ECLI:NL:RBGEL:2014:5971

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2014
Publicatiedatum
19 september 2014
Zaaknummer
C/05/268661/KZ RK 14/364
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter door verzoekster op grond van vermeende partijdigheid

Op 15 september 2014 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die de kantonrechter mr. I.C.J.I.M. van Dorp had gewraakt. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedure tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en verzoekster, waarbij verzoekster op 6 augustus 2014 de kantonrechter had gewraakt. De procedure was daarop geschorst. De kantonrechter had in een brief van 2 september 2014 laten weten niet in de wraking te berusten. Tijdens de zitting op 15 september 2014 was verzoekster niet verschenen, noch de kantonrechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster haar wrakingsverzoek had gegrond op de stelling dat zij de rechtbank niet erkent en dat er voor haar maar één rechter is, namelijk God. De rechtbank oordeelde dat deze stelling geen concrete feiten of omstandigheden bevatte die objectief de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingsgrond van verzoekster werd afgewezen, en de rechtbank besloot dat de procedure tussen Menzis en verzoekster hervat zou worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in deze procedure niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: C/05/268661/KZ RK 14/364
Beslissing van 15 september 2014 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoekster]
wonende te [plaats],
verzoekster tot wraking, hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. I.C.J.I.M. van Dorp,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Op 6 augustus 2014 is een procedure van Menzis Zorgverzekeraar N.V. te Wageningen (hierna: Menzis) tegen verzoekster (zaak/rolnummer 3044236 CV EXPL 14-3585) op de rolzitting van de kantonrechter aan de orde geweest.
1.2.
Bij brief van 6 augustus 2014 heeft verzoekster de kantonrechter gewraakt, waarna de procedure tussen Menzis en verzoekster is geschorst.
1.3.
Bij brief van 2 september 2014 heeft de kantonrechter medegedeeld dat zij niet in de wraking berust.
1.4.
Het verzoek tot wraking is behandeld ter zitting van 15 september 2014. Verzoekster is daarbij niet verschenen. De kantonrechter is met bericht niet verschenen. Van deze zitting heeft de griffier aantekening gehouden. Bij sluiting van het onderzoek ter zitting is bepaald dat binnen twee weken uitspraak wordt gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat zij de rechtbank niet als zodanig erkent. De hoofdreden daarvan is dat er voor haar maar één rechter is en dat is God. Verzoekster stelt dat de kantonrechter de vermeende koning dient en niet God, waardoor zij geen recht kan spreken. Verzoekster stelt dat zij soeverein is en alleen aan God verantwoording hoeft af te leggen.

3.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft verklaard niet te berusten in het tegen haar gerichte verzoek tot wraking. Zij heeft aangegeven dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit objectief de vrees voor partijdigheid kan worden afgeleid.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de wrakingsgrond het volgende. De
omstandigheid dat verzoekster de rechtbank niet erkent omdat er naar haar mening maar één rechter is, namelijk God, is geen klacht die concrete feiten en omstandigheden bevat waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de kantonrechter, of zwaarwegende aanwijzingen voor
objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kan afleiden. Deze wrakingsgrond van verzoekster raakt in de kern de legitimiteit van de aanstelling van iedere rechter. De stelling van verzoekster dat de rechtbank de, in haar woorden, vermeende koning dient, kan naar het oordeel van de wrakingskamer evenmin tot de conclusie leiden dat sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid bij de kantonrechter. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding voor toepassing van de misbruikbepaling van artikel 39, lid 4, Rv nu verzoekster haar wrakingsverzoek heeft gegrond op feiten en omstandigheden die voor iedere rechter gelden.
4.5.
Gelet op het vorenstaande wordt beslist als volgt.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het wrakingsverzoek van 6 augustus 2014 ongegrond;
- bepaalt dat de procedure met zaak/rolnummer 3044236 CV EXPL 14-3585 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de procedure met zaak/rolnummer 3044236 CV EXPL 14-3585 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, M. Engelbert-Clarenbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2014.
Griffier Voorzitter