ECLI:NL:RBGEL:2014:5849

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
05/720128-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging, vrijspraak voor gijzeling en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De feiten vonden plaats in de periode van 24 tot en met 25 mei 2014 in Nijmegen, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft gedwongen in een voertuig te stappen en hem heeft bedreigd met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen en een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt om hem te intimideren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van gijzeling en bedreiging met een vuurwapen, omdat de tenlastelegging op deze punten niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Daarnaast werd de dagvaarding van de medeverdachte, de 33-jarige broer van de verdachte, nietig verklaard voor een deel van de bedreigingen, omdat deze tegenstrijdigheden bevatte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstal met geweld, waarbij hij een tas met waardevolle spullen van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720128-14
Datum zitting : 02 september 2014
Datum uitspraak : 16 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2014 tot en met 25 mei 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een voertuig te stappen en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht geslagen en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen, althans in de richting van een been, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] gehouden/gericht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] de woorden: "ik schiet je door je knie" en/of "ik maak je
kapot", althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking gebruikt en/of
- ( via de telefoon) tegen die [slachtoffer 2] de woorden (zakelijk weergegeven)
dat hij ([slachtoffer 2]) direct moest komen en dat hij ([slachtoffer 2]) 500 euro moest betalen, omdat ze anders hem ([slachtoffer 1]) dood zouden maken, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking, gebruikt en/of gezegd dat hij/zij de tablet/computer (terug) wilde(n) hebben;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks 24 mei 2014 tot en met 25 mei 2014, te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld en/of een tablet, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen in een voertuig te stappen en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen, althans in de richting van een been, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden/gericht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] de woorden: "ik schiet je door je knie" en/of "ik maak je kapot" althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking heeft/hebben gebruikt en/of
- ( via de telefoon) tegen die [slachtoffer 2] de woorden (zakelijk weergegeven) dat hij ([slachtoffer 2]) direct moest komen en dat hij ([slachtoffer 2]) 500 euro moest betalen, omdat ze anders hem ([slachtoffer 1]) dood zouden maken, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking heeft/hebben gebruikt en/of gezegd dat hij/zij de tablet/computer (terug) wilde(n) hebben, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2014 tot en met 25 mei 2014, te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 40 euro) en/of een telefoon (I Phone) en/of een paspoort en/of een kentekenbewijs en/of een bankpas en/of een
zorgpas en/of een ROC-pas en/of sleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) die tas met geweld van de nek/schouder van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken;
3.
hij in of omstreeks 24 mei 2014 tot en met 25 mei 2014, te Nijmegen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "Je komt hier niet levend uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, achter zijn broeksband heeft weggehaald en/of in zijn hand heeft genomen, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft vastgehad;
4.
hij op of omstreeks 29 oktober 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte's mededader(s) (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek je huis in de fik en/of "we gaan je huis in de fik steken", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 29 oktober 2013, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachte’s mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: “Wij willen geld van je moeder hebben anders schiet ik jou dood” en/of “we steken jullie huis in de fik” en/of “we komen terug voor jou [slachtoffer 4], we gaan je huis in de fik steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 02 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd dhr. [slachtoffer 1].
De officier van justitie, mr. M.A.J.H. Muurmans, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De geldigheid van de dagvaarding
De tenlastelegging onder 4 en 5 behelst - kort gezegd - de beschuldiging dat verdachte op 29 oktober 2013 zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, danwel met zware mishandeling door te dreigen dat hij, verdachte, het huis van aangevers voornoemd in de fik zou gaan zetten.
De rechtbank komt ambtshalve tot het oordeel dat deze tenlastelegging ten aanzien van feit 4 geheel en ten aanzien van feit 5 voor wat betreft de woorden
“we steken jullie huis in de fik” en/of “we komen terug voor jou [slachtoffer 4], we gaan je huis in de fik steken”innerlijk tegenstrijdig is en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding ten aanzien van genoemde feiten toegeschreven is op het feit ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ danwel ‘bedreiging met zware mishandeling’. Dat is feitelijk uitgewerkt met de woorden:
‘immers’waarna de uitwerking van een bedreiging met brandstichting volgt. De wetgever heeft uitdrukkelijk gekozen om naast andere vormen van bedreiging, zoals die tegen het leven gericht en die met zware mishandeling, een bedreiging met brandstichting als aparte bedreiging op te nemen. De steller van de tenlastelegging heeft in het kwalificerende gedeelte bedreiging met brandstichting echter niet opgenomen. Omdat dit niet gebeurd is, is de tenlastelegging (gedeeltelijk) innerlijk tegenstrijdig en derhalve nietig voor wat betreft feit 4 en feit 5 gedeeltelijk.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 3 tenlastegelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. [slachtoffer 1] is door verdachte en zijn medeverdachte gedwongen om in de auto te stappen omdat [slachtoffer 2] geld moest betalen. Verdachte is voorts achter [slachtoffer 2] aangerend en hij heeft hem bedreigd met woorden en een vuurwapen. Aangevers zijn dezelfde dag naar de politie gegaan en waren bang.
Beoordeling door de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair en subsidiair en feit 3 niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Uit het dossier komen twee lezingen naar voren die op essentiële punten haaks op elkaar staan. Het enige objectieve bewijsmiddel in deze zaak bestaat uit de camerabeelden. In de screenshots van deze beelden ziet de rechtbank geen ondersteuning van de aangiften. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken voor het de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 24 mei 2014 op 25 mei 2014 heeft verdachte aan de tas van [slachtoffer 1] getrokken, waardoor de schouderband van de tas kapot ging. Verdachte heeft de tas meegenomen in de auto. [2] In de tas zat een bedrag van ongeveer € 40,-, een I Phone, een paspoort, een kentekenbewijs, een bankpas, een zorgpas, een ROC-pas en sleutels toebehorend aan [slachtoffer 1]. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte zijn tas pakte en eraan trok. Daarop ging de schouderband kapot. [4]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de tas van aangever had afgepakt. [5] Dit ging niet netjes en de tas ging hierdoor kapot. Verdachte wilde eigenlijk geld hebben. [6] Verdachte heeft verklaard dat de enige zonde die hij had begaan het afpakken de tas van aangever was. [7] Ook heeft verdachte verklaard dat hij wist dat het strafbaar is om een tas af te pakken. [8] Ter zitting heeft de verdachte een nagenoeg gelijkluidende verklaring afgelegd.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal met geweld bewezen. De rechtbank ziet geen ondersteuning in het dossier voor een nauwe en bewuste samenwerking met andere(n) en spreekt derhalve vrij van het medeplegen van deze diefstal met geweld.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 24 mei 2014 tot en met 25 mei 2014, te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een hoeveelheid geld ongeveer 40 euro en een telefoon (I Phone) en een paspoort en een kentekenbewijs en een bankpas en een
zorgpas en een ROC-pas en sleutel(s), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte die tas met geweld van de nek/schouder van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 oktober 2013 is verdachte samen met zijn broer aangehouden in Nijmegen. Zij reden op dat moment in een rode auto. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde feit. De aangifte en de getuigenverklaringen komen niet overeen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat hij verdachte en zijn broer op 27 oktober 2013 in een rode auto voor de woning aan de [straat] in Nijmegen zag staan. Aangever heeft verklaard dat verdachte en zijn broer wilden dat aangever bij ze in de auto zou stappen. Aangever wilde dit niet. Hij hoorde verdachte hierop roepen: “Wij willen geld van je moeder hebben anders schiet ik jou dood”. [10]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte tegen aangever zei dat aangever bij verdachte in de auto moest stappen. Toen aangever niet instapte bij verdachte begon verdachte te schreeuwen. [getuige] hoorde verdachte in het Papiamento schreeuwen: “Als niemand met mij wil praten, dan wordt jij doodgeschoten.” [11]
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever omstreeks 29 oktober 2013 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verklaring van getuige [getuige] ondersteunt de aangifte op een cruciaal punt. [getuige] heeft het woord ‘doodschieten’ ook gehoord uit de mond van verdachte. De rechtbank heeft derhalve de overtuiging dat de woorden zoals in de aangifte opgenomen, of in elk geval woorden van gelijke dreigende aard of strekking, door verdachte richting aangever zijn geroepen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
5.
hij omstreeks 29 oktober 2013, in de gemeente Nijmegen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: “Wij willen geld van je moeder hebben anders schiet ik jou dood” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
‘diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken’
Ten aanzien van feit 5:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 t/m 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 juli 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft onder meer een diefstal met geweld gepleegd. Hij heeft de tas van [slachtoffer 1] van zijn schouder getrokken en deze meegenomen. Verder heeft verdachte [slachtoffer 4] bedreigd met de woorden dat hij hem dood zou schieten of woorden van gelijke strekking.
Dergelijke strafbare feit zijn in de regel zeer beangstigend voor slachtoffers.
De rechtbank neemt mee in haar overweging echter ook mee dat zij verdachte vrij spreekt van een aantal in zwaarte overheersende feiten, waaronder een gijzeling. De rechtbank komt zodoende uit op een andere strafmodaliteit dan de officier van justitie.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat er met betrekking tot feit 2 weliswaar sprake is van inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar dat er gelet op de omstandigheden van het geval, niet gesteld kan worden dat dit een ‘ernstige’ inbreuk behelst in de zin van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is derhalve niet gehouden om op grond van dat artikel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 t/m 3 tenlastegelegde feiten. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een deugdelijke onderbouwing ontbreekt en dat het schade onderbouwingsformulier niet volledig is ingevuld. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van feit 4 in zijn geheel en feit 5 voor zover inhoudende:
“we steken jullie huis in de fik” en/of “we komen terug voor jou [slachtoffer 4], we gaan je huis in de fik steken”;
Spreekt verdachte vrij van de onder
1 primair, 1 subsidiair en 3 tenlastegelegdefeiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
20 (twintig) uren, zijnde 40 (veertig) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. S. Brinkhoff (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie regio Oost-Nederland, Districtsrecherche Nijmegen opgemaakte proces-verbaal, OPS dossiernummer 2014066029, onderzoek 08 GEUL, gesloten op 8 juli 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], p. 100, 3e alinea; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
3.Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2014, p.84, 5e en 6e alinea; een proces-verbaal aantreffen goederen aangever in 3TRP61, p. 85.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], p. 100, 3e alinea.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 39, 5e alinea.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 46, 1e alinea en 2e alinea.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 40, 3e alinea.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 47, 3e alinea, 5e zin.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 oktober 2013, p. 11.
10.Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], p. 22.
11.Een proces-verbaal verhoor getuige [getuige], p. 43, laatste alinea en p. 44 eerste alinea.