ECLI:NL:RBGEL:2014:6071

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
268645
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verhoging van de kredietlimiet door de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 september 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S.G. Volbeda, en de coöperatie De Coöperatieve Rabobank Vallei en Rijn U.A., vertegenwoordigd door mr. A. Robustella. Eisers vorderden een verhoging van hun kredietlimiet tot het oorspronkelijk overeengekomen bedrag van € 116.693,00, nadat Rabobank hun kredietlimiet had verlaagd en de rekening had geblokkeerd. De zaak draait om de vraag of Rabobank bevoegd was om de kredietlimiet te verlagen op basis van de aanvullende opeisingsgrond die in de hypotheekovereenkomst was opgenomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Rabobank de kredietlimiet mocht verlagen, omdat het totaal aan verstrekte financieringen de 75% van de executiewaarde van de woning overschreed. Eisers beriepen zich op een e-mail van een accountmanager van Rabobank, waarin werd gesteld dat zolang aan de verplichtingen werd voldaan, er geen belang was om de lening op te eisen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat deze e-mail niet de aanvullende opeisingsgrond in de overeenkomst ongeldig maakte. Bovendien bleek dat eisers niet bereid waren om in overleg te treden over de financiering, wat de situatie verder bemoeilijkte.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Rabobank zijn begroot op € 1.424,00. Dit vonnis benadrukt het belang van de contractuele afspraken en de bevoegdheid van de bank om in bepaalde situaties de kredietlimiet aan te passen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/268645 / KG ZA 14-416
Vonnis in kort geding van 24 september 2014
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen
de coöperatie
DE COÖPERATIEVE RABOBANK VALLEI EN RIJN U.A.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. A. Robustella te Ede.
Partijen zullen hierna [eisers] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van Rabobank
  • de aanhouding ten behoeve van onderhandelingen,
  • het faxbericht van de advocaat van [eisers] van 1 september 2014, waarin wordt gevraagd
om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rabobank heeft op verzoek van [eisers] op 3 juni 2009 een offerte uitgebracht betreffende een financiering een KeuzePlus hypotheek met een zogenaamde opeetconstructie. In die offerte is onder meer het volgende opgenomen:
Omschrijving: Geldlening, waarbij kosteloos kan worden opgenomen tot het overeengekomen leningmaximum. Zolang er geen opname plaatsvindt, is er ook geen rente verschuldigd.
(…)
Zekerheid: - Nieuw te vestigen hypotheek - Bestaande hypotheek
(…)
Leningmaximum: € 116.693,-- (…)
(…)
Overige bepalingen
(…)
 Deze hypothecaire financiering(en) bij de bank zijn op uw verzoek uitsluitend gebaseerd op de waarde van uw woning en niet (meer) op uw inkomen. U bent bekend met de risico’s die daaraan verbonden zijn. Zo kan uw woning verkocht moeten worden om uw financiering(en) bij de bank en de daaraan verbonden lasten te voldoen. U heeft jegens de bank verklaard dat u zich bewust bent van deze risico’s en deze acceptabel te achten.
 Aanvullende opeisingsgrond
Als het totaal opgenomen bedrag van de door de bank aan u verstrekte financiering(en), waarvoor tot zekerheid op uw eigen woning is gevestigd, groter of gelijk is aan 75% van de executiewaarde van die woning, dan zijn deze financieringen in aanvulling op de overeengekomen opeisingsgronden zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit onmiddellijk opeisbaar. In dit kader wordt onder executiewaarde verstaan de door de bank verwachte opbrengst bij executoriale verkoop van de woning.
(…)
2.2.
Op 15 juni 2009 heeft [naam 1], accountmanager Private Banking bij Rabobank, [eisers] als volgt per e-mail bericht:
Ten aanzien van de hypotheekofferte bevestig ik graag nog het volgende:
(…)

Ten aanzien van de aanvullende opeisingsgrond wil ik nog aangeven dat zolang aan de verplichtingen wordt voldaan (lees: rentebetalingen) zowel jullie als de bank er geen enkel belang bij heeft dat de lening wordt opgeëist.
2.3.
Op 10 juli 2009 hebben partijen een overeenkomst getekend, op grond waarvan Rabobank [eisers] een geldlening (KeuzePlus Hypotheek) verstrekt tot een bedrag van
€ 116.693,00 (leninglimiet) tegen een rente van 4,6% per jaar. Op de geldlening hoeft niet te worden afgelost, behalve in gevallen als vermeld onder “KeuzePlus Hypotheek” van de Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen van de Rabobank 2008. Als aanvullende opeisingsgrond is dezelfde bepaling opgenomen als in de offerte, zoals hiervoor vermeld onder 2.1.
2.4.
Eind 2013 bedraagt het totaal aan [eisers] verstrekte bedrag € 569.864,61. Het daarvan deel uitmakende door [eisers] opgenomen bedrag inzake de KeuzePlus hypotheek betreft € 86.557,61.
2.5.
Rabobank heeft in december 2013 geconstateerd dat de WOZ-waarde van de aan [eisers] in eigendom toebehorende woning in 2013 € 437.000,00 bedraagt. Rabobank wilde vervolgens overleg voeren met [eisers] over de verstrekte lening, waarna op 27 december 2013 een gesprek tussen partijen bij [eisers] thuis heeft plaatsgevonden, waarbij namens Rabobank [naam 2], financieel adviseur aldaar, aanwezig was.
2.6.
Rabobank heeft [eisers] bij brief van 30 december 2013 bericht dat partijen hebben gesproken over de lening en dat er nog een ruimte van € 30.055,00 is gelet op de limiet van € 116.693,00, die is gebaseerd op de in 2009 vastgestelde taxatiewaarde van de woning van € 900.000,00. Tijdens het gesprek is door Rabobank medegedeeld dat de WOZ-waarde niet toereikend is om de limiet van de KeuzePlus hypotheek te handhaven, maar dat een taxatierapport wellicht een andere waarde van de woning kan aangeven. Rabobank heeft [eisers] gevraagd om haar eind januari 2014 een taxatierapport te verstrekken.
2.7.
Bij e-mailbericht van 4 januari 2014 aan Rabobank heeft [eisers] hierop gereageerd en aangegeven dat het gesprek met Rabobank voor hem niet op een prettige wijze is verlopen. Tevens heeft [eisers] verwezen naar de mail van [naam 1] van 15 juni 2009 met daarin de mededeling over de aanvullende opeisingsgrond.
2.8.
[eisers] heeft vervolgens in januari 2014 een klacht ingediend bij Rabobank.
2.9.
Rabobank heeft de advocaat van [eisers] bij brief van 6 februari 2014 bericht dat zolang niet is aangetoond dat de marktwaarde van de woning voldoende ruimte biedt voor de verstrekte opeetconstructie de lening wordt geblokkeerd, hetgeen ook is gebeurd.
2.10.
De advocaat van [eisers] heeft Rabobank bij brief van 12 februari 2014 de waardeverklaring van de woning van [eisers] van 8 januari 2014 doen toekomen, waarbij de woning door Haaxman Makelaars is getaxeerd op € 630.000,00 (marktwaarde). Tevens heeft zij Rabobank verzocht om de lopende financieringen zonder beperkingen te handhaven.
2.11.
Partijen hebben vervolgens (met behulp van hun advocaten) getracht om in overleg te treden, maar dat is niet gelukt.
2.12.
De advocaat van Rabobank heeft [eisers] bij brief van 25 juli 2014 medegedeeld dat de kredietlimiet is vastgesteld op € 95.018,15, waardoor het gebruik van de KeuzePlus Hypotheekrekening is geblokkeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de voorzieningenrechter
I. Rabobank veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom tot verhoging van de kredietlimiet tot de geldende limiet, zijnde een bedrag van
€ 116.693,00, binnen twee dagen na dit vonnis,
II. Rabobank veroordeelt in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskoten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Rabobank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gegeven.
4.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Rabobank ten onrechte zijn rekening heeft geblokkeerd. Volgens [eisers] is Rabobank niet bevoegd om de kredietlimiet te verlagen, nu dit in de financieringsovereenkomst niet als zodanig is opgenomen. De aanvullende opeisingsgrond zoals opgenomen in de offerte en de overeenkomst geldt gelet op de inhoud van de mail van [naam 1] van 15 juni 2009 niet, aldus [eisers]. [eisers] heeft de overeenkomst pas ondertekend nadat hij het e-mailbericht had ontvangen en dat bericht vervolgens aan de overeenkomst gehecht. Volgens [eisers] maakt dit e-mailbericht dan ook onderdeel uit van de overeenkomst. De woning staat niet onder water en in het verleden is bovendien nimmer gefinancierd op basis van de WOZ-waarde van de woning. Daarnaast betaalt [eisers] iedere maand tijdig de verschuldigde rente. Tot slot is de lopende betaalrekening van [eisers] in 2009 ten onrechte gewijzigd in een KeuzePlus hypotheekrekening. Nu die rekening is geblokkeerd, heeft dit tot betalingsmoeilijkheden geleid voor [eisers].
4.3.
Rabobank heeft het voorgaande weersproken en zich op het standpunt gesteld dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de inhoud van de KeuzePlus hypotheekovereenkomst van 10 juli 2009 en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden (de Algemene Bankvoorwaarden, de Algemene Voorwaarden voor Hypotheken van de Rabobank Organisatie 1992 en de Algemene Voorwaarden voor Particuliere Geldleningen van de Rabobank 2008) en niet door het e-mailbericht van 15 juni 2009. Zowel op grond van de aanvullende opeisingsbepaling als op grond van hetgeen in de algemene voorwaarden is bepaald, is Rabobank bevoegd de financiering direct op te eisen indien het bedrag van de verstrekte financieringen groter dan of gelijk is aan 75% van de executiewaarde van de onroerende zaak, hetgeen thans het geval is.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Vaststaat dat zowel in de offerte als in de ondertekende overeenkomst een aanvullende opeisingsgrond is opgenomen, die bepaalt dat als het totaal opgenomen bedrag van de door Rabobank verstrekte financiering, waarvoor tot zekerheid een hypotheek op de woning is gevestigd, groter of gelijk is aan 75% van de executiewaarde van die woning, de financiering zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit onmiddellijk opeisbaar is. [eisers] beroept zich in dit kort geding op een e-mailbericht van 15 juni 2009 van [naam 1], op dat moment accountmanager Private Banking bij Rabobank. Hierin heeft [naam 1] [eisers] ten aanzien van die aanvullende opeisingsgrond meegedeeld dat zolang aan de verplichtingen wordt voldaan (lees: rentebetalingen) zowel [eisers] als de bank er geen enkel belang bij heeft dat de lening wordt opgeëist.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de aanvullende voorwaarde zoals opgenomen in zowel de offerte als in de overeenkomst niet zou gelden vanwege de inhoud van het e-mailbericht van 15 juni 2009. [eisers] heeft daartoe onvoldoende aangevoerd. Ook al zou het zo zijn dat het e-mailbericht aan de overeenkomst zou zijn gehecht, dan maakt dat – voorshands geoordeeld – nog niet dat daarmee de aanvullende opeisingsgrond opzij zou worden gezet of niet meer zou gelden. Of de algemene voorwaarden waarop Rabobank zich beroept al dan niet ter hand zijn gesteld, zoals Rabobank stelt en [eisers] betwist, kan dus in het midden blijven, nu de opeisingsgrond ook in de offerte en de overeenkomst zelf is vermeld.
4.6.
Ter zitting is komen vast te staan dat Rabobank in overleg heeft willen treden met [eisers] over de hoogte van de financiering, maar dat dit overleg van de hand is gewezen door [eisers]. Ook na de zitting hebben partijen nog geprobeerd om te overleggen, maar dit heeft kennelijk niet tot enig resultaat geleid. [eisers] heeft een taxatierapport overgelegd gedateerd 8 januari 2014, waarin diens woning is getaxeerd op een bedrag van € 630.000,00 (marktwaarde). Uitgaande hiervan – en dus niet van de WOZ-waarde van de woning –
en de reeds verstrekte financiering van € 569.864,61 betekent dit dat de verstrekte financiering 90% van de marktwaarde van de woning (€ 569.864,61 / € 630.000,00 x 100% = 90%) bedraagt. Aan de aanvullende opeisingseis wordt derhalve ruimschoots voldaan, zodat een nader gesprek tussen partijen om bijvoorbeeld andere zekerheid te bieden aan de orde is. Indien [eisers] hieraan niet wenst mee te werken, is Rabobank in beginsel gerechtigd om de kredietlimiet te bevriezen. Onder die omstandigheden kan dan ook geen sprake zijn van een opheffing van de blokkade, dan wel verhoging van de kredietlimiet. Dat [eisers] door de blokkade niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen, omdat de KeuzePlus hypotheekrekening tegelijkertijd ook zijn lopende betaalrekening was, maakt het voorgaande niet anders. Hoewel dit erg vervelend is/was voor [eisers], is ter zitting gebleken dat [eisers] inmiddels bij een andere bank een nieuwe rekening heeft geopend, en dat hij daar zijn bankzaken regelt (in- en uitkomende betalingen). [eisers] heeft thans dan ook geen directe last meer van de blokkade, behalve dan dat hij niet langer gebruik kan maken van de kredietfaciliteit.
4.7.
De vordering van [eisers] zal dus worden afgewezen en [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de Rabobank tot op heden begroot op € 1.424,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 24 september 2014.