7.primair:
hij op 6 november 2013 te Nunspeet met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel aan de [adres 6], meer geurtjes (Bruno Banani), toebehorende aan [benadeelde 1];
hij op 6 november 2013 te Harderwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel aan de [adres 7], meer geurtjes, toebehorende aan [benadeelde 1] Harderwijk.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 bewezenverklaarde:
Telkens:
Diefstal
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 7 primair en 8 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd door verdachte doorgebracht in voorarrest. De officier van justitie heeft aangegeven verdachte te beschouwen als een zogenaamde frequente recidivist en voor elk feit één maand gevangenisstraf te hebben gevorderd.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een achttal winkeldiefstallen. Dergelijke feiten zorgen voor veel ergernis, overlast en schade voor de winkeliers.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de politierechter acht geslagen op de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft een uitgebreid strafblad op het gebied van vermogensdelicten, in het bijzonder winkeldiefstallen. Hij is blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2013 bij herhaling tot (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen veroordeeld. Verdachte laat zich aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen blijkbaar volstrekt niets gelegen liggen en heeft gekozen voor het leven van een notoire en onverbeterlijke winkeldief.
Blijkens de beknopte informatie die vanuit de zijde van de reclassering over verdachte bekend is, wenst hij niet over zijn leefomstandigheden te praten en/of mee te werken aan een reclasseringsadvies. Zulks is ook ter terechtzitting nog eens vastgesteld. De politierechter kan en zal dan ook geen rekening kunnen houden met verzachtende omstandigheden die de verdachte betreffen. Verdachte kiest er immers voor om over alles te zwijgen. Dat is zijn goed recht. De politierechter vermoedt evenwel dat een (iets) meer open instelling, in ieder geval over zijn leefomstandigheden, hem meer zou kunnen opleveren met het oog op de toekomst.
De officier van justitie heeft aangegeven acht te hebben geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS, die bij een eenvoudige winkeldiefstal in het geval van frequente recidive telkens één maand gevangenisstraf voorschrijven.
De politierechter heeft die oriëntatiepunten ook tot uitgangspunt genomen. De gevorderde één maand gevangenisstraf per feit doet naar het oordeel van de politierechter evenwel onvoldoende recht aan de ernst van de feiten en is uit het oogpunt van speciale preventie onvoldoende om verdachtes hardnekkige recidivegedrag een halt toe te roepen. Daarbij komt dat de politierechter acht heeft geslagen op enkele strafvermeerderende factoren, zoals:
- de waarde en de hoeveelheid van de weggenomen goederen;
- er is geen teruggave van de goederen mogelijk in een groot aantal van de gevallen;
- er is geen verhaalsmogelijkheid op verdachte in de meeste gevallen;
- de mate van professionaliteit (het gebruik van een zogenaamde ‘rooftas’), en ten slotte;
- het strooptochtkarakter van het geheel.
De politierechter rekent dan ook met zes (6) weken per feit. In totaal levert dit een gevangenisstraf van 48 weken op. In zoverre komt de politierechter dan ook tot een hogere straf dan gevorderd.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering
tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 554,94.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg
van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft
geleden tot een bedrag van € 200,69; het bedrag dat is genoemd als schadebedrag in de
aangifte.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal
worden toegewezen.
Voor het overige zou de behandeling van de vordering naar het oordeel van de politierechter
een onevenredige belasting van dit strafgeding opleveren. In zoverre kan de
benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar
vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de politierechter de
maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen
wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 27 februari 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 24c, 27, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 primair, 7 primair en 8 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als bovenvermeld;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
(achtenveertig) 48 weken;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
veoordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 200,69.
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 2] een bedrag te betalen van € 200,69, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van 27 februari 2012, te weten van:
tien (10) weken gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, politierechter, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2014.