Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 januari 2014
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 11 april 2014
- de conclusies na getuigenverhoor van 28 mei 2014.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een vordering tot revindicatie van een strook grond door de besloten vennootschap RAIL SIDE BV tegen [eiseres]. De rechtbank heeft op 9 juli 2014 vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer C/05/248286 / HA ZA 13-537. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 januari 2014, waarin [eiseres] werd opgedragen te bewijzen dat de vordering van Rail Side tot revindicatie van de strook grond was verjaard. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis overwogen dat de strook grond, die omheind is en onderdeel uitmaakt van het perceel van [eiseres], haar als houder kan aanmerken, waardoor zij op basis van artikel 3:109 BW wordt vermoed bezitter te zijn.
Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de echtgenoot van [eiseres] en een voormalig buurtbewoner. De getuigenverklaringen gaven aan dat er altijd een hek heeft gestaan op de plaats waar het nu staat, wat de rechtbank overtuigde van de continuïteit van de situatie. Ondanks dat Rail Side betwistte dat de situatie altijd zo is geweest, oordeelde de rechtbank dat de getuigenverklaringen voldoende bewijs boden voor de verjaring van de vordering.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de primaire vordering van [eiseres] tot verklaring voor recht dat zij eigenaar is geworden van de gearceerde strook grond, toewijsbaar is. De reconventionele vordering van Rail Side tot ontruiming van de strook werd afgewezen. De rechtbank heeft Rail Side als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] zijn begroot op € 1.710,82. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.