In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen een stichting en een werknemer, [verweerder]. De werknemer was sinds 15 februari 2004 in dienst bij de stichting als begeleider nachtdienst. Tijdens een nachtdienst op 10 juni 2013 vond er een incident plaats met een bewoner, wat leidde tot een forse schaafwond bij de bewoner. De stichting had eerder een ontbindingsverzoek ingediend, dat door de kantonrechter op 27 november 2013 was afgewezen, omdat de betrokken medewerkers naar behoren hadden gehandeld. Na deze afwijzing heeft de stichting geprobeerd om de arbeidsrelatie te herstellen via mediation, maar dit heeft niet het gewenste effect gehad. De stichting verzocht opnieuw om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk was ontstaan.
De werknemer heeft aanvankelijk verweer gevoerd, maar heeft zich uiteindelijk neergelegd bij een ontbinding, met een verzoek om een hogere vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de stichting niet adequaat had gereageerd op het incident en dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer was verergerd door de situatie. De rechter stelde vast dat de stichting niet had geluisterd naar de medewerkers en hen onterecht had beschuldigd. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 augustus 2014 en kende de werknemer een vergoeding toe van € 141.701,40 bruto, gebaseerd op de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 5. De stichting werd ook veroordeeld in de proceskosten.