ECLI:NL:RBGEL:2014:5485

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
248286
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot revindicatie van een strook grond

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een vordering tot revindicatie van een strook grond door de besloten vennootschap RAIL SIDE BV tegen [eiseres]. De rechtbank heeft op 9 juli 2014 vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/05/248286 / HA ZA 13-537. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 januari 2014, waarin [eiseres] werd opgedragen te bewijzen dat de vordering van Rail Side tot revindicatie van de strook grond was verjaard. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis overwogen dat de strook grond, die omheind is en onderdeel uitmaakt van het perceel van [eiseres], haar als houder kan aanmerken, waardoor zij op basis van artikel 3:109 BW wordt vermoed bezitter te zijn.

Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de echtgenoot van [eiseres] en een voormalig buurtbewoner. De getuigenverklaringen gaven aan dat er altijd een hek heeft gestaan op de plaats waar het nu staat, wat de rechtbank overtuigde van de continuïteit van de situatie. Ondanks dat Rail Side betwistte dat de situatie altijd zo is geweest, oordeelde de rechtbank dat de getuigenverklaringen voldoende bewijs boden voor de verjaring van de vordering.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de primaire vordering van [eiseres] tot verklaring voor recht dat zij eigenaar is geworden van de gearceerde strook grond, toewijsbaar is. De reconventionele vordering van Rail Side tot ontruiming van de strook werd afgewezen. De rechtbank heeft Rail Side als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 1.710,82. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/248286 / HA ZA 13-537
Vonnis van 9 juli 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. de Rooij te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAIL SIDE BV,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Rail Side genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 januari 2014
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 april 2014
  • de conclusies na getuigenverhoor van 28 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 29 januari 2014 is [eiseres] opgedragen te bewijzen dat de vordering van Rail Side tot revindicatie van de strook is verjaard. In verband hiermee heeft [eiseres] zichzelf, haar echtgenoot (de heer [naam 1]), een vriendin (mevrouw
[naam 2]), een neef ([naam 3]) en een voormalig buurtbewoner, tevens ex-werknemer van haar echtgenoot de heer [naam 1], [naam 4]) als getuigen doen horen. In verband met de bewijsopdracht is van belang de overweging van de rechtbank onder 4.3. van het genoemde tussenvonnis dat de strook grond waarover het in deze procedure gaat, thans zodanig is omheind dat het onderdeel is geworden van het op het perceel van [eiseres] gelegen weiland waardoor [eiseres], naar de verkeersopvattingen beoordeeld, als houder daarvan kan worden aangemerkt en ingevolge artikel 3:109 BW wordt vermoed daarvan bezitter te zijn.
2.2.
Alle getuigen verklaren dat op de plaats waar thans een hek staat altijd een hek heeft gestaan. Weliswaar gaan de verklaringen tot wel 40 jaren terug maar de rechtbank ziet geen reden om reeds daarom aan de juistheid van de verklaringen te twijfelen. In dit verband is de verklaring van [naam 3] van belang waar hij zich precies herinnert dat het vee in het weiland van [eiseres], het weiland gelegen achter het hek, door het hek de berm aan andere zijde kon begrazen waardoor, zo voegt deze getuige daaraan toe, de berm nooit gemaaid hoefde te worden. Rail Side stelt dat uit deze verklaring niet volgt dat de daarin beschreven situatie – het grazen door het hek – altijd heeft bestaan. De rechtbank ziet dat echter anders. De genoemde getuige verklaart dat in zijn beleving het hek altijd op dezelfde plek heeft gestaan, hetgeen hij, gelet op zijn verklaring, onderbouwt met de stelling dat het vee de berm aan de andere zijde kon begrazen. Hieruit kan niet anders worden afgeleid dan dat de getuige ook wat betreft het begrazen van de berm, een sinds zijn herinnering (teruggaand tot de jaren ‘70) ongewijzigde situatie heeft bedoeld.
2.3.
[eiseres] en haar echtgenoot hebben verklaard dat het hek op enig moment onderbroken is geweest, dit naar aanleiding van aan hen tijdens de getuigenverhoren getoonde, en in de procedure overgelegde en in het tussenvonnis reeds besproken foto’s uit 1979. Rail Side stelt dat de verklaring van [eiseres] met betrekking tot die onderbreking op een of meerdere onderdelen tegenstrijdig is met die van haar echtgenoot. Gelet op de voor verjaring relevante termijn van twintig jaar (artikel 3:306 BW) is de periode waarop de gestelde tegenstrijdigheid betrekking heeft echter niet van belang. De rechtbank hoeft over die gestelde tegenstrijdigheid dan ook niet te oordelen.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat de op de bevrijdende verjaring gerichte primaire vordering van [eiseres] – een verklaring voor recht – zal worden toegewezen. De vordering bevat een verwijzing naar een aan de dagvaarding gehechte kadastrale kaart met daarin een door [eiseres] gearceerde strook die deel uitmaakt van perceel [nummer] van Rail Side en die, naar hij stelt, door verjaring zou zijn verkregen. Het gaat om de volgende kaart met gearceerde intekening.
2.5.
Rail Side heeft niet bestreden dat de buitenzijde van de gearceerde strook overeenkomt met de plaats waar het hek nu staat zodat de rechtbank, uitgaande van een sinds jaar en dag ongewijzigde situatie wat betreft de situering van het hek, bij de toewijzing van de vordering ook van die buitenlijn zal uitgaan.
2.6.
Door toewijzing van de bedoelde primaire vordering in conventie wordt aan de subsidiaire vordering in conventie niet meer toegekomen. Daarmee zal Rail Side als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 274,00 voor het griffiegeld, € 92,82 voor het betekenen van de dagvaarding en € 1.344,00 (3,5 punt x tarief 1) als geliquideerd salaris advocaat.
2.7.
Nu in conventie zal worden vastgesteld dat [eiseres] door verjaring eigenaar is geworden van de gearceerde strook zoals hiervoor vermeld, zal de reconventionele vordering strekkende tot de ontruiming daarvan worden afgewezen. Daarmee is Rail Side als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie aan te merken en zal zij in de kosten in reconventie worden veroordeeld. Omdat de reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie, zal het geliquideerde salaris advocaat op halve punten worden gewaardeerd, daarmee uitkomend op € 672,00 (3,5 x 0,5 x tarief 1).

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] eigenaar is van het deel van het perceel, kadastraal bekend gemeten [plaats], sectie B, nummer [nummer], dat is gelegen binnen de op dit perceel aanwezige hekken, gearceerd weergegeven op de onder 2.4. van dit vonnis overgenomen kadastrale kaart,
3.2.
veroordeelt Rail Side in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.710,82,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie:
3.4.
wijst de vorderingen af,
3.5.
veroordeelt Rail Side in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] begroot op € 480,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.