
(…)
In 1982 heeft [naam 15] van de [gemeente] ondanks het feit dat koop van grond niet door was gegaan toch tegen onze wil aangelegd. Ik kon constant voor politieagent blijven spelen. Een kar of kruiwagen langs je huis is iets anders als steeds groter wordend autoverkeer, vooral leveranciers werden vervelend. Alles aan de huizen werd kapot gereden. De brandweer moest op een gegeven moment bij een melding in [straat] achteruit het steegje worden getrokken omdat zij vast zaten. De schade die toen werd veroorzaakt, kapot gereden waterafvoer, vensterbanken, stoepranden en schuttingen zijn nooit vergoed.
Wat wij ook probeerden er werd niets gedaan aan de verkeersoverlast die ontstond door het onrechtmatig aanleggen van straatwerk e.d. op ons terrein. Het gemeenteraadbesluit was genomen zonder ons hierin te kennen op grond van aankoop die nooit had plaatsgevonden. Er was geen akte, niet betaald en geen notaris aan te pas gekomen.
In een artikel uit september 1970 blijkt dat wij alle schuld kregen omdat wij zogenaamd niet hadden meegewerkt aan de verkoop. Niemand op [straat] had iets verkocht tot op de dag van vandaag. Maar wij kregen de schuld. In die krant schreef [naam 19] nog dat het erg krap was langs het huis en niet van plan was de grond te verkopen. Om te voorkomen dat auto’s langs het huis zouden gaan denderen.
Daarom verbaast het mij nog al dat mensen zeggen met auto’s (de meeste hadden geen auto) langs ons huis zouden zijn gereden.
Toeleveranciers van [naam 11] werden uitgeladen aan de [straat] en lopend naar achteren gebracht of bij de dijk vanuit een grote vrachtwagen gelost en gelijk met de dichtstbijzijnde verbinding in de schuur gezet. Klanten van [naam 11] kwamen met de fiets en later brommer veelal vanaf de dijk. (…).
[naam 8] had een illegale handel in de schuur, hij raakte werkeloos en had geen andere keus en begon een kleine handel en verkooppunt van veevoer. Deze werd of via dijk opgehaald of via het pad met een kruiwagen. Als wij bezwaar maakten tegen het herhaaldelijk over ons terrein rijden met een klein kiepkarretje of de vw bus werden wij afgesnauwd en te verstaan gegeven dat wij ons met onze eigen zaken moesten bemoeien. Dat was nu juist het probleem. Het Bordje Eigen Weg op ons pand liet tenslotte niets te vragen over. Dit was al aanwezig op het huis toen ik in 1957 met [naam 18] daar ging wonen.
(…)
Omdat keren niet mogelijk was reed mijn man met zijn VW bus wel eens rechtdoor naar links naar boven om te gaan vissen en kwam later weer terug via dezelfde weg. Het feit dat nu wordt gezegd dat dit niet mogelijk was voor 1982 is onzin, dit is ook te zien op de officiële kaart van het waterschap.
(…)
Wij zijn gehandhaafd voor het niet toelaten van AVRI auto’s die zo groot waren als de brandweerauto. Hierover kregen wij dan weer brieven van de [gemeente].
(…)
Voertuigen zijn steeds breder en zwaarder geworden. Er is ons nooit gevraagd of wij het goed vonden. Het gemeenteraadbesluit van 1982 is altijd als een stok tegen ons gebruikt. Verder was er niets geregeld. Wandelaars en fietsers hebben wij niets tegen. De weg is echter niet geschikt voor ander verkeer. Onder de weg ligt een betonnen plaat die als stormram op ons huis beukt als er een auto overheen rijd. Met grote schade tot gevolg.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen samengevat - [gedaagden] te gebieden de afsluiting die de toegang tot [straat] voor gemotoriseerd verkeer blokkeert binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen primair [eisers] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daarin begrepen. Subsidiair, voor zover een eventueel recht van erfdienstbaarheid wordt aangenomen, verdergaand dan het door [gedaagden] te gedogen niet-gemotoriseerd verkeer, verzoeken [gedaagden] deze erfdienstbaarheid op te heffen dan wel te wijzigen (clausuleren) gelet op het gestelde in artikel 5:78 BW.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate uit de stellingen van [eisers] voort.
4.2.
Volgens [eisers] hebben [gedaagden] ten onrechte door middel van een paaltje de toegang tot [straat] afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Volgens [eisers] is de toegang tot [straat] over de percelen van [gedaagden] aan te merken als een noodweg in de zin van artikel 5:57 BW. Bovendien hebben zij door verjaring een recht van overpad verkregen, aldus [eisers]. Ter zitting hebben [eisers], de argumenten van [gedaagden] gehoord hebbende, zich tevens op het standpunt gesteld dat [straat] het karakter heeft van een buurweg voor gemotoriseerd verkeer en dat [gedaagden] zich ook om die reden zouden moeten onthouden van afsluiting van [straat]. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.3.
In artikel 719 (oud) BW is bepaald dat wegen aan verscheidene buren gemeen en hun tot een uitweg dienende, niet dan met gemeenschappelijke toestemming kunnen worden verlegd, opgeheven of tot een ander gebruik gebezigd dan waartoe zij zijn bestemd geweest. Is een weg vóór 1992 tot buurweg bestemd, dan blijft (het recht op) de buurweg krachtens artikel 160 Overgangswet nieuw BW bestaan. In deze zaak is dus van belang of [straat] blijkens zijn uiterlijke toestand van vóór 1992 bestemd is geweest voor gemotoriseerd verkeer en voorts of deze weg in het verleden bestemd is geweest tot gemeenschappelijk gebruik.
4.4.
Uit de verklaring van de heren [naam 2], [naam 7], [naam 9] en [naam 8] (geciteerd in rechtsoverweging 2.12) valt af te leiden dat [straat], waaronder begrepen ook het gedeelte dat over de percelen van [gedaagden] loopt, vóór 1960 door gemotoriseerd verkeer gebruikt werd als uitweg van de drankenhandel van [naam 3] aan [straat]. Vanaf het jaar 1965 gebruikte [naam 8] met zijn volkswagenbus het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] gaat als uitweg van zijn bedrijf aan [straat]. In 1982 is [straat] bestraat met klinkers. Door deze bestrating is [straat] daadwerkelijk geschikt gemaakt voor gebruik door gemotoriseerd verkeer. [gedaagden] hebben niet betwist dat [eisers] in ieder geval vanaf 1982 met hun auto’s over het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] gaat als uitweg hebben gebruikt. Verder is uit de verklaringen gebleken dat de uitweg van [straat] naar de dijk, een uitweg die voor de dijkverzwaring aanwezig was, niet geschikt was voor gemotoriseerd verkeer en door de bewoners daarvoor vrijwel niet gebruikt is. Volgens een verklaring van een bewoner betrof het hier een onverhard pad de dijk op en moest je een zeker lef hebben om dit pad met de auto te gebruiken. Uit de verklaring van [gedaagde sub 3] (geciteerd in rechtsoverweging 2.13) valt af te leiden dat er door de rechtsvoorgangers van [gedaagden] wel is geprotesteerd tegen het gebruik van [straat] door groot verkeer, zoals vrachtwagens van leveranciers en de vuilniswagen omdat deze voertuigen schade veroorzaakten aan de woningen aan weerszijden van [straat]. Niet gesteld of gebleken is echter dat [gedaagden] of hun rechtsvoorgangers zich vanaf 1982 hebben verzet tegen het gebruik van [straat] door [eisers] die met de auto over [straat] reden van en naar hun woningen. Bovendien hebben (de rechtsvoorgangers van) [gedaagden] (zie de verklaring van [naam 12] geciteerd in rechtsoverweging 2.13) het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] loopt ook na 1982 onderhouden, mede ten behoeve van de uitweg van het gemotoriseerde verkeer van [eisers]. Hieruit kan worden afgeleid dat het gedeelte van [straat] dat over de percelen van [gedaagden] loopt stilzwijgend bestemd is voor gemeenschappelijk gebruik. In dit licht is het dan ook aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat [straat] in ieder geval vanaf 1982 bestemd is geweest voor gemotoriseerd verkeer en tot gemeenschappelijk gebruik diende voor [eisers] en dat aldus sprake is van een buurweg. Dit betekent dat [gedaagden] deze weg niet eigenhandig mogen afsluiten. De vorderingen van [eisers] tot het verwijderen en verwijderd houden van de afsluiting zullen dan ook worden toegewezen. De overige standpunten van [eisers], dat sprake zou zijn van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door verjaring of van een noodweg behoeven daarom geen bespreking meer.
4.5.
De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd als hierna te melden.
4.6.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.191,80
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.8.
Per faxbericht van 29 augustus 2014 heeft mr. [naam 20] namens [gedaagden] op voorhand een eis in reconventie toegezonden. Nu [gedaagden] ter terechtzitting zijn verschenen met een rechtshelper (mr. Dobbelsteijn Bisschops) in plaats van bij advocaat, zullen zij niet ontvankelijk worden verklaard in hun eis in reconventie. Voor het instellen van een eis in reconventie in kort geding is immers vereist dat deze ter terechtzitting wordt ingediend door een advocaat die namens de eisers in reconventie is verschenen.
4.9.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 408,00 wegens salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagden] de afsluiting, die de toegang tot [straat] via de [straat] (via de percelen, kadastraal bekend [perceel]) voor gemotoriseerd verkeer blokkeert, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te verwijderen,
5.2.
verbiedt [gedaagden] (opnieuw) tot afsluiting van de toegang tot [straat] via de [straat] (via de percelen, kadastraal bekend [perceel]) voor gemotoriseerd verkeer over te gaan,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan bewoners van [straat] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 en/of 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.191,80,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.8.
verklaart [gedaagden] niet ontvankelijk in hun vorderingen,
5.9.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 408,00,
5.10.
verklaart dit vonnis, wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2014.
Coll. MBR