ECLI:NL:RBGEL:2014:5438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
25 augustus 2014
Zaaknummer
05/740143-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot verkrachting en diefstal tijdens Vierdaagsefeesten in Nijmegen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de verdachte terecht voor poging tot verkrachting, subsidiair feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en diefstal van een tas tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen in 2013. De zittingen vonden plaats op verschillende data in 2014, met de uitspraak op 26 augustus 2014. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar werd beschouwd. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de onvrijwilligheid van het seksuele contact en dat de tas mogelijk verloren was in plaats van gestolen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot verkrachting of de feitelijke aanranding, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Ook de diefstal van de tas werd niet bewezen geacht, aangezien de verklaring van de aangeefster niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het tenlastegelegde feit niet bewezen was.

De rechtbank besloot tevens dat de inbeslaggenomen kleding, die toebehoorde aan de aangeefster, vernietigd kon worden, aangezien zij geen prijs stelde op teruggave. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740143-13
Datum zitting : 11 februari 2014, 17 februari 2014, 4 maart 2014, 27 mei 2014 en 19 augustus 2014
Datum uitspraak : 26 augustus 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2013 althans in de nacht van 18 juli 2013 op 19
juli 2013 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot
het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] te weten het
brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of zich
laten aftrekken door die [slachtoffer], die [slachtoffer], terwijl zij op haar hurken zat te plassen, naar achteren en/of
tegen de grond heeft geduwd en/of met zijn, verdachtes, penis uit de broek,
boven en/of op die [slachtoffer] is gaan hangen en/of liggen en/of met zijn
verdachtes be(e)n(en) heeft getracht de benen van die [slachtoffer] uit elkaar te
duwen en/of heeft getracht zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft toegevoegd dat zij hem moest aftrekken en/of voorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] geuite signalen en uitspraken dat zij voornoemde handelingen niet wilde, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 althans in de nacht van 18 juli 2013 op 19
juli 2013 te Nijmegen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het met zijn, verdachtes, penis uit de broek,
boven en/of op die [slachtoffer] te gaan hangen en/of liggen en/of te trachten zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of zich boven en/of bij die [slachtoffer] af te trekken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit die [slachtoffer], terwijl zij op
haar hurken zat te plassen, naar achteren en/of tegen de grond duwen en/of
boven en/of op die [slachtoffer] te gaan hangen/liggen en/of met zijn verdachtes be(e)n(en) te trachten de benen van die [slachtoffer] uit elkaar te duwen en/of bij de keel vastpakken van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] toe te voegen dat zij hem moest aftrekken en/of door voorbij te gaan aan de door die [slachtoffer] geuite signalen en uitspraken dat zij voornoemde handelingen niet wilde;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2013 althans in de nacht van 18 juli 2013 op 19
juli 2013 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een handtas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 19 augustus 2014 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is op die zitting verschenen. Verdachte is daarbij bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. J. Kolkman, heeft ter zitting gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter terechtzitting het woord ter verdediging gevoerd.
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van feit 1 schriftelijk in het geding gevoegd:
 mevrouw [slachtoffer].
Ter terechtzitting is de heer [gemachtigde] namens [slachtoffer] verschenen.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting.
De verklaring van aangeefster is zeer betrouwbaar en authentiek en vindt op alle punten steun in andere bewijsmiddelen, namelijk in de verklaring van getuige [getuige 1] , het DNA-bewijs, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], de toestand van aangeefster zoals door getuige [getuige 1] en verbalisant [verbalisant] beschreven, de bevindingen van de GGD over ontvellingen op haar arm en het feit dat de slip van aangeefster gescheurd is.
De verklaring van verdachte dat het seksuele contact vrijwillig was, vindt geen steun in de andere bewijsmiddelen en verdachte is bovendien op meerdere punten leugenachtig, bijvoorbeeld over zijn ontmoeting met aangeefster. Voorts is de dwangcomponent bewezen nu het voor verdachte volstrekt helder was dat aangeefster niet wilde. Aangeefster heeft zich verzet. Verdachte heeft haar met kracht tegen de grond gewerkt en met kracht en geweld geprobeerd seksueel bij haar binnen te dringen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Buiten de verklaring van aangeefster en de bij haar waargenomen emoties is er geen steunbewijs voor de onvrijwilligheid van het seksueel contact. Gelet op de route die is gelopen en de plek waar het gebeurd is, dient meer geloof te worden gehecht aan de verklaring van verdachte dan aan die van aangeefster. De emotionele ontlading die wordt waargenomen bij aangeefster kan ook om andere redenen opgetreden zijn en kunnen ook in de lezing van gebeurtenissen van verdachte te verklaren zijn. Hetzelfde geldt voor het bij aangeefster geconstateerde letsel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Aangeefster deed op 19 juli 2013 aangifte van – kort gezegd – poging tot verkrachting, dan wel aanranding door verdachte tussen 18 juli 2013 en 19 juli 2013. Verdachte heeft bekend seksueel contact met aangeefster te hebben gehad, maar hij heeft ontkend dat dit tegen haar wil was.
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot verkrachting, dan wel feitelijke aanranding van de eerbaarheid dient voldoende vast te staan dat sprake is van dwang en opzet van verdachte op het tegen de wil van aangeefster verrichten van seksuele handelingen. De verklaring van aangeefster dat sprake is geweest van dwang wordt op essentiële, de tenlastelegging dragende, onderdelen niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ook voor andere delen van de verklaring van aangeefster, zoals de diefstal van haar tas, die het gewelddadig karakter van hetgeen is gebeurd ook zou kunnen ondersteunen is in het dossier geen objectieve steun te vinden.
De verklaring van getuige [getuige 2] en verbalisant [verbalisant] zijn immers enkel gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Ten aanzien van de door hen bij aangeefster waargenomen emotionele ontlading kan een alternatieve lezing van de gebeurtenissen naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten.
Voorts kan niet worden uitgesloten dat het bij aangeefster geconstateerde letsel bestaande uit enkele schaafplekjes op haar armen, alsook het stuk gaan van haar slip op andere wijze is ontstaan dan door het uitoefenen van dwang of geweld door verdachte. De door verdachte gegeven verklaring hierover wordt door geen enkel bewijsmiddel weerlegd.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal van een tas met inhoud. De verklaring van aangeefster hierover is betrouwbaar en haar verklaring vindt steun in de andere bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De tas met inhoud van aangeefster is de dag na het incident vlakbij de plaats waar het onder 1 tenlastegelegde heeft plaatsgevonden teruggevonden tussen de auto’s. De tas kan dus ook heel goed verloren zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, nu op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte de tas met inhoud van aangeefster heeft gestolen. De verklaring van aangeefster hierover wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.De beoordeling ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding, te weten een jurk, kleur blauw (goednummer PL084A-2013070706) en ondergoed, kleur zwart, bijzonderheden zwart roze string (goednummer PL084A-2013070706-323303) toebehoren aan aangeefster en aan haar dienen te worden teruggegeven. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van aangeefster verklaard dat zij geen prijs stelt op teruggave. Derhalve kan de kleding worden vernietigd.
5. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.103,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de vordering, omdat zij het aan de verdachte tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten.
Beveelt, nu de rechthebbende de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een jurk, kleur blauw (goednummer PL084A-2013070706);
  • ondergoed, kleur zwart, bijzonderheden zwart roze string (goednummer PL084A-2013070706-323303);
niet wenst, dat deze worden vernietigd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van feit 1
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. J. Barrau (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. L.C.P. Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2014.
mr. J. Barrau is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.