In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de verdachte terecht voor poging tot verkrachting, subsidiair feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en diefstal van een tas tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen in 2013. De zittingen vonden plaats op verschillende data in 2014, met de uitspraak op 26 augustus 2014. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar werd beschouwd. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de onvrijwilligheid van het seksuele contact en dat de tas mogelijk verloren was in plaats van gestolen.
De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot verkrachting of de feitelijke aanranding, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Ook de diefstal van de tas werd niet bewezen geacht, aangezien de verklaring van de aangeefster niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het tenlastegelegde feit niet bewezen was.
De rechtbank besloot tevens dat de inbeslaggenomen kleding, die toebehoorde aan de aangeefster, vernietigd kon worden, aangezien zij geen prijs stelde op teruggave. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.