ECLI:NL:RBGEL:2014:5555

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
1 september 2014
Zaaknummer
248618
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na tekortkoming in overeenkomst van aanneming van werk tussen Broekhuis Harderwijk en Hazelaar

In deze zaak vordert Broekhuis Harderwijk schadevergoeding van Hazelaar, naar aanleiding van een overeenkomst van aanneming van werk voor saneringswerkzaamheden. Broekhuis Harderwijk stelt dat Hazelaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, wat heeft geleid tot schade. Hazelaar betwist dat er sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk en beroept zich op verjaring van de vordering. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst wel degelijk een overeenkomst van aanneming van werk is, maar dat de vordering van Broekhuis Harderwijk is verjaard. De rechtbank overweegt dat de verjaringstermijn van twee jaar is verstreken, omdat Broekhuis Holding, de opdrachtgever, geen eis heeft ingesteld binnen de gestelde termijn. Broekhuis Harderwijk kan zich niet beroepen op de lastgeving van Broekhuis Holding, omdat zij niet de opdrachtgever is en dus niet als gerechtigde kan worden aangemerkt. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt Broekhuis Harderwijk in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 2 juli 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/248618 / HA ZA 13-545
Vonnis van 2 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BROEKHUIS HARDERWIJK BV
gevestigd te Harderwijk
eiseres
advocaat mr. J. Verhoeven te Alphen aan den Rijn
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAZELAAR/HMVT MILIEUTECHNIEK BV
gevestigd te Coevorden
gedaagde
advocaat mr. F.A.M. Knüppe
behandelend advocaat mr. J.M.H.W. Bindels, beiden te Arnhem.
Partijen zullen hierna Broekhuis Harderwijk en Hazelaar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 januari 2014;
  • het verkorte proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2014;
  • de akte uitlating van de zijde van Broekhuis Harderwijk;
  • de antwoordakte uitlating van de zijde van Hazelaar.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Broekhuis Harderwijk is een autodealer in Harderwijk en onderdeel van de Broekhuis Groep. Zij is eigenaar van een perceel grond te Harderwijk aan de [adres]. De grond op dat perceel is op twee locaties verontreinigd. In verband met renovatie van de bebouwing op het perceel diende de bodem te worden gesaneerd.
2.2.
Hazelaar is een onderneming die zich bezighoudt met bodemsanering.
2.3.
Uit een brief van 20 mei 2003 van Hazelaar aan ‘Bodembureau’, de milieukundig begeleider van de sanering, met als onderwerp
Prijsaanbieding grondsanering inclusief grondwaterzuivering, wordt geciteerd:
Naar aanleiding van uw verzoek tot prijsopgave, ontvangt u hierbij onze prijsaanbieding inzake saneringswerkzaamheden ter plaatse van de Autogarage Broekhuis gelegen aan de [adres].
Deze aanbieding is gebaseerd op de volgende gegevens:
- saneringsplan Broekhuis Auto’s aan de [adres], Geo&Hydro rapport 640H1, d.d. februari 2003.
Werkzaamheden:
- voorbereidende werkzaamheden;
- tanks verwijderen en verschroten 3 stuks 10 m³;
- aanbrengen bemaling (2 keer) en instandhouden;
- verontreinigde grond ontgraven en afvoeren;
- plaatsen van air-spargingsfilters;
- aanleg in situ systeem;
- aanleg afvoer zuivering;
- bestaande installatie bewerken;
- zuivering van grondwater;
- instandhouden zuivering;
- Injecteren en intermitterend onttrekken;
- Veiligheidsmaatregelen;
Het werk, conform bijgaande staat van te verrichten werkzaamheden / staat van verrekenprijzen, kan voor u uitgevoerd worden voor de prijs van € 97.934,00 exclusief de B.T.W.. (...)
2.4.
Bij brief van 16 januari 2004 heeft Broekhuis Holding aan Hazelaar onder meer als volgt bericht:
Hierbij verlenen wij u opdracht voor het uitvoeren van saneringswerkzaamheden ter plaatse van Autogarage Broekhuis op perceel [adres], uitgaande van uw aanbieding van 20 mei 2003 (...), de aanvulling van 25 juni 2003 (...) en de financiële specificatie van 22 oktober 2003, zoals besproken en overeengekomen na afstemmingsoverleg met begeleidend architect [naam 1] en de milieukundig begeleider, [naam 2], (Het Bodemburo), een en ander voor een bedrag van € 92.368,79 voor saneringswerkzaamheden en een bedrag van € 7.829,50 aan begeleidende analyses ter optimalisatie van de insitusanering (...).
2.5.
Uit een faxbericht van 19 januari 2004 van Hazelaar aan Broekhuis Holding wordt geciteerd:
Hierbij willen wij onze dank uitspreken voor uw opdracht van 16 januari 2004, voor de
in-situ bodemsanering bij Autogarage Broekhuis aan de [adres].
(...) Ten aanzien van de saneringsdoelstelling merken wij op dat wij weliswaar een inspanningsverplichting, hebben maar geen saneringsverplichting. Het saneringsplan is niet door ons ontworpen en derhalve kunnen wij hiervoor geen garanties afgeven. (...)
2.6.
Bij brief van haar advocaat van 9 september 2009 heeft Broekhuis Holding Hazelaar onder meer bericht:
Namens mijn cliënte Broekhuis Holding B.V. wend ik mij hierbij tot u in verband met het volgende.
In opdracht van cliënte is door u de sanering uitgevoerd van de verontreiniging van de bodem (grond en water) op de locatie [adres]. De verontreiniging is voornamelijk conform insitu-techniek uitgevoerd, op welk terrein u specialist bent. Op basis van het rapport van Hunneman Milieuadvies te Raalte van juni 2009 moet worden vastgesteld dat de saneringsdoelen niet zijn gehaald en dat sprake is van een aanmerkelijke restverontreiniging, die door de Gemeente Harderwijk aanleiding is aanvullend onderzoek te eisen en eventuele nadere saneringsmaatregelen. (...) Cliënte heeft mij het dossier ter hand gesteld met de vraag te onderzoeken wie (welke partij) hierin een verwijt valt te maken. Op basis van de mij ten dienste staande gegevens is mijn (voorlopige) beoordeling dat er rekening mee moet worden gehouden dat er sprake is van een tekortschieten aan uw zijde. (...) Ik nodig u dan ook uit om uw zienswijze schriftelijk aan mij te doen toekomen. (...) Nadat ik uw reactie heb kunnen beoordelen en bespreken met cliënte, zal ik u vervolgens schriftelijk berichten.
2.7.
Uit een brief van 29 oktober 2009 van de gemeente Harderwijk aan Autobedrijf Broekhuis met als onderwerp ‘Beoordeling evaluatie sanering’ (betreffende de sanering op het perceel [adres]) wordt geciteerd:

4.Conclusies

4.1
Er is nog steeds sprake van een nieuw geval van ernstige bodemverontreiniging binnen een inrichting waarvoor Burgemeester en Wethouders van de gemeente Harderwijk het bevoegd gezag zijn. (...)
4.2
Er is niet gesaneerd conform het plan. Daardoor is er sprake van een overtreding van artikel 13 (Wbb). Gesteld wordt dat u verplicht bent alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van u kunnen worden gevergd.
2.8.
In het dossier bevindt zich de volgende verklaring van [naam 3], gedateerd op 7 april 2014:
LASTGEVING
De besloten vennootschap
Broekhuis Holding B.V., te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam 3], verklaart last te hebben gegeven aan de besloten vennootschap
Broekhuis Harderwijk B.V., om de vordering van Broekhuis Holding B.V. op HMVT/Hazelaar Milieutechniek B.V. op eigen naam te innen.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Broekhuis Harderwijk vordert, na eiswijziging, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Hazelaar ten titel van schadevergoeding zal veroordelen tot betaling aan Broekhuis Harderwijk van € 119.310,94, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
Hazelaar zal veroordelen in de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente alsmede in de nakosten.
3.2.
Broekhuis Harderwijk legt het volgende aan deze vordering ten grondslag. Tussen Broekhuis Holding en Hazelaar is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen, op grond waarvan Hazelaar saneringswerkzaamheden heeft uitgevoerd. Hazelaar is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst. Als gevolg daarvan heeft Broekhuis Holding schade geleden. Broekhuis Holding heeft Broekhuis Harderwijk last gegeven de vordering die Broekhuis Holding op grond hiervan op Hazelaar heeft op eigen naam te innen. Broekhuis Harderwijk heeft die lastgeving openbaar gemaakt bij akte uitlating van 9 april 2014 (onder 27).
3.3.
Hazelaar betwist dat de overeenkomst tot het uitvoeren van saneringswerkzaamheden een overeenkomst van aanneming van werk is (conclusie van antwoord 66 tot en met 72). Voor het geval dat zou worden geoordeeld dat die overeenkomst wel een overeenkomst van aanneming van werk is, beroept Hazelaar zich op verjaring (conclusie van antwoord 73).
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de overeenkomst tot het uitvoeren van saneringswerkzaamheden een overeenkomst van aanneming van werk. De werkzaamheden die Hazelaar zou uitvoeren, zoals deze zijn omschreven in de brief van 16 januari 2004 en in de documenten waarnaar in die brief wordt verwezen, zijn erop gericht de toestand van de bodem van het te saneren perceel te wijzigen en wel zo dat de daarin aanwezige vervuiling tot een aanvaardbaar niveau werd teruggebracht. Aldus heeft Hazelaar het op zich genomen een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen in de zin van artikel 7:750 BW. Aan deze kwalificatie van de overeenkomst als aanneming van werk staat niet in de weg dat aan de uitvoering ervan het saneringsplan van een derde ten grondslag lag en dat Hazelaar om die reden in haar faxbericht van 19 januari 2004 aan Broekhuis Holding te kennen heeft gegeven dat zij ten aanzien van de saneringsdoelstelling niet meer dan een inspanningsverplichting op zich had genomen.
3.5.
Omdat de overeenkomst naar het oordeel van de rechtbank een overeenkomst van aanneming van werk is, komt het beroep van Hazelaar op verjaring aan de orde. Hazelaar heeft dat beroep als volgt toegelicht. Op grond van artikel 7:761 lid 1 BW verjaart elke rechtsvordering wegens een gebrek in het opgeleverde werk (in dit geval de sanering van het perceel aan de [adres]) door verloop van twee jaren nadat de opdrachtgever (in dit geval Broekhuis Holding) ter zake heeft geprotesteerd. Hazelaar heeft gesteld dat zij niet meer van Broekhuis Holding heeft vernomen sinds de brief van 9 september 2009, waarin Broekhuis Holding als haar voorlopige oordeel heeft uitgesproken dat Hazelaar toerekenbaar is tekortgeschoten. Hazelaar concludeert daaruit dat de vordering van Broekhuis Holding per 9 september 2011 is verjaard. Broekhuis Harderwijk heeft zich bij akte uitlating van 9 april 2014 (onder 12) over het verjaringsverweer uitgelaten in het kader van haar reactie op het verweer ‘dat namens de verkeerde partij is gedagvaard’. Zij heeft betoogd dat zij bij honorering van dat verweer onredelijk zou worden benadeeld omdat zij dan zou worden geconfronteerd met een verjaringsverweer en haar vordering niet meer geldend zou kunnen maken. Zij licht dat in een noot als volgt toe: “De laatste stuitingshandeling door de Holding dateert van december 2009. De verjaringstermijn bij aanneming van werk bedraagt twee jaar. De vordering van de Holding is in dat geval in december 2011 verjaard. (De inleidende dagvaarding waarin Broekhuis [Harderwijk, rechtbank] als eiseres optreedt dateert van mei 2011).”
3.6.
Volgens Broekhuis Harderwijk kan Hazelaar zich er niet op beroepen dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen met haar (maar met Broekhuis Holding). Zij betoogt daartoe dat Hazelaar zich in het incident heeft beroepen op een overeenkomst met Broekhuis Harderwijk, zodat zij thans geen ander standpunt meer kan innemen. Volgens haar is het verweer gedekt, dan wel is sprake van een gerechtelijke erkentenis. Ook staat volgens haar een goede procesorde aan dat beroep in de weg. Ten slotte beroept Broekhuis Harderwijk zich op rechtsverwerking. Hierover wordt overwogen als volgt. Broekhuis Harderwijk heeft aanvankelijk gesteld dat de overeenkomst tot het verrichten van saneringswerkzaamheden is gesloten tussen haar en Hazelaar. Ter comparitie is zij hiervan teruggekomen en heeft zij een ander standpunt ingenomen, namelijk dat de overeenkomst is gesloten tussen Broekhuis Holding en Hazelaar en dat zij optreedt als lasthebber. Het is niet aan Broekhuis Harderwijk om Hazelaar te houden aan de erkenning van een stelling die zij zelf heeft verlaten. Broekhuis Harderwijk wordt daarom niet in deze betogen gevolgd.
3.7.
Op grond van artikel 3:316 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde die in de vereiste vorm geschiedt. De rechtsvordering wegens een gebrek in de opgeleverde zaak, zoals hier aan de orde, komt in beginsel toe aan de opdrachtgever bij de overeenkomst van aanneming van werk. Dat was Broekhuis Holding. Partijen zijn het erover eens dat Broekhuis Holding binnen de in artikel 7:761 lid 1 BW gestelde termijn van twee jaar vanaf september 2009 dan wel december 2009 geen eis heeft ingesteld of een andere daad van rechtsvervolging heeft gepleegd. Wel heeft Broekhuis Harderwijk een dagvaarding uitgebracht op 30 mei 2011, maar zij is niet de opdrachtgever bij de overeenkomst van aanneming van werk en dus geen ‘gerechtigde’ in de zin van artikel 3:316 lid 1 BW. Als Broekhuis Harderwijk ten tijde van dagvaarding lasthebber was geweest, dan had zij wel als gerechtigde kunnen worden aangemerkt, maar het is gesteld noch gebleken dat dit het geval is geweest. De lastgeving van 7 april 2014 houdt niets in over het moment waarop de last is gegeven. De conclusie is dat de vordering is verjaard.
3.8.
Broekhuis Harderwijk wordt als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd en met nakosten.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt Broekhuis Harderwijk in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Hazelaar begroot op € 3.537,- aan vast recht en € 4.263,- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Broekhuis Harderwijk in de nakosten, aan de zijde van Hazelaar bepaald op € 131,- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,- voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.
coll.: CLB