hij op of omstreeks 14 december 2012 te Harderwijk en/of in Ermelo, althans in Nederland
als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,22 milligram, in elk geval
hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, in dier voege dat hij onder feit 1 de gradatie grove schuld bewezen acht. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft de tenlastelegging niet weersproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank grondt haar oordeel op het volgende.
Op 14 december 2012 vond er een verkeersongeval plaats op de N302, zijnde de Flevoweg, in de gemeente Ermelo.Bij het ongeval botste een personenauto van het merk Mercedes met kenteken [kenteken] tegen een links in de berm staande boom.Ter plaatse troffen verbalisanten in de Mercedes op de bijrijdersstoel een beknelde niet bij bewustzijn zijnde persoon aan welke later bleek te zijn [slachtoffer]. Op de bestuurdersstoel zat een persoon die aan de hand van zijn rijbewijs aan gaf te zijn [verdachte] (hierna: verdachte).
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de Mercedes bestuurde en dat hij alcohol had gedronken.Uit onderzoek bleek dat het alcoholgehalte van het bloed van verdachte 1,22 milligram alcohol per milliliter bloed betrof.Het bloed van verdachte is ongeveer twee uur na het plaatsvinden ongeval afgenomen.Verdachte heeft ter zitting voorts verklaard dat hij op enig moment in een slip raakte en dat hij zich niet kan herinneren wat de aanleiding hiervoor was.Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij dagelijks over de bewuste weg reed.In het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) wordt op basis van de aangetroffen sporen en de afgelegde verklaringen de conclusie getrokken dat het ongeval niet te wijten was aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van dit voertuig (opmerking rechtbank: dat is verdachte). Uit het sporenonderzoek zijn drift/glijsporen vastgesteld afkomstig van de uitbrekende Mercedes. De personenauto gleed met de rechterzijde tegen een links in de berm naast het fietspad staande boom.Op de weg zijn geen zichtbare sporen aangetroffen.Op het moment van het ongeval was het donker en was het wegdek nat/vochtig. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval onder andere meerdere fracturen aan zijn bekken opgelopen waarbij een genezingsduur van zes maanden wordt geschat. Daarnaast heeft het slachtoffer blijvend ernstig hersenletsel opgelopen, waarvan de omvang op dit moment nog niet vast te stellen is.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
De vraag die de rechtbank, gelet op het voorgaande, dient te beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval en welke mate van schuld dit oplevert, roekeloos, danwel zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag van de verdachte De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van roekeloos dan wel zeer onoplettend (grove verkeersfout) verkeersgedrag van verdachte zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke verkeersfout. Daartoe is het volgende van belang.
De kern van de door verdachte gemaakte verkeersfout bestaat hierin dat hij als bestuurder van een auto een stuurfout heeft gemaakt en daardoor met zijn auto aan de linkerzijde van de weg is geraakt. Daarbij komt dat hij onder invloed verkeerde van alcohol. Bij verdachte bedroeg zijn alcoholpromillage 1,22 mg per ml bloed, hetgeen ongeveer tweeënhalve keer de wettelijk toegestane hoeveelheid betreft om een auto te mogen besturen. Hoewel niet vastgesteld kan worden met welke snelheid verdachte heeft gereden is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die dus door eigen toedoen onder invloed van alcoholische drank verkeerde, de situatie ter plekke kennelijk niet goed heeft ingeschat. Verdachte is, hoewel hij de weg kende en er geen technische mankementen aan zijn auto waren, in het donker terwijl de weg nat danwel vochtig was in een flauwe bocht van de weg geraakt. Dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden volgt uit het feit dat uit het ingestelde onderzoek ter plaatse niet is gebleken van enig remspoor en bovendien uit het feit dat verdachte geen redengevende verklaring heeft kunnen geven waarom hij in een slip raakte, anders dan dat dit het gevolg moet zijn geweest van zijn overmatige drankgebruik. Niet is dan ook gebleken van een omstandigheid waarop verdachte zelf geen invloed heeft gehad en die de plaatsgevonden verkeersmanoeuvre in de hand heeft gewerkt en verdachte zou kunnen disculperen.
Gelet op deze verkeersfouten, het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich hiermee in een situatie heeft gebracht waar een ongeval, zoals dat heeft plaatsgevonden, voorzienbaar was. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Het gedrag van verdachte is ook verwijtbaar omdat het ongeval vermijdbaar was. Verdachte had er immers voor kunnen kiezen na het drinken van alcohol de auto te laten staan danwel geen alcohol te drinken voordat hij in de auto stapte om naar huis te rijden.
De rechtbank merkt het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het slachtoffer ondervindt meer dan een jaar na de aanrijding nog ernstige lichamelijke gevolgen, waarbij met name aangetekend moet worden dat [slachtoffer] blijvend hersenletsel heeft overgehouden aan het verkeersongeval.
Het ongeval en het letsel van Sahin ten gevolge van de aanrijding zijn niet alleen door het handelen van verdachte veroorzaakt, maar ook aan zijn schuld te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 14 december 2012 te Ermelo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto, Mercedes, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Flevoweg, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol en
daarbij niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,
en daarbij dat motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en vervolgens in een slip is geraakt en vervolgens is gebotst tegen een in de linkerberm staande boom,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer],
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;