Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 26 februari 2014
- de akte na comparitie van [gedaagde] van 26 maart 2014
- de akte in het geding brengen van stukken, tevens akte uitlating van de vereniging van 9 april 2014
- de akte van [gedaagde] van 7 mei 2014
- de akte van de vereniging van 21 mei 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
grondonder het gebouw en eromheen, tot de afrastering, met toestemming van de eigenaar (eerst
gebouwis de beoordeling meer gecompliceerd. Partijen debatteren uitvoerig over de vraag welk deel van het gebouw als hoofdzaak moet worden beschouwd en of sprake is van horizontale natrekking vanuit [perceel 2] van het op [perceel 1] gebouwde deel, zodat de vereniging als eigenaar van het gehele gebouw moet worden beschouwd. Met de beantwoording van die vraag is echter in beginsel nog niets gezegd over het antwoord op de vraag of de overbouw mag blijven staan. Deze vormt immers na de intrekking van de toestemming - welke intrekking in de vordering tot amotie opgesloten mag worden geacht - een inbreuk op de eigendom van [naam 1]. Indien amotie daarvan moet worden bevolen, verliezen partijen hun belang bij de gevorderde verklaringen voor recht omtrent de eigendom van het gebouw. Dat geldt ook als geen sprake zou zijn van horizontale natrekking vanuit [perceel 2]. Het gehele gebouw wordt dan immers óók in stand gehouden door de vereniging: met de intrekking van de toestemming is die instandhouding een onrechtmatige inbreuk op de eigendom van [gedaagde].
of zonder verzet van die ander aldaar meer dan twintig jaren heeft gestaan,kan te allen tijde vorderen dat die ander hem tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van het gebouw of werk in de bestaande toestand verleent, indien hij door wegruiming van het overstekende deel onevenredig zwaar zou worden benadeeld.
gehelegebouw. Zijn stelling is dat het zonder bouwvergunning is gerealiseerd, en dat (daarmee) in strijd wordt gehandeld met het vigerende bestemmingsplan. Partijen voeren een uitgebreid debat over de vraag of het huidige gebruik van het gebouw - sinds enige jaren als hondentrimsalon en niet meer als verenigingsgebouw - planologisch geoorloofd is en of het gebouw ten gevolge daarvan zou moeten wijken. De rechtbank laat het oordeel over die vraag (nog) achterwege, nu niet ondenkbaar is dat amotie van de overbouw het gehele gebouw onbruikbaar en zinloos zal maken. Partijen zijn het echter niet eens over de vraag waar de kadastrale grens het gebouw (precies) doorklieft. Om een ten uitvoer te leggen bevel tot amotie van de overbouw te kunnen geven moet daarover eerst duidelijkheid bestaan. Daarover zal dus een onpartijdig deskundig oordeel vereist zijn, bij voorkeur door het kadaster. Partijen zullen zich daarover (aantal deskundigen, eventuele namen, te stellen vragen) echter bij akte moeten kunnen uitlaten, het eerst de vereniging.