ECLI:NL:RBGEL:2014:6068

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
267133
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Anticipatie op geschillenregeling over de uitvoering van de ondertoezichtstelling en omgangsregeling tussen moeder en minderjarige

In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 juli 2014, hebben de grootouders van een minderjarige, geboren op 29 november 2006, bezwaar gemaakt tegen een omgangsregeling die door de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland was vastgesteld. De minderjarige was onder toezicht gesteld en de grootouders voerden de dagelijkse zorg over haar. De kinderrechter had eerder op 24 maart 2014 de ondertoezichtstelling verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De stichting had op 30 juni 2014 een omgangsregeling vastgesteld, maar de grootouders stelden dat deze regeling in strijd was met de belangen van de minderjarige. Ze voerden aan dat de communicatie met de moeder moeizaam verliep en dat de minderjarige zich onprettig voelde bij haar moeder.

Tijdens de zitting op 22 juli 2014 werd de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter oordeelde dat de grootouders ontvankelijk waren in hun verzoek, ondanks dat de moeder het eens was met de aanwijzing van de stichting. De kinderrechter benadrukte dat de nieuwe wetgeving, die per 1 januari 2015 in werking zou treden, pleegouders een rechtsingang zou bieden in geschillen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter besloot dat de opbouw van de contactregeling in het belang van de minderjarige was, ondanks de zorgen van de grootouders. De kinderrechter wees het verzoek van de grootouders af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere belanghebbende zijn eigen kosten droeg.

De kinderrechter concludeerde dat de voorgestelde regeling door de stichting onverkort uitgevoerd moest worden, en dat de grootouders en de moeder de communicatie moesten verbeteren met behulp van Entréa. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep werd uiteengezet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/267133 / JE RK 14-1101
Datum uitspraak: 29 juli 2014

beschikking van de kinderrechter

in de zaak van

fam. [naam] wonende te Nijmegen,

hierna te noemen de grootouders,
advocaat mr. M.E.W. van Schaijk te Arnhem,
tegen

de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, locatie Nijmegen,

hierna te noemen de stichting,
betreffende

[naam] geboren op 29 november 2006 te Nijmegen,

hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
mw. [naam](de moeder),
wonende te [postcode en woonplaats]
[straatnaam en huisnummer]

Het procesverloop

Gezien de stukken, waaronder:
- de verzoekschriften met bijlagen van 9 juli 2014, ingekomen ter griffie op
09 juli 2014.
Op 22 juli 2014 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord daarbij zijn:
- de grootvader, mede namens de grootmoeder, bijgestaan door
mr. M.E.W. van Schaijk, advocaat te Arnhem,
- namens de moeder, mr. M.M.P. Gerrits, advocaat te Wijchen,
- twee vertegenwoordigsters van de stichting.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- mw. [naam moeder].
De feiten
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 24 maart 2014 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 23 maart 2015. De kinderrechter heeft bij beschikking van
24 maart 2014 tevens een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) tot uiterlijk 13 maart 2015.
Bij besluit van 30 juni 2014 heeft de stichting, bij wijze van aanwijzing op de voet van artikel 1:263a Burgerlijk Wetboek, de volgende omgangsregeling vastgesteld.
Verblijf van [naam minderjarige] bij haar moeder:
  • zaterdag 13 juli 10:00 uur tot zaterdag 19 juli 12:00 uur;
  • maandag 4 augustus 10:00 uur tot zondag 10 augustus 12:00 uur;
  • vrijdag 11 augustus 12:00 uur tot zondag 24 augustus 16:00 uur;
  • vrijdag 5 september (moeder haalt [naam minderjarige] van school) tot 7 september 16:00 uur.
  • vanaf de week van 5 september gaat [naam minderjarige] een weekend per twee weken naar moeder. [naam minderjarige] wordt op vrijdag van school gehaald door moeder. Zondag om 16:00 uur gaat ze weer naar haar grootouders.
  • over schoolvakanties zullen afzonderlijke afspraken worden gemaakt.
De stichting heeft aan haar besluit ten grondslag gelegd dat na de zitting van 24 maart 2014 gebleken is dat er nagenoeg geen communicatie is tussen de moeder en de grootmoeder terwijl tijdens deze zitting is besproken dat de moeder en de grootouders in onderling overleg aan de uitbreiding van het contact tussen de moeder en [naam minderjarige] wilden werken. De moeder en de grootouders zijn niet in staat geweest om afspraken te maken over de omgang tussen [naam minderjarige] en haar moeder. De stichting heeft de moeder en de grootouders een uitnodiging gestuurd om hierover in gesprek te gaan, maar de grootouders hebben de afspraak afgezegd. De stichting heeft daarom besloten een omgangsregeling schriftelijk vast te stellen.

Het verzoek

De grootouders hebben verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door de stichting op 30 juni 2014 gegeven aanwijzing voornoemd, vervallen te verklaren. Kosten rechtens.
Door de grootouders is aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de aanwijzing van
30 juni 2014 in strijd is met de belangen van [naam minderjarige]. De grootouders stellen dat de communicatie met de moeder (nog steeds) moeizaam verloopt. Derhalve hebben de grootouders weer contact gezocht met Entréa teneinde de systeemtherapie te hervatten. De grootouders en de moeder hebben samen (nog) geen afspraken gemaakt over de uitbreiding van de omgang, maar zij willen dit nog wel proberen. Van de gezinsvoogd hebben de grootouders immers begrepen dat de moeder hier ook voor open staat. In het kader van de voortgang van de omgang tussen [naam minderjarige] en de moeder was er op 30 juni 2014 een gesprek met de gezinsvoogd, de moeder en de grootouders gepland. De grootouders hebben verzocht het gesprek te verplaatsen omdat de grootmoeder een ziekenhuisopname had. Op 30 juni 2014 heeft de grootvader begrepen dat de gezinsvoogd zonder overleg met de moeder, de grootouders en de minderjarige een omgangsregeling heeft vastgesteld.
De grootouders achten het niet in het belang van de minderjarige dat zij bij haar moeder overnacht. In de afgelopen maanden heeft [naam minderjarige] een aantal maal bij de moeder overnacht en zij heeft dat als onprettig ervaren. De grootouders hebben ook zorgen over de opvoeding- en thuissituatie bij de moeder, bijvoorbeeld over het ontbijt en over de privacy van [naam minderjarige].
Voorts hebben de grootouders verzocht de werking van de schriftelijke aanwijzing te schorsen gelet op het feit dat de aangewezen omgangsregeling reeds ingaat op 13 juli 2014.

Standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder wordt bepleit de grootouders niet ontvankelijk te verklaren in het verzoek om dat alleen in beroep kan worden gekomen tegen een schriftelijke aanwijzing door de gezaghebbende ouder. Subsidiair wordt aangegeven dat de moeder zich helemaal kan vinden in de voorgestelde contactopbouw zoals de stichting deze heeft vastgesteld in haar schriftelijke aanwijzing van 30 juni 2014.
De gezinsvoogd acht de opbouw van het contact met de moeder in het belang van [naam minderjarige]. Wel is het urgent dat de grootouders en de moeder opnieuw met behulp van Entréa de communicatie op gang brengen. De zogenaamde screening van de pleegouders als netwerkpleeggezin is formeel nodig en geeft hen ook aanspraak op de reguliere pleegzorgvergoeding.

De beoordeling

Ontvankelijkheid pleegouders/grootouders
Aangezien de moeder het eens is met de aanwijzing heeft zij geen bezwaar gemaakt. Indien zij wel de regeling ter discussie had gesteld en de zaak aan de kinderrechter had voorgelegd, zouden de grootouders als belanghebbenden zijn opgeroepen en waren hun bezwaren onderdeel van de besluitvorming geworden. Formeel gezien biedt de huidige regelgeving over de schriftelijke aanwijzing geen eigen rechtsingang voor de grootouders, immers kan een schriftelijke aanwijzing enkel aan gezaghebbende ouders en minderjarigen van 12 jaar en ouder worden gericht. In deze situatie waarin grootouders al lange tijd de volledige dagelijkse zorg hebben gedragen en een substantiële contactregeling tussen de moeder en [naam minderjarige] wordt opgebouwd is sprake van een wijziging die van invloed is op het gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM van de grootouders en [naam minderjarige]. De grootouders dienen dit aan de rechter ter toetsing te kunnen voorleggen.
In de nieuwe wetgeving welke naar verwachting per 1 januari 2015 in werking zal treden, is aan pleegouders wel een rechtsingang verschaft in de vorm van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. Het kan volgens de wettekst gaan ‘over geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen’. Hiervan zijn uitgezonderd gedragingen van een uitvoerder van de maatregel of jeugdhulp waarvoor een klachtenregeling is. In de parlementaire geschiedenis geeft de staatssecretaris aan dat met name pleegouders gebruik zullen maken van de regeling, bij overplaatsingen van hun pleegkind binnen één jaar en geschillen tussen bureau jeugdzorg en de pleegouders over een (gewijzigde) omgangsregeling tussen ouders en kind, (EK 32015, nr E, p. 14.). Deze nieuwe rechtsingang kan echter niet op informele wijze benut worden. Verzoekers dienen een advocaat in de arm te nemen.
De kinderrechter zal anticiperen op de nieuwe wetgeving en grootouders ontvankelijk achten in hun verzoek.
De opbouwregeling
Ter zitting is door en namens de grootouders aangegeven niet tegen een opbouwregeling te zijn. De aanwijzing van de stichting heeft hen echter overvallen en de signalen van [naam minderjarige] dienen goed besproken te worden. Hiervoor is het nodig dat het traject bij Entréa weer wordt opgepakt. De snelheid van de opbouw achten de grootouders niet in het belang van [naam minderjarige], ook zou besproken moeten worden dat [naam minderjarige] graag af en toe contact wil hebben met de grootouders als zij langere tijd bij haar moeder verblijft.
De kinderrechter acht de opbouw van de contactregeling wel in het belang van [naam minderjarige]. Zij is ruim zeven jaar en op die leeftijd kunnen kinderen in het algemeen prima een veertiendaagse weekendregeling overzien en een korte vakantie van een week. Haar uitlatingen over het verblijf bij haar moeder duiden eerder op een loyaliteitsconflict, dan dat deze reden kunnen vormen om het contact te beperken. De door de stichting voorgestelde regeling zal derhalve onverkort uitgevoerd moeten worden.
Wel blijft het zorgelijk dat de grootouders en moeder door de onenigheid over de opbouwregeling weer moeilijk met elkaar kunnen overleggen. Zij dienen voortvarend het traject bij Entréa weer op te pakken.
Nu ter zitting is gebleken dat zowel de moeder als de stichting op korte termijn procedures wilden opstarten over het verblijf van [naam minderjarige] bij haar moeder, is met belanghebbenden afgesproken dat deze mogelijke procedures pas in oktober 2014 gezamenlijk behandeld zouden worden. Belanghebbenden hebben dan tijd om onder begeleiding van Entréa [naam minderjarige] te laten wennen aan de veertiendaagse weekenden en vakantie bij haar moeder.
Proceskosten
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere belanghebbende de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de grootouders af en compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere belanghebbende de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.H. Groothedde als griffier en in het openbaar uitgesproken op
29 juli 2014
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.